donderdag 29 december 2011

Als een vogel op een draad

Foto: flickr, by Thejaswi
Wesley W, de negentienjarige 'onverlaat' die tijdens Ajax-AZ het veld op rende en behoorlijk knullig de keeper van AZ probeerde te schoppen, heeft vier maanden cel gekregen.
  Ook werd onlangs bekend dat Wesley een i.q. heeft van 71. Daarmee valt hij nog net in de categorie 'zwakbegaafd'. Twee puntjes lager en hij had een 'lichte verstandelijke beperking' gehad. Dit 'begs the question' wat mij betreft: is Wesley verantwoordelijk, of, met andere woorden, had hij iets anders kunnen doen? Als we voor het gemak even uitgaan van een vrije wil, waar begint die dan? Mensen met een diepe verstandelijke beperking (i.q. < 20) sluiten we denk ik wel zeker uit, een ernstige verstandelijke beperking (20-35) ook, maar wat doen we met een matige verstandelijke beperking (35-50)? Of die lichte verstandelijke beperking? Laat je Wesley tien keer een test doen, dan valt hij waarschijnlijk vier keer in die laatste groep.
  Er is een mooi liedje van Leonard Cohen waarin hij zingt:

'Like a drunk in a midnight choir, I have tried in my way to be free' 

Even later komt er ook nog een worm aan een haak voorbij. De dubbelzinnigheid van het begrip vrijheid wordt mooi gevangen in dit liedje. Een dronkenman die in de straten loopt te lallen is waarschijnlijk net zo vrij als een worm die aan een haakje spartelt, hoe vrij hij zich van binnen misschien ook mag voelen, zijn werkelijke bewegingsruimte is minimaal.
  Hij had, met andere woorden, eigenlijk niets anders kunnen doen dan dronken door de straten zingen, misschien wel over vrijheid, maar eigenlijk een slaaf van de nacht, de drank, zijn verleden en alles wat hij onderweg tegen is gekomen.
  Hoe meer ik naar de foto van Wesley die door de lucht vliegt kijk, hoe meer hij op een worm aan een haakje gaat lijken.


Vernietiging

Foto: flickr, by cogdogblog
Gisteren was de zeer mooie documentaire 'Bobby Fischer against the world' op tv. Hoewel het slecht afloopt met het schaakgenie, groeide er gedurende de documentaire slechts één verlangen bij mij: een mooi, houten schaakbord, van die zware stukken met groene viltjes eronder en een tegenstander aan wie je gewaagd bent.
  In onze zeer beschaafde wereld is het optillen van een paard, het even zogenaamd twijfelend in de lucht laten hangen om het dan met kordate precisie weer op het bord neer te laten ploffen, hierbij de dame van de tegenstander met een ferme tik over de rand schuivend, waarna ze zeker nog een paar meter over de bruine plavuizen van de verstilde schaakzaal heen en weer blijft rollen, met elke echo de nederlaag bij de man aan de overkant van het bord er steviger inwrijvend, het dichtste dat je bij geluk kunt komen.
  Jij bent dood, ik heb gewonnen. Nog een potje?

woensdag 28 december 2011

Name dropping

Foto: flickr, by msulibrary1
2011 was het jaar waarin ik:

- Een handtekening scoorde van mijn literaire held Arnon Grunberg
- De hand schudde van hersenwetenschapper en bestseller auteur Dick Swaab
- In de lift stond naast Frank de Grave en zeer kort telefoneerde met Agnes Kant
- Een borrel dronk met onder meer Linda Partridge, Alexander Rinnooy Kan en Ignace Schretlen
- Een kopje koffie dronk naast Joop Goudsblom
- Interviews maakte met onder meer Goran Hansson, Catahrine Malabou, Midas Dekkers en Lisa Sanders
- Boeken las van onder andere Jan Wolkers, AFTh van der Heijden, Harry Mulisch, Boudewijn Paans, Peter-Paul Verbeek, Herman Brusselmans, Herman Franke, Philip Huff, Christiaan Weijts, Geerten Meijsing, Peter Buwalda, Sherwood Anderson, Gustaaf Peek, Joris van Casteren, Erwin Mortier, Christophe Vekeman, Maarten Doorman, William Styron, Jack Kerouac, Joost de Vries, Marie Kessels, Daphne Huisden, Bernard Dewulf, Douwe Draaisma, Joey Goebbel, AHJ Dautzenberg, René Kahn, Raymond Tallis en Ben Goldacre
- Een essay schreef over de ethiek van Aristoteles
- Columns schreef over onder meer Bjorn Vleminckx en Dennis Bergkamp

