vrijdag 30 april 2010

Spook

Liberalisme is een politiek systeem, waarbinnen uitgegaan wordt van de mens als een onafhankelijk, rationeel wezen dat zijn eigen beslissingen kan nemen. Deze aanname bepaalt grotendeels de spelregels van het liberalisme: we laten mensen zo veel mogelijk met rust, mensen mogen en kunnen zelf beslissen wat ze willen, wat ze kopen, wat ze verkopen, etc.

Het is duidelijk wie er in dit systeem in het voordeel zijn: onafhankelijke, rationele mensen die hun eigen beslissingen kunnen nemen. Ook is het duidelijk wie er in zo'n systeem wel eens de sjaak zouden kunnen zijn.

Afgelopen dinsdag werden executives van de Goldman Sachs Group door de Amerikaanse senaat aan de tand gevoeld: hoe kon het dat ze honderdmiljoenen waardeloze hypotheekpakketten hadden verkocht, terwijl ze heel goed wisten dat het waardeloze hypotheekpakketten waren? De mannen zaten erbij als de vermoorde onschuld, en misschien ook werkelijk een beetje verbaasd: ze hadden toch niets verkeerd gedaan?

Dat is het probleem: ze hadden inderdaad niets verkeerds gedaan. Ze hadden een spelletje gevonden waarin alle regels in hun voordeel waren, waarom dan niet lekker los gaan?

Het wordt tijd dat er weer eens een spook rond gaat waren.

woensdag 28 april 2010

Leedvermaak

Ik ben niet dol op reality tv: het is me te gemakzuchtig. Een dag lang met aan camera tegenover een visboer gaan staan, en dat dan ‘reality’ noemen, of achter een politieman aansjouwen die wielklemmen verwijderd, ik kan er niet enthousiast van worden.

‘Maar het is zo levensecht’, zeggen de voorstanders: ‘mooi man, die echte mensen.’

Voor deze voorstanders heb ik een tip: echte mensen lopen gratis en voor niets door je straat, er zijn er miljoenen van en je kan er de hele dag naar kijken. Toch gaat er niemand een dag op een markt naar een visboer staan turen, of blijft geïnteresseerd staan kijken naar een politieman die zijn werk doet. Wanneer iets op tv wordt uitgezonden, krijgt het blijkbaar extra waarde, enkel en alleen omdat het op tv is.

Nee, wil ik echte mensen zien, dan kijk ik wel uit mijn raam, als ik de tv aanzet wil ik iets waar een beetje werk in is gestoken: acteurs, een plot, vormgeving. Reality tv: de oplichterij van het afgelopen decennium.

Kleine uitzondering hierop: het genre van de ‘grove zelfoverschatting.’

Mannen die wel eens een muurtje hebben gestuct, en nu denken dat ze ook wel even een huis uit de grond kunnen trekken.

Het begint al bij de kennismaking: ‘En, Paul, hoe denk je dat je het aan gaat pakken: binnen een jaar een huis verbouwen, een ander huis op die kavel neerzetten en jullie eigen huis ondertussen verkopen?’

Paul: ‘Nou, ik klus erg graag hoor, ik heb een zwager die is tegelzetter en mijn vader werkte vroeger in de bouw.’

Camera zwenkt naar bouwval en lege kavel, de vrouw van Paul lacht en zet tevreden haar zonnebril op.

Drie maanden later:

‘En Paul, hoe gaat ’t nou?’

‘Ja, nou, meer werk dan verwacht hoor, jemig, misschien moeten we maar wat mensen gaan inhuren.’

Camera zwenkt naar kavel waar drie gammele muurtjes staan, een hele oude man doet iets vaags met een kruiwagen.

Zes maanden later:

‘Zo Paul, toch maar wat mensen ingehuurd?’

‘Ach ja, het begon een beetje uit de klauwen te lopen.’

‘En waar is je vrouw?’

‘Daar wil ik het niet over hebben.’

maandag 26 april 2010

Lekker makkelijk

Dat programma 'Lekker Slim', wat is daar toch de bedoeling van? In het begin dacht ik nog dat er aan het einde een soort 'twist' zou komen, á la 'De Grote Donorshow': 'haha, het is allemaal maar nep hoor, we wilden alleen maar laten zien hoe stom en seksistisch mannen zijn', zoiets.

Nu dat echt niet lijkt te gaan gebeuren, vraag ik me een paar dingen af.

