maandag 25 januari 2010

Trap

Nadat ik een onkarakteristiek juichende recensie in de Volkskrant over een zekere Tim Knol had gelezen, ben ik maar eens op YouTube gaan kijken, en eerlijk is eerlijk, ik heb zelden iemand zo prettig horen zingen, zittend op een trap aan de Oudegracht:

vrijdag 22 januari 2010

Camera's


Die prachtige goal van Bergkamp tegen Argentinie, kwartfinale WK 98: pass van achteruit van Frank de Boer, perfecte aanname, onder de verdediger doorkappen, met buitenkantje achter de keeper tikken, Kunst:




Stel je voor dat er in de rust camera's in die kleedkamer hadden gehangen. Hadden we Bergkamp op de scheidsrechter horen kankeren, misschien had hij even een groene rochel in de wasbak gelegd. Had dit iets toegevoegd? Natuurlijk niet, het had de mystieke schoonheid van het doelpunt alleen maar verminderd. Voetballers moeten iets onbereikbaars houden, iets mysterieus. Eigenlijk zijn die zinloze interviews al teveel, en ik hoef ook niet in de VI te lezen dat het favoriete boek van Bergkamp 'de ontvoering van Freddy Heineken' is.

Voetballers bestaan pas, als ze in vol ornaat de arena betreden, daar doen ze hun briljante kunsten, en als ze het veld aflopen, dan verdwijnen ze in de mist, om een week later weer tevoorschijn te komen. Wat daartussen gebeurt, wil ik helemaal niet weten.

Weg met die camera's!

maandag 18 januari 2010

Schijnkunst

'Literaire fictie laat ook altijd zien hoe fictie tot stand komt en hoe ze inwerkt op het leven van personages. Gebeurt dat niet dan schrijft iemand geen literaire roman, maar doet verslag van een particuliere ervaring, is een amateur of maakt schijnkunst.'

Dit citaat is te lezen op pag. 63 van het onlangs verschenen boekje 'Het geluk van de eenzaamheid', een essay van Connie Palmen.
Het is het tweede boekje in de vorig jaar gestarte reeks 'Over de Roman' : een 'reeks essays van vooraanstaande Nederlandse en Vlaamse auteurs die wil bijdragen aan het debat over een steeds veranderend en zichzelf steeds weer vernieuwend literair genre : de 'roman'. Het eerste essay werd vorig jaar geschreven door A.F.Th van der Heijden: 'Kruis en Kraai'.

Van der Heijden begon zijn essay voortvarend, maar verzonk al vrij snel in het ophalen van autobiografische herinneringen over zijn eigen schrijversleven. Palmen heeft met 'Het geluk van de eenzaamheid' een heel wat gestructureerder essay geschreven, maar heeft ze ook gelijk?

Het belangrijkste punt dat ze wil maken is, zoals ook in bovenstaand citaat te lezen valt, dat literaire fictie altijd over fictie moet gaan. Een literaire roman behandelt volgens Palmen altijd de ficties waar personages zelf mee worstelen, waar ze door beinvloed worden, waar ze misschien aan proberen te ontsnappen. Voorbeelden hiervan zijn 'Don Quichot' (Edelman raakt van de kook door het lezen van ridderromans) of Madame Bovary (Vrouw op platteland wil net zo'n leven als in de romantische romannetjes die ze leest).

'Het menselijke maakwerk, de zin en onzin van het verzinnen en de verantwoordelijkheid voor het menselijkste van mensen, hun vermogen om zin te geven, dat is waar romans over gaan.'

('Het geluk van de eenzaamheid', pag. 66)

Het is een interessante poetica, en voor veel romans klopt hij ook wel. Veel romans handelen inderdaad over de manier waarop mensen hun leven zin proberen te geven, welke verhalen, door zichzelf of door anderen (Knielen op een bed violen!) verzonnen, ze daarvoor gebruiken, hoe ze verstrikt raken in fictie, hoe ze de ene fictie inruilen voor een andere. Het probleem is alleen, het geldt niet voor alle romans. Hierboven werd A.F.Th van der Heijden al genoemd, de boeken die de Tandeloze Tijd vormen, zijn dit romans waarin wordt getoond 'hoe fictie tot stand komt en hoe ze inwerkt op het leven van de personages?' Niet echt. Het zijn prachtige beschrijvingen van unieke ervaringen, emoties, ontwikkelingen van een mens op een bepaalde plaats in een bepaalde tijd. Ficties spelen geen hele belangrijke rol in de boeken. Is de Tandeloze Tijd dan geen literatuur? Is het 'schijnkunst', slechts verslag van een 'particuliere ervaring'?