Wat verbindt deze mensen met elkaar? Niet zo heel veel, het enige echt verbindende element ben ik zelf. Als ik een schrijver als A.F.Th van der Heijden was, zou ik ze allemaal aan elkaar kunnen schrijven en een overtuigende wereld kunnen presenteren waarin deze mensen op volstrekt logische wijze met elkaar verknoopt zijn.
  Schrijven: éénmansterreur waarbij je de lezer voor zolang als de bladzijden doorlopen jouw werkelijkheid probeert op te dringen.
  Helaas is het ook van der Heijden die dit jaar de totale zinloosheid van de literatuur heeft aangetoond. Tonio is, in al zijn literaire schoonheid, één lange pleidooi voor het leven, en tegen het schrijven. Zelfs de lezer, en daar zit dan wel weer een soort paradoxale literaire overwinning, zou het complete oevre van deze reus, de complete Tandeloze Tijd en Homo Duplex, zonder een enkele aarzeling verbranden om die enentwintigjarige jongen nog een dagje extra in de zon te laten zitten.

donderdag 22 december 2011

Kerst

Foto: flickr, by twistedmind
  Het kerstpakket.
  De grote vraag bij dit jaarlijks terugkerende ritueel: hoe beweeg je je op een coole manier met een kerstpakket over straat, in de bus en in de trein. Het antwoord is dat dit vooralsnog volstrekt onmogelijk is. Vorige week stond ik nog op station Bijlmer Arena een beetje te chillen, toen er een grote, stoere, en nu moet ik oppassen want voor je het weet ben je je baan kwijt maar ik zeg het toch maar gewoon neger voorbij kwam lopen. Petje op, sportschool. In alle gevallen was het een imponerende verschijning geweest.
  Maar hij droeg een groot, rood kerstpakket in zijn sportschoolarmen.
  Hij zag eruit als een schlemiel.
Als zo iemand er al uit ziet als een schlemiel met zo'n doos met eten omdat je weer een jaar zo ontzettend je best hebt gedaan, hoe moet ik er dan uitzien met zo'n doos?
  Ik probeer het niet eens meer om er iets van te maken. Ik holde naar de bus en zette het kerstpakket op de stoel naast me. Een paar haltes verder stapte er een man in, hij had ook een kerstpakket. Hij ging tegenover me zitten.
  'Zo, jij ook een?', vroeg hij. 'We zijn net een stel pakezels, of niet.' Net een fractie te laat besefte ik me dat deze man behoorlijk bezopen was. 'We hebben net borrel gehad', verkondigde hij al snel. Bij de Vondellaan bleef de bus vijf minuten als een loden kei op z'n plaats staan. Mensen begonnen mee te luisteren.
  Even later in de trein had ik een zitplaats, pal naast de toiletten. Na tien minuten struikelde een andere man half over mijn pakket het toilet binnen en bleef daar tot aan station Den Bosch de longen uit zijn lijf staan kotsen.

vrijdag 16 december 2011

Sapbarretjes

Foto: flickr, by John Swords
Gisteren was er een mooie documentaire op tv over de generatie die al een paar duizend jaar de meeste ergernis opwekt: de generatie die net na de jouwe komt. De VPRO zond een programma uit over de BV IK, over jongeren de geboren zijn na 1986, de 'grenzeloze generatie die belangrijke dingen wil doen', status ontleent aan het 'authentiek zijn' en 'een tomeloze prestatiedrang heeft.' Een willkeurig citaat uit dit ambitieuze addergebroed: 'mensen die gewoon studeren, vergooien hun leven.'
  Waarmee ene Roos geloof ik wilde zeggen dat als je tijdens je studie niet al actief aan 'cv-builden' en netwerken doet, het nooit meer wat wordt met je armzalige bestaan. Ik zat me precies zo te ergeren aan deze jongelui als ik me voorgenomen had, om W.F. Hermans maar eens te parafraseren.
 