Eén:

Hoe kan het dat niemand hiertegen protesteert? Een complete bevolkingsgroep wordt afgeschilderd als een stel idioten, uitgelachen door de andere helft. Stel je eens voor dat ze een andere 'groep' hadden gekozen, ik noem maar wat:

'Lekker handig': homo's die iets in elkaar moeten timmeren maar twee linker handen hebben en nog geen spijker in een stuk hout kunnen slaan.

'Lekker Nederlands': Turken en Marokkanen die raar Nederlands praten en niet weten hoe een buskaart werkt, of hoe je aardappels moet koken.

Ik weet het niet zeker, maar ik denk dat de kranten de volgende dag vol zullen staan over racisme en discriminatie, kamervragen, noem maar op. Waarom nu dan niet?

Twee:

Wat zijn dat voor mannen? Wat denk je, als je s'ochtends in je mooie huis je nette polo-shirt aan staat te doen, om in je auto te stappen en naar de studio te rijden, om daar keihard te gaan lachen om vrouwen die geen opleiding hebben gedaan en daarom niet zo heel veel weten? Hoe slim denken die gasten dat ze zelf zijn?

Drie:

Wat is er in vredesnaam met die Bridget Maasland aan de hand? Heeft dat mens masochistische neigingen? Is dit voor haar een soort zelfkastijding?

Antwoorden zijn welkom.

vrijdag 23 april 2010

Feest

Geschreeuw op straat: er is een ongeluk gebeurd. Lachende mensen rennen door de straten: ze zijn gretig. Kinderen dansen voor de groep uit. Een vrouw heeft in haar haast om het huis te verlaten haar hoofddoek niet goed vast kunnen maken. Tijdens het rennen knoopt ze hem wat steviger vast: ook als ramptoerist moet je Allah eerbiedigen.

De mensen willen altijd dat het waar is

'Dat is precies wat die lui willen horen! Dochter vermoordt vader. Niet hard te maken. Vrijspraak. Je kunt de teleurstelling bijna ruiken. De mensen willen altijd dat het waar is, als een ander iets verschrikkelijks lijkt te hebben gedaan, of te zijn overkomen, al naar gelang... Zo zijn de mensen toch.'

Aldus de moordenaar van de moeder van 'Hennie A' in 'Onder het plaveisel het moeras', deel 3b van 'de Tandeloze Tijd'. Hennie A. is hierin een fictionalisatie van Annie E., die misschien onschuldig in de gevangenis belandde.

'Ik ga op het bankje zitten en na het gebruikelijke ritueel zegt de voorzitter dat de jongste rechter, Van Dijk, zal beginnen met het voorlezen van het vonnis over Amber. Ik hoor Van Dijk praten en eerst begrijp ik het niet. Wat bedoelt ze? Maar dan zie ik haar verbeten gezicht, die ogen die me vol haat aankijken, en dan begrijp ik het.'

Aldus Lucia de Berk in haar boek over haar onterechte veroordeling.

Je zou bijna in de 'Ewige Wiederkehr des Gleichen' van Nietzsche gaan geloven, maar het ligt vast simpeler: universele behoefte aan zondenbokken. Ik stel voor dat alle rechters in opleiding voortaan verplicht de Tandeloze Tijd 3a en 3b moeten lezen, dat kan sowieso geen kwaad en misschien blijft er wel iets hangen.

woensdag 21 april 2010

Wanneer men slechts spreken kon

Lady Chatterley’s lover is één van de bekendste romans van de Engelse schrijver D.H. Lawrence. De eerste druk van deze roman kwam in 1928 uit in Florence, tot aan 1960 mocht het boek vanwege obsceen taalgebruik in Engeland niet gepubliceerd worden: personages in het boek gebruiken veelvuldig worden als ‘fuck’, ‘cunt’ of ‘penis’.

Lady Chatterley’s lover gaat over de affaire tussen Lady Chatterley (Constance) en haar ‘gamekeeper’: Oliver Mellors. Een thema dat door de hele roman verweven is, is de tegenstelling tussen een lichamelijk leven en een vergeestelijkt leven. De man van Constance, Sir Clifford, heeft zich, mede door een paralyse die hij overgehouden heeft aan de Eerste Wereldoorlog, volledig op een mentaal leven gestort.