Ik ben geneigd te denken dat de opvatting van Palmen over de roman te cerebraal is. Ze denkt vooral in filosofische termen, terwijl het gevoel nog altijd de pijler onder alle kunst is. Wanneer 'ficties' in een roman geen rol spelen, zou het geen roman zijn. Ik denk dat er prachtige romans zijn waarin niet wordt 'nagedacht over ficties.' Ik zou de definitie van literatuur eerder dicht tegen de definitie van kunst aanleggen, zoals die door Tolstoi is verwoord in diens essay 'Wat is Kunst?':

'Kunst is een menselijke activiteit die hieruit bestaat dat een mens door middel van bepaalde tekens bewust aan anderen gevoelens die hij heeft ervaren doorgeeft, op zo'n manier dat anderen deze gevoelens in zich opnemen en deze ook ervaren.'

Het verschil tussen literatuur en lectuur, zit hem er volgens mij dan vooral in, welke vorm auteurs kiezen om hun emoties vorm te geven. Kies je voor de standaard verhaaltjes en verwoordingen van de soaps (Ik hou van jou en blijf je trouw), dan maak je pulp, weet je je emoties in een originele en confronterende vorm te gieten (zowel qua taal als verhaal), dan maak je literatuur.

zondag 17 januari 2010

Succes verzekerd

Foto: Flickr, by Gustavo (lu7frb)

Kan een pissenbed de verkeerde kant opgaan? Deze vraag hield me enige tijd bezig na de uitzending van Succes Verzekerd

De vraag was de volgende:

Welk beest heeft geen ogen?

a) Een regenworm
b) Een mol
c) Een pissenbed

Met betrekking tot antwoord c, de pissenbed, zei de kandidaat (een student bedrijfseconomie) ongeveer het volgende:

'Hm, ja, een pissenbed. Die zitten onder een steen. Je tilt wel eens een steen op, en dan zie je er een paar, sommige gaan dan de goede kant op, andere de verkeerde.'

Een lichtelijk verbijsterende uitspraak die twee vragen oproept:

1: Hoe wist die gast welke pissenbedden de goede en welke de verkeerde kant opgingen? Wat weet hij van pissenbedden dat ik niet weet?

en vraag 2:

2: Kunnen pissenbedden uberhaupt de goede kant opgaan?

Om de goede kant op te kunnen gaan, moet je eerst voor jezelf een doel hebben geformuleerd, bijv. 'Ik ga naar Amsterdam.'

Als je iemand dan in de trein naar Maastricht ziet stappen, kan je denken 'He, die gaat de verkeerde kant op.' Ik denkt echter dat pissenbedden maar wat doen. Het abstract inplannen van een doel komt ergens bij de mensapen de evolutie binnensijpelen, diersoorten die daaronder zitten reageren alleen maar acuut en direct op prikkels, zonder dat er echt een doorgedacht idee achter zit. Het was een vreemde redenering, die hem uiteindelijk bracht bij antwoord a), (de regenworm) wat nog goed was ook.

Helaas ging hij bij de volgende vraag de mist in (hoe heet het vogelvriendje van Snoopy).
Het goede antwoord (Woodstock), streepte hij af omdat dat hem teveel aan Woody Woodpecker deed denken..

(Wat??)

vrijdag 15 januari 2010

Mannetjes

Foto: Flickr, by ucumari
Genant, een ander woord was niet mogelijk bij het zien van de discussie aan tafel bij Pauw en Witteman van 12-01-10, over de inval in Irak. Tineke Ceelen, directeur van Stichting Vluchteling, waagde het te opperen dat Irak er nu nog slechter aan toe is dan onder Saddam. Onder Saddam was er tenminste nog enige stabliliteit, had je een dak boven je hoofd en iets te eten. Nu leef je in een tentenkamp, heb je niets te eten en worden je dochters ontvoerd en onthoofd weer teruggebracht.