  Eén van mijn grootste ergernissen is hierbij overigens van cosmetische aard: het haar van die jongetjes. Zoals er oude voetballers zijn bij wie het stoom uit de oren komt als ze een jonkie het voetbalveld zien betreden met een panty aan om zijn delicate beentjes in de winter niet te koud te laten worden, zo word ik door een gigantische agressie overvallen als ik van die jongetjes van negentien in de collegebanken zie zitten met haartjes die precies op de juiste wijze onder zo'n koket mutsje uitpiepen dat net schuin genoeg op het met creme verzorgde hoofdje staat.
  Ik vind het prima dat die jongetjes allemaal multi-miljonair en CEO willen worden, maar moeten ze daarvoor echt elke ochtend een half uur als een oud wijf voor de spiegel gaan staan?
  Enfin, om Martin Bril maar eens te citeren.
  Waar komt al deze dadendrang uiteindelijk op uit? Dat bleek wat mij betreft een klein beetje tegen te vallen: sapbarretjes. Twee hemeltergend tevreden met zichzelf zijnde jongens van een jaar of vijfentwintig hadden een goedlopend bedrijfje waarbij ze onder meer sapbarretjes verhuurden om evenementen 'net iets extra's te geven.'
  We zagen hoe ze de telefoon opnamen. We zagen hoe ze hun barretjes een lobby binnen sleepten. We zagen de ene BV IK de andere BV IK erbij naaien (met 'hij deed er een kwartier over om zijn schoenen te vinden' verontschuldigde één van de twee jonge ondernemers zich toen ze wat te laat bij een klus aankwamen).
 In de auto vertelden de jongens dat ze niet aan hun ouders vertelden hoeveel ze verdienden. Dat waren maar simpele onderwijzers en 'als je meer verdient dan streef je je ouders toch voorbij.' Het was bijna ontroerend om te horen. Tot we één van de jonge ondernemers met zijn ouders aan het avondeten zagen zitten. De ouders deelden de mening van hun zoon: hij was ze voorbij gestreefd en ze stelden hem als voorbeeld voor zijn jongere broer.
  Ik heb niets tegen sapbarretjes, maar ik word er toch wel een beetje somber van dat je blijkbaar een sukkel bent als je voor de klas staat om kinderen iets te leren, want je verdient er minder mee dan met een bedrijfje dat de 'ervaring van uw evenement net iets specialer maakt.'
  En dan vreemd opkijken dat leraren geen respect meer genieten. Hadden ze maar wat meer aan cv-building moeten doen tijdens hun studie. Loosers!

maandag 12 december 2011

Vergezochte gekkigheid

Foto: flickr, by givingnot@rocketmail.com
Bonita Avenue van Peter Buwalda. Ruim een jaar heb ik deze pil van meer dan vijfhonderd bladzijden kunnen ontwijken, maar deze week ben ik toch voor de bijl gegaan. Het is een boek dat in de markt werd gezet als een meesterwerk, het voelt als een meesterwerk, Matthijs van Nieuwkerk noemde het een meesterwerk, en, is het een meesterwerk? Niet naar mijn bescheiden mening.
 
  Om te beginnen de stijl. Daar werd in heel wat recensies nogal juicherig over gedaan, ik citeer: 'overdonderend mooie taal' (Academica Debutanten Prijs), 'stilistische hoogvliegerij' (de Volkskrant), 'prachtige swingende stijl' (Tzum), 'verbluffend stilist' (Standaard der Letteren).
  Wat is er mis met de mensen die die recensies schrijven? Misschien zijn het professionals die zo doodgegooid zijn met doorwrochte literatuur dat ze niet weten wat hun overkomt als ze een lekkere vlotte good-read in handen krijgen, want dat is precies de stijl van Bonita Avenue. Het is de stijl van de betere Amerikaanse thriller, soepele zinnen, vlotte toon, tikje megalomaan. 'Detective John Cain gooide met een breed armgebaar de vergeelde kranten die zich wekenlang op zijn antieke bureau hadden opgehoopt in de hoek. Het was tijd om schoon schip te maken', dat toontje ongeveer. Niets mis mee verder, maar om dat nou 'stilistische hoogvliegerij' te noemen.
 