Dit komt niet alleen tot uiting in de afwezigheid van seksualiteit, ook een simpele wandeling door het bos kan Sir Clifford alleen nog maar ‘mentaal’ beleven: alle bloemen die hij tegenkomt, zet hij onmiddellijk in woorden om:

‘She (Constance – M.H.) was angry with him, turning everything into words. Violets were Juno’s eyelids, and windflowers were unravished brides. How she hated words, always coming between her and life: they did the ravishing, if anything did: ready-made words and phrases, sucking all the life-sap out of living things.’

Eerder in de roman hebben we al een discussie kunnen volgen, waarbij een kennis van Sir Clifford iets soortgelijks verkondigt over woorden, het mentale leven en de doodsheid die het met zich meebrengt:

‘It’s a curious thing that the mental life seems to flourish with its roots in spite, ineffable and fathomless spite. Always been so! Look at Socrates, in Plato, and his bunch around him!… No there’s something wrong with the mental life, radically . It’s rooted in spite and envy, envy and spite. Ye shall know the tree by its fruit.’

De uitdrukking over de boom en zijn fruit wordt nog verder uitgewerkt:

‘Real knowledge comes out of the whole corpus of the consciousness; out of your belly and your penis as much as out of your brain and mind. The mind can only analyse and rationalise. Set the mind and the reason to cock it over the rest, and all they can do is to criticize, and to make a deadness… while you live your life, you are in some way an organic whole with all life. But once you start the mental life you pluck the apple… if you have nothing in your life but the mental life, then you yourself are a plucked apple… you’ve fallen of the tree. And then it is a logical necessity to be spiteful, just as it’s a natural necessity for a plucked apple to go bad.’

De kritiek op het mentale leven is duidelijk: het zorgt voor teveel abstracties, voor een verlies van lichamelijkheid en intuïtie: het zal je veranderen in een verzuurde, rotte appel, doordat je alleen nog maar je geest gebruikt, losgeraakt van de rest van het lichaam. ‘Echte kennis’ komt voort uit het hele lichaam:

‘I’m not really intelligent, I’m only a “mental-lifer”’, It would be wonderful to be intelligent: then one would be alive in all the parts mentioned and unmentionable... God! when one can only talk! Another tortures added to Hades! And Socrates started it.’

Constance hoort deze discussie tussen de mannen geamuseerd aan, maar is wel de enige die er praktische conclusies aan verbindt: ze begint haar gepassioneerde en zeer lichamelijke liefdesrelatie met Oliver Mellors.

Moeten wij ons als filosofen de bezwaren die we in deze roman tegen het ‘mentale leven’ tegen komen, nu aantrekken? Zijn wij allen verzuurde ‘mental-lifers’? Socrates wordt genoemd als de grote boosdoener, en in het ‘Symposion’ van Plato lezen we inderdaad dat hij de lichamelijke liefde afwees als zijnde inferieur. Bovendien zit er wil iets in het wraakzuchtige element dat genoemd wordt: Socrates lijkt er vaak veel plezier aan te beleven een opponent in zijn hemd te zetten.

Ook andere filosofen lijken weinig met lichamelijkheid op te hebben: van Kant wordt aangenomen dat hij als maagd gestorven is, Spinoza adviseert zijn lezers om hun leven zo ‘redelijk’ mogelijk in te richten en hun ‘passies’ zo veel mogelijk te overwinnen, waaronder hun seksuele. Of het afdoet aan de inzichten die deze filosofen ons openbaren, is natuurlijk maar de vraag. Wat maakt het uit, als Socrates een verzuurde man was, die er alleen maar op uit was zijn opponenten te vernederen? Er is wel meer groots ontstaan uit afgunst of rancune. Iets anders is, of deze manier van leven ons inderdaad ongelukkig zou maken.

Een filosoof die dit wel eens zou kunnen beamen, is Friedrich Nietzsche:

‘The man who is guided by concepts and abstractions only succeeds by such means in warding off misfortune, without ever gaining any happiness for himself from these abstractions. And while he aims for the greatest possible freedom from pain, the intuitive man, standing in the midst of a culture, already reaps from his intuition a harvest of continually inflowing illumination, cheer, and redemption – in addition to obtaining a defense against misfortune.’

( Nietzsche in ‘On truth and lie in an extra-moral sense’ (Über Wahrheit und Lüge im außermoralischen Sinne))

Misschien kan het geen kwaad, de ideeën van de romanpersonages van D.H. Lawrence en die van Nietzsche in ons achterhoofd te houden, wanneer we filosofie bedrijven, en we geen verzuurde appels willen worden. Laten we niet alleen ons hoofd gebruiken, maar ons hele lichaam! Wordt je er geen betere filosoof van, dan toch in ieder geval een gelukkiger mens. En is dat niet één van de hoofddoelen der filosofie: de zoektocht naar een gelukkig bestaan?