Auw, dat was tegen het zere been van de mannetjes aan tafel. Vooral Frits Wester dook er bovenop, hevig verontwaardigd. Hoe haalde mevrouwtje het in haar hoofd het regiem van Saddam te relativeren. Het maakte niet uit dat mevr. Ceelen net terug was uit Irak waar ze daadwerkelijk met de mensen had gesproken terwijl Frits op het binnenhof een beetje achter Piet Hein Donner of Jan Peter aan had lopen sluipen: Frits was persoonlijk beledigd. Het ego was geschaad, Nederland had wel degelijk een goede daad verricht, en daarmee Frits persoonlijk ook een beetje. Vreemd hoe je je kan affilieren met zaken waar je werkelijk helemaal niets mee te maken had. Zelfs had Nederland een goede daad verricht, dan nog had onze Frits er niets mee te maken. Maar dat hij een gevoelig ego heeft, weten we al sinds de nieuwsquiz van 2004

De dominee, was toepasselijk genoeg de naam van de film die Frits met een rood hoofd al uitschreeuwde nog voordat de vraag was gesteld. Peter R. de Vries rook onraad (dikke pech voor Frits dat uitgerekend Peter -er is hier een moord gepleegd - R. ook in de buurt was) en Frits was ontmaskerd als valsspeler. Een man van 42 die valsspeelt bij een quiz-je, misschien niet zo vreemd dat hij zich persoonlijk beledigd voelde voor de opmerkingen van mevr. Ceelen..

zondag 10 januari 2010

Woestijn

Foto: Flickr, by Hamed Saber
'Voor jongeren is er geen samenleving'

aldus Evelien Tonkens in de Volkskrant van 06-01-10:

'Individualisering heeft veel positieve gezichten, maar ook een armoedige kant: wie heeft je nodig?...Je moet grote keuzes maken, maar op basis waarvan? Je moet iets nuttigs doen, maar niemand zit op je te wachten... De maatschappij heeft je niet nodig, is de basis die ze vooral mee krijgen... Volle vrijheid is een sociale woestijn.'

Het is een sterk stukje, dat me deed denken aan een essay van de filosoof Ad Verbrugge.

In zijn essay 'De dood van God? De Verlichting, religie en de toekomst van het Westen', gepubliceerd in de essaybundel 'Tijd van onbehagen' (Sun, eerste druk april 2004), beschrijft Verbrugge hoe de Westerse maatschappij sinds de Verlichting langzaam aan haar innerlijk ziel en doel is kwijtgeraakt. Hij betoogt dat de idealen van de Verlichting in nauwe samenhang met het Protestantisme zijn ontstaan, zowel het idee van een 'vrije', individuele mens, als het idee van de mensenrechten en de waarde van elk individu.

Dat laatste is, betoogt hij, een zeer Christelijk idee, want uit de rationele ideeen van de Verlichting zelf, valt helemaal niet af te leiden dat elk mens uniek en evenveel waard zou zijn. Sinds God echter echt is overleden, is dat deel van de Verlichting, het 'protestantse' deel, langzaam maar zeker verdwenen. We werken tegenwoordig niet meer voor God, of voor onze naaste, we werken alleen nog maar voor onszelf, en denken alleen nog maar aan onszelf. Er is geen 'bovenindividuele bezieling' meer, betoogt Verbrugge, en als samenleving zullen we daar uiteindelijk kapot aan gaan:

'De bovenindividuele bezieling is uit het leven verdwenen; de mens ervaart zich niet meer als lid van een heilig geheel, dat hij met zijn inzet en toewijding in ere houdt en doorgeeft aan de komende generatie... De mens wil niet meer het leven als leven, hij wil niet meer de geest van zijn land of volk in leven houden, een cultuur voortzetten, maar hij wil bovenal een goede tijd hebben en carriere maken. Dit ideaal is het enige dat hij het nageslacht te bieden heeft, maar waarom zou er op grond van dit ideaal eigenlijk een nageslacht moeten zijn?

... Het verveelde amusement en de baldadigheid van de jonge generatie vormen er het levende bewijs van hoe weinig gevoel voor zinvolheid er heden ten dage wordt overgedragen. Daarover zou de discussie in de eerste plaats moeten gaan.'

Ad Verbrugge, essaybundel 'Tijd van Onbehagen', p. 241 en 243.

Het is tijd voor een nieuwe innerlijkheid, aldus Verbrugge, anders manifesteren we ons als samenleving alleen nog maar negatief: we positioneren ons tegen de Islam bijvoorbeeld, maar hebben zelf geen enkele cultuur om te verdedigen. Slechts een woestijn verdedigen we nog, en die is zo ingenomen, zeker door mensen die van oudsher gewend zijn op kamelen te rijden.

maandag 4 januari 2010

Een nare gekkenlach


Foto: Flickr, by mansionwb
'Vroeger was, als ik mij niet vergis, mijn leven een festijn waar alle harten opensprongen, waar alle wijnen stroomden.'