  Verreweg het sterkste aan deze pil is het plot. Het is de reden dat ik in ieder geval door bleef lezen: er gebeurt een hoop, het wordt gekker en gekker en je wilt dan toch weten hoe het afloopt. Nadeel van zo'n plot-driven aanpak is dat dit vaak ten koste gaat van de personages. Het vergt veel kunst en vliegwerk om de personages van het ene drama naar het andere te loodsen, en dat is dan ook precies waar het mis gaat.
 
  Het kwam meerdere keren voor dat ik zat te lezen wat een of ander figuur nu weer aan het uithalen was en bij mezelf dacht: 'jongen toch, is dat nu echt het slimste wat je kunt doen?' Naakt tussen een stel coniferen hurken, bijvoorbeeld, nadat je net in blinde paniek door een glazen pui bent gesprongen omdat je stiefdochter je betrapte met een slipje van haar aan je kont, dat je om niet helemaal heldere redenen hebt aangetrokken nadat je duistere vermoeden bevestigd werd, namelijk dat ze met haar vriend op zolder een porno-handeltje drijft? Om dan vervolgens naar een balkonnetje te klauteren waar je de glasscherven uit je voetzolen gaat peuteren? Dit is slechts een voorbeeld van meerdere situaties waarin personages op behoorlijk overspannen wijze op allerlei gekkigheid reageren, zonder dat daar echt een goede reden voor lijkt te zijn.
  Het boek maakt daardoor nogal een gezochte indruk: de personages lijken niet uit innerlijke drijfveren te handelen, ze lijken te handelen omdat er weer een of andere vergezochte plotwending plaats moet vinden.
  En dan is er nog de seks. Met al z'n trompetgeschetter lijkt dit een behoorlijk baanbrekend boek te zijn, maar als je het afbreekt tot de kern komt er een behoorlijk conservatieve moraal tevoorschijn.
 Komisch hoogtepunt, waarvan ik sterk het idee heb dat het een dramatisch hoogtepunt moet zijn, is het moment waarop de man die later naakt tussen de coniferen gaat hurken de gewraakte zolder van zijn stiefdochter ontdekt:
 'De tranen schieten hem in de ogen. Dildo's. Hij kan het woord denken, dat gaat nog, maar hij zal het nooit kunnen uitspreken.' (p. 311)
   We schrijven in de roman dan inmiddels het jaar 2000, zo'n dertig jaar nadat Wolkers, Reve en nog een stel schrijvers de seksualiteit aardig de burgerlijke middenklasse in schenen te hebben geschreven.       
  Bonita Avenue werd ergens een scherpe schets van het verval van de zeden rond het jaar 2000 genoemd. Volgens mij bewijst het juist dat de zeden weer helemaal terug zijn van weggeweest.

donderdag 8 december 2011

Chagrijnig

Foto: flickr, by Aban Nesta
Eind oktober reisde ik af naar Amsterdam om Catherine Malabou te interviewen over onder meer het brein, vrijheid en de legitimiteit van de occupy-beweging. Het verslag is te vinden in het nummer van Filosofie Magazine dat nu in de winkels ligt.
  Ook in dit nummer: een interview van Arnon Grunberg met Marc de Kesel. Marc de Kesel, wie was dat ook alweer? Bij frequente lezers van dit blog gaat er wellicht een heel zacht belletje rinkelen: het was de man die Arnon Grunberg tot de conclusie verleidde dat de mens een imaginaire penis is, een conclusie die Grunberg vervolgens zo vriendelijk was in mijn exemplaar van Blauwe Maandagen neer te pennen.
  Arnon Grunberg, Marc de Kesel, Catherine Malabou: waar wacht je nog op? Ren naar de Albert Heijn, Bruna of betere boekhandel om die Filosofie Magazine aan te schaffen! Vind je het niks, dan wordt je er in ieder geval niet zo chagrijnig van als de Voetbal International van deze week.