Een filosoof die we ten slotte de uitzondering op de regel der onthechte denkers zouden kunnen noemen, is Bertrand Russell: een groot filosoof en een groot vrouwenliefhebber. Onder zijn vele vriendinnen bevond zich onder andere Lady Ottoline Morrell, een Engelse aristocrate en patrones van de ‘Bloomsbury group’: een groep van schrijvers, dichters en andere creatievelingen die in de eerste helft van de twintigste eeuw een soort genootschap vormde. Ottoline Morrell is als gevolg hiervan fictief afgebeeld in verschillende romans, volgens sommige critici heeft ze onder andere model gestaan voor:… Lady Chatterley.

maandag 19 april 2010

Boodschappen

Er zijn maar weinig dingen, waar ik zo treurig van word als boodschappen doen. Ik schiet acuut in een depressie, op het moment dat ik de drempel van een supermarkt overschrijdt. Het komt me voor, dat alle negatieve dingen van de huidige tijd hun ultieme culminatie vinden in de Albert Heijn: de obscene overdaad, het keurig opgestapelde dode leven dat niet eens meer als zodanig te herkennen is, de luxe waar niet meer van genoten wordt, de verveling, het consumentisme, het dwalen.

De Albert Heijn is voor mij een verdwijnpunt: op een geven moment zullen er alleen nog maar Albert Heijns zijn, en mensen die hierin ronddwalen, en dat zal de Apocalyps zijn zonder dat we het zelf in de gaten hebben. Vaak stort ik al in nog voor ik het fruit gepasseerd ben en moet mijn vriendin me aan mijn voeten langs de kassa slepen. Gelukkig zijn ze hier bij onze lokale vestiging inmiddels aan gewend.


Supermarkt

Ineens zag ik de supermarkt
Voor wat ze werkelijk was
Een fascistisch jachttrofeeënhuis
Georganiseerd naar ras

De tonijn die keek me aan
Met duizend ingevroren oogjes
Achter beslagen ruiten
Staarde ze naar buiten

De koeien en de varkens
Honderdmaal gedecimeerd
De paling netjes strakgetrokken
Achter zijn folietje gelamineerd

Ergens is het fout gegaan
En werd moorden industrie
Georganiseerde massaslachting
In de naam der economie

Miljoenen liters bloedvergieten
Met machinale keurigheid
Waar zijn de geuren van de markt?
Waar is het blaten van de geit?

En de mens die dwaalt hiertussen
En ziet niet eens meer wat het is:
Het leven zielloos doodgemaakt
Tussen de crackers en de fris

zaterdag 17 april 2010

Competitie

Gisteren Nowhere Boy gezien, de film die nu draait over de jeugd van John Lennon. Fijne film, een beetje kitscherig af en toen, maar niet te erg. Het draait vooral om Lennon z'n trauma's: gescheiden van vader en moeder toen hij vijf was, opgevoed door kille tante en lieve oom, lieve oom gaat dood, moeder komt weer opdagen als hij zestien is, om twee jaar later overreden te worden.

Genoeg drama op het persoonlijk vlak dus, maar de mooiste scenes waren toch die Beatle-momentjes: de jonge Lennon die langs een park met het bordje 'Strawberry Fields' loopt, het eerste optreden met de 'Quarry Men' op St. Peter's Church garden fête, we zien hoe die beroemde foto gemaakt wordt en even later de eerste ontmoeting tussen McCartney en Lennon: magisch. Wat ze ook goed gedaan hebben: de competitie die er tussen Lennon en McCartney vanaf het begin was, 'ik heb een nummer geschreven', zegt McCartney ergens, een paar dagen later heeft Lennon er ook één: 'Hello Little Girl', z'n eerste. Het is een competitie die ons nog veel op zou leveren..


woensdag 14 april 2010

Emoties

De Stoa is een filosofische stroming die ontstond rond 300 v.Chr. Eén van de bekendere ideeën van deze stroming is, dat emoties per definitie afkeurenswaardig zijn: ze zorgen dat je ongelukkig wordt en zijn altijd gebaseerd op een 'onjuist oordeel'. De perfecte psychologische staat voor een stoïcijn is dan ook die van a-patheia: 'onaangedaan zijn'.