Aldus begint 'Een seizoen in de hel' (Une saison en enfer) van Arthur Rimbaud.

Ik ben hem gaan lezen, omdat er vaak van Bob Dylan beweert wordt dat hij door Rimbaud beinvloed is, Dylan zegt dit zelf in die documentaire van Scorsese trouwens ook:

'Illuminations, Drunken Boat', mompelt hij ergens, waarna hij een beetje vaag voor zich uit staart zoals alleen Dylan vaag voor zich uit kan staren. Enkele regels verder in 'Een seizoen in de hel', staat een groepje regels dat inderdaad een bijzonder Dylanesque indruk op me maakte:

'Ik riep de beulen om creperend in de kolf van hun geweer te bijten.

Ik riep de plagen om te verstikken in zand en bloed.

Ramspoed is mijn God geweest.

Ik heb gelegen in het slijk.

Ik heb mij laten drogen in de galgenwind.

En ik heb de waanzin op de hak genomen.

En de lente bracht mij een nare gekkenlach.'

Rimbaud, Une saison en enfer.

Er is weinig fantasie voor nodig, om Dylan deze regels te horen zingen, ondersteund door een
opzwepend akoustisch ritme, met een laatste uithaal op het einde.

zondag 3 januari 2010

Stofzuigen

Verdomd, dacht ik, toen ik in 'Veranderlijk en Wisselvallig' van Geerten Meijsing onderstaande passage las:

'Zijn melancholische dadenloosheid, de lethargie van zijn indolentie die was als een wakende staat van bewusteloosheid, liet zich gemakkelijk bezien als het gekwelde piekeren van een overgevoelige natuur. Want het was niet zo dat hij uit luiheid werkeloos bleef, maar omdat zijn geest vervuld was van inwendige visioenen, waardoor het weinig zin leek te hebben zich druk te maken met de praktische werktuigen die zijn opleiding en aanleg hem hadden aangereikt. In zijn indolentie schoot hij niet tekort voor lichamelijke activiteit; zij was de toestand die hij had bereikt doordat hij boven elke handeling dacht te staan en daar te goed voor was.'

(Geerten Meijsing - Veranderlijk en Wisselvallig, uitgave als deel 4 van de AKO Literatuurprijs Reeks, december 2005 - pagina 231)


Voortaan zal ik, als ik met tegenzin sta te stofzuigen, boterhammen sta te smeren of de plantjes water sta te geven, bij mezelf denken:

'Michiel, dit kost je alleen maar moeite omdat je denkt dat je er te goed voor bent. Je inwendige visioenen stellen niets voor, verbeeld je maar niets.'

Ik hoop dat het werkt.

zaterdag 2 januari 2010

Gebed

Foto: Flickr, by Breuls

In een recensie van de roman 'de weduwnaar' van Kluun, schrijft Elsbeth Etty het volgende:

'In de literatuur kunnen banale gebeurtenissen en voorspelbare emoties de vorm krijgen van unieke ervaringen die nooit eerder als zodanig zijn verwoord. Niet de beschreven gebeurtenis of de emotie zelf, maar de vorm en de taal bepalen het literaire gehalte. Met deze maatstaf is het onmogelijk De Weduwnaar van Raymond van de Klundert als literatuur te bestempelen.

Evenals in het eerste deel... banaliseert de schrijver herkenbare en door iedereen ervaren, maar ook voor iedereen unieke, gevoelens van liefde, schuld en rouw tot een platvloerse soap. De vorm parasiteert juist op die herkenbaarheid, de uitdrukking van de emoties sluit aan op de beleving van lezers die verwoording van dergelijke ontroeringen vooral kennen uit of ontlenen aan B-films en tv-series.'

Elsbeth Etty, NRC, 19 mei 2006.

In navolging van het alternatieve gebed van Jacques Perk, een tachtiger, uit een tijd toen kunst nog trachtte de 'allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie' te zijn:

'Schoonheid, o gij, wier naam geheiligd zij,
Uw wil geschiedde; kome Uw heerschappij;
Naast U aanbidde de aarde geen andren God!'

(Fragment uit Deine Theos, Jacques Perk),

wil ik ook een alternatief gebed voorstellen, voor de liefhebbers van Kluniaans proza:

Soap

Geef ons heden onze dagelijkse soap
En verlos ons van den boze
Wereld die het leven is
Door manengeur en prikkelrozen

Een dagelijkse soap maar niet teveel
Net genoeg om niets te voelen

Van het ware leven rest ons dan
Gelukkig slechts een vermoeden.

Amen.