zaterdag 3 december 2011

Hong Kong

Foto: flickr, by Cayusa
Door alle perikelen rond aandeelhoudersvergaderingen, adviescommissies, raden van commisarissen en kort gedingen dreigt het interessantste voetbalnieuws helemaal onder te sneeuwen: van Gaal is aan een soort wereldreis bezig en bevindt zich op dit moment in Hong Kong.
  Het lijkt me duidelijk dat de vaderlandse sportjournalistiek de bal hier volledig heeft laten vallen. Uren van niets-zeggende interviews met verdwaasden op een parkeerdek, geestdodende analyses van wie wat tegen wie heeft gezegd en waarom, de periodieke constatering dat het 'nu echt een soap begint te worden' om dan vervolgens weer vrolijk verder te breien aan die soap: wat een verspilling van energie en van geld.
  Wat hadden de NOS, RTL 7 of welke halvegare cameraploeg dan ook moeten doen? Met een camera achter van Gaal aan lopen die door Azie aan het stappen is. Wereldtelevisie, en je hoeft er niets voor te doen.
  Het kan alleen maar fout gaan want Azie, dat lijkt natuurlijk helemaal nergens op. Om te beginnen zijn die Aziaten belachelijk klein, een streek die ze alleen maar uitgehaald hebben om van Gaal voor gek te zetten: tegenover die rare gele dwergen ziet iedereen eruit als een reus met een waterhoofd.
  Daarnaast spreken ze in een taaltje waar de honden geen brood van lusten. Maar van Gaal is de beroerdste niet: die heeft een vertaalgidsje bestudeerd.
  Mooi beeld: van Gaal, in een Aziatische restaurant, die als een gek in een vertaalgidsje zit te bladeren om de ober duidelijk te maken dat de soep niet te vreten is.
  En dan moet het ergste nog komen. Want die Chinezen schijnen een muur gebouwd te hebben om vijandelijk volk buiten de deur te houden. Ik denk dat dit een belangrijke reden voor de reis is geweest: een muur, dat vindt van Gaal waarschijnlijk een ijzersterk idee.
  Tot hij oog in oog met het ding staat: de desillusie kan het hoogtepunt van het televisieseizoen worden. Wat een schamel, stompzinnig, halfvervallen rotmuurtje. Wie is hier verantwoordelijk voor? Waar is de eerste aanspreekbare instantie voor dit broddelwerk? En wat zien wij ondertussen? Steven ten Have op een parkeerdek. Eeuwig zonde.

woensdag 23 november 2011

Ontspannen

Foto: flickr, by Krysthopher Woods
Laten we eerlijk zijn: het kijken van een voetbalwedstrijd is geen ontspannende bezigheid.   
  Het kijken van een wedstrijd van Ajax is daarvan nog eens de overtreffende trap. Maar het kijken van een voetbalwedstrijd van Ajax met een half debiele Fransman aan de montageknoppen die vier keer in slow-motion laat zien hoe een lelijke voetballer vol ongeloof zijn hoofd schudt omdat hij weer is afgetroefd door Jan Vertonghen, de man die in de Eredivisie nog geen kleuter bij een koektrommel weg kan houden, terwijl de schreeuwende commentator zit te roepen dat het allemaal reuze spannend is wat er in real time gebeurt, dat is geen overspannenheid meer, dat is regelrechte waanzin.
  Wat is er mis met die Fransen? Wat gaat er om in het hoofd van zo'n man? 'Laat die wedstrijd maar even zitten, ik gooi er gewoon nog een vijfde slo-mo tegenaan van wegspattende zweetdruppels die landen op een graspol, daar zitten de kijkers waarschijnlijk echt op te wachten'?
  Is het een soort zieke pesterij, krijgen we in Nederland een ander beeld dan in Frankrijk? Liggen ze daar helemaal dubbel in de montagekamer als ze tegen elkaar zeggen: 'zullen we het doen, gewoon nog een zesde keer? En dan nog een keer dat hoofd van Gomis, dan worden ze helemaal gek. Dat zal ze leren om mayonaise mee te nemen naar onze restaurants!'
 