Het is natuurlijk de vraag of ze daar gelijk in hebben: zijn het niet juist de emoties, zowel de positieve als de negatieve, die ons menselijk maken? Wat ben je nog, als je nooit meer moet lachen of huilen? Of het voor de mens een haalbare situatie is, is de vraag, in ieder geval is er een dierensoort die zich in het a-patheia gespecialiseerd heeft:

de kat (klikken)

Chrysippus zou trots op hem zijn geweest.

Norm

Gisteren zaten Jeroen Pauw en Johan Derksen de rellende voetbalsupporters door te nemen. Wat opviel, was dat ze het consequent over 'die mensen' hadden. 'Die mensen' zijn niet in orde, aan 'die mensen' zit een steekje los. Vreemd is dat toch. Hadden deze twee mannen naar rellende vrouwen gekeken, hadden ze het ongetwijfeld over 'die vrouwen' gehad, waren het types met een kleurtje geweest, hadden ze het over 'die Marokkanen' gehad. Maar dit was dus blijkbaar de vaagste groep die er bestaat: 'mensen'.

Waarom hoor je nooit iemand zeggen: 'Hou toch eens op met die voetbalwedstrijden, daar komen toch alleen maar van die rellende blanke mannen op af'.

Het is het privilege van de groep die zichzelf tot norm heeft verheven: zelf op elk subgroepje een label kunnen plakken, om het zo weg te kunnen zetten, maar zelf boven de partijen kunnen blijven staan: ze vormen zelf geen groep.

Die Derksen maakt trouwens dezelfde beweging die je wel meer babybooomers ziet maken: in de Volkskrant roept hij vandaag op tot meer fatsoen. In een interview heb ik diezelfde Derksen echter ook eens hartgrondig af zien geven op zijn vader: 'die man leefde alleen maar voor de buren.'

Hetzelfde zie je bij Freek de Jonge: die begon in zijn laatste show ineens te verkondigen dat het vroeger zoveel 'gemoedelijker' was, en hoe prettig dat toch was. Het moet toch niet gekker worden: in de jaren zestig hebben die boomers alle heilige huisje persoonlijk de grond ingeschopt, maar nu willen ze ineens meer fatsoen en gemoedelijkheid.

Als Freek de Jonge zich afvraagt waar die gemoedelijkheid toch is gebleven, kan ik hem aanraden eens een videoband van zichzelf uit de jaren zeventig te bekijken. Dan kan je zien waar die gemoedelijkheid gebleven is.

De boomers zijn wat dat betreft de 'blanke man' der generaties: ze hebben zichzelf tot norm verheven. In de jaren zestig hadden ze behoefte aan meer vrijheid, en was de samenleving te star en oubollig, nu hebben ze behoefte aan rust en is de samenleving te onfatsoenlijk.

Ik ben benieuwd wanneer ze weer eens met z'n allen op de Dam gaan zitten.

vrijdag 9 april 2010

Bal

In Den Bosch ligt een wijk die 'de Schutskamp' heet en in deze wijk ligt de Marco Polo straat. In deze straat staan naast elkaar vier garages. Eén van deze garages wordt gehuurd door TNT Post, ze gebruikt deze garage als depot. Postbodes kunnen hier postzakken ophalen, lege zakken achterlaten, administratie doen aan een ijzeren bureautje. De garages worden ook gebruikt door kinderen uit de buurt: de garagedeuren vormen een mooi doel.

Drie jongens van een jaar of tien zaten op een hekje tegenover de garages. Een vierde jongen stond lusteloos een bal hoog te houden. Ik stond in de zon een mandarijn te eten. Waarschijnlijk waren ze uitgevoetbald, of ze zaten te wachten tot ik ophoepelde zodat ze weer door konden gaan. De bal rolde in mijn richting. Ik schopte hem terug en ging voor één van de garages staan, als een keeper. Hij had er weinig zin in, maar schoot toch een paar keer op goal. Ik hield tegen en schoot terug. De jongens op het hekje keken het aan: ouwe lul die populair wil doen, zag je ze denken.

Ik zei tegen de jongen dat hij wel wat harder mocht schieten.