  Het is een vorm van marteling met een wreed randje: net zoals de hond al in elkaar krimpt als hij zijn wrede baasje met de riem hoort rammelen, zo vliegt je bloeddruk omhoog als er na een niet bijzonder boeiende actie een eerste herhaling komt. Want je weet dat het daar niet bij blijft. Je kan naar de keuken gaan, koffie zetten, het laten doordruppelen, suiker erbij en als je terug bent dan is die helse herhaling nog steeds bezig, want we hebben het nog niet uit een hoek van vijfendertig graden gezien vanaf de noordzijde van het stadion. En ondertussen voetballen ze gewoon lekker door, maar dat zie je dus niet. Je zit alleen maar als een soort neuroot tegen de televisie te bleren dat ze helemaal gestoord zijn geworden in dat stokbroden en warme kaasjes gesticht, dat helse oord waar ze denken dat een voetbalwedstrijd creatief benaderd moet worden.
  God, behoed ons voor de creatieven, ging er gisteren meerdere keren door me heen. En nog iets anders, iets wat ik bijna niet durf te zeggen: ik ging een beetje, een heel klein beetje verlangen naar SBS 6, Jan Joost van Gangelen en Hans Kraay Jr.
  Dat zal ik die knoflookvreters nooit vergeven en dat ze nooit meer de regie van een voetbalwedstrijd mogen doen, lijkt me dan ook een veel te milde straf. Het hoofd van Hans Kraay Jr, zeven weken lang op alle Franse zenders, in slow-motion, op het moment dat Johan Derksen een vervelende opmerking over zijn vader maakt. En dan zijn we nog mild.

maandag 21 november 2011

Praten

Foto: flickr, by marttj
'We staan hier op het tochtige dek van de Amsterdam Arena met het clubicoon van Ajax: Johan Cruijff. Johan, is het waar dat je Edgar Davids racistisch hebt bejegend?'
 - Edward die wil pim-pam-petten, maar ik ben dus de Kerstman niet. Ik stel het belang van Ajax voorop. Hoe dat precies geregeld moet worden, daar ben ik dus niet voor. Ik hoef geen clubjas aan, maar ik gebruik mijn hele hersenhelft en die anderen die weten niet wat links en rechts is.

'Dank je wel Johan. Daar komt Steven ten Have al aan. Steven, heb je even?'
 - Dag Joep.
'Steven, waarom hebben jullie een bijl in de rug van Johan Cruijff geslagen in de vorm van Louis van Gaal?'
  - Ik proef onrust in je vraag, Joep. Nu moeten we juist rustig blijven, in het belang van Ajax. Er zijn dingen gebeurd en er gaan dingen gebeuren, dit in het kader van reorganisatiestructuren die op een goede manier ingevuld moeten worden, wat betekent dat ze van beide kanten ingekaderd moeten worden in wederzijds welbevinden, zonder dat emotie de boventoon voert. Ook zullen er belangen opzij geschoven moeten worden en moeten de neuzen dezelfde kant op worden geduwd, terwijl eventuele spanningen op een constructieve wijze geidentificeerd en langs een geleidelijke weg gede-escaleerd moeten worden, ook met het oog op eventuele conflictbestrijding die de kop op kan steken als ons gezamelijke doel niet meer helemaal helder is.

'Dank je wel Steven. Daar zie ik Danny Blind ook aankomen. Helaas, hij glijdt net op tijd op z'n zijde over het gladde parkeerdek onder de reling door. Die zijn we kwijt. Frank de Boer loopt nog wel onze kant op, hij tuurt naar de grond en lijkt ons nauwelijks te zien. Frank, zoek je iets?
 - Ik zoek een spits, een verdediger die ingrijpt en een keeper die ballen tegenhoudt. Heb jij ze ergens gezien?

'Die begint ook een beetje de weg kwijt te raken. Misschien kan Marjan Olfers ons iets vertellen. Marjan, hoe staat Ajax ervoor?'
- Ajax, wat is dat?

'Dank je wel Marjan. Het parkeerdek is nu vrijwel leeg, ik zie alleen nog een man die op een betonnen blok met zijn hoofd op zijn vuist zit na te denken. Verdomd, het is Dennis Bergkamp. Dennis, wat doe jij hier nog in je eentje op dit eenzame parkeerdek?

zondag 13 november 2011

Kloon

Foto: flickr, by mharrsch
Bent u vandaag voor het eerst op dit blog? Gefeliciteerd! U bent de duizendste bezoeker. Tenzij iemand u net voor is geweest natuurlijk. Gisteren stond de teller op 999 absoluut unieke bezoekers. Duizend bezoekers in bijna twee jaar, dat is niet echt om over naar huis te schrijven. Aan de andere kant heeft dit blog wel trouwe bezoekers: de 999 bezoekers waren gisteren tezamen 4.134 keer langsgekomen, een groot deel van de lezersschare van dit blog bestaat uit vaste klanten.
  Nog een paar fun facts betreffende deze jubileumdag: hoewel het