Hij trok een gezicht, maar schoot toch zo hard als hij kon. Recht in mijn handen, ik kon de bal zo vangen. Hij schoot nog een paar keer: naast, of ik kreeg er een voet of een hand tegen aan. De jongens op het hekje begonnen geinteresseerd te raken. Ze begonnen commentaar op de schutter te leveren en nadat hij nog een paar keer had gemist, kwamen ze als één man van het hekje af.

'Geef mij maar', zei de zwaarste van het stel, een jongen met Turkse roots. Hij legde de bal zorgvuldig neer. Hij deed een paar stappen naar achteren, spreidde zijn benen en keek naar het doel: Christiano Ronaldo-stijl.

Hij rende met nukkige stapjes naar de bal en schoot hem als een raket de lucht in. Over mij heen, over de garages heen, waarschijnlijk richting een tuin diep in de Schutskamp. Toen ik me omdraaide, zaten ze alle vier alweer op het hekje voor zich uit te staren. Het was duidelijk: hier gingen ze geen woord aan vuil maken, niet aan mij, niet aan het schot en al helemaal niet aan de verdwenen bal.

woensdag 7 april 2010

Gedicht


OORLOG

Sinds gisteren weten we
wat het betekent
om oorlog te voeren
in de 21e eeuw:

Veilig schieten
uit een helikopter
op mensen gewapend
met camera's

Waren ze die mannen
beneden tegen gekomen
hadden ze waarschijnlijk
een tik kunnen krijgen

Gelukkig voor hun
hingen ze veilig
hoog en droog in de lucht
voor God te spelen

Het enige dat ontbrak
was een verbinding
tussen die geweren
en mijn afstandsbediening

Anders had ik ook
lekker mee kunnen doen
dat reizen vind ik namelijk
altijd zo'n gedoe

maandag 5 april 2010

Bezemkast


Dankzij Nol de Ruiter weten we eindelijk wat er mis ging in 1990: er had zich een mol in de selectie genesteld. Verbolgen over het feit dat zijn actie 'Bloed aan de Paal' in 1978 geen effect heeft gehad, heeft Freek de Jonge rustig gewacht tot de volgende Nederlandse wk-deelname. Bij dit toernooi heeft hij vervolgens, als verlate wraak op de wk-deelname van '78, van binnenuit terroristische acties uitgevoerd. Zo hield hij in Italië onbegrijpelijke peptalks, is hij op doel gaan staan zodat de spelers niet meer wisten wat echte keepers in een doel doen, is hij meerdere keren naakt van de grote duikplank gesprongen, heeft hij de poëzie van Jan Wouters belachelijk gemaakt, noemde hij Ronald Koeman een dik varkentje, heeft hij tegen van Aerle gezegd dat hij eigenlijk helemaal niet kon voetballen en dat hij dit aan Beenhakker ging vertellen en heeft hij Gerald Vanenburg drie dagen lang in een donkere bezemkast opgesloten.

vrijdag 2 april 2010

Humor


Gisteren kwam mijn buurmeisje aan de deur met haar rapport. Ze zit in groep acht en ze had goede cijfers voor 'de trap oplopen', 'in de rij staan' en 'netjes boterhammen opeten'. Ik vraag me af of het feit dat ik niet meteen in de gaten had dat ik voor gek werd gezet, iets zegt over mijn onnozelheid of het vertrouwen dat ik in ons huidige onderwijs heb. Zoals de tegenpartij van Jacobse en van Es inmiddels geen satire meer is, zo vrees ik dat zo'n rapport over een paar jaar ook wel eens geen humor meer zou kunnen zijn.

donderdag 1 april 2010

Gedicht


SNEEUW

Ik ben bij oma geweest en
ze zag wit als sneeuw
Haar lach die was verstild
tot een glimlach of een geeuw

Toen ik zeven werd kreeg ik van haar
een Indianenpak. Pijl en boog, een mes:
stoerder was er niet

Wekenlang was ik een krijger
van verdriet wist ik nog niet

Of dat ze
de wortels uit mijn schoenen haalde,
als we netjes zongen
kregen we er iets voor terug

Ik kan nu zingen wat ik wil,
ik krijg er niets voor terug.

Als ik de kaarsjes uitblies moest ze lachen,
trots omdat we ouder werden.

Of dat ze pannenkoeken bakte,
soep met balletjes,
een pakje fris: niet knijpen.

Ik weet niet of er een hemel is
en de meesten verdienen er ook geen
Maar wat mij betreft mogen ze best
(zo nu en dan)
Een uitzondering maken, voor echte lieve mensen

Van hen was zij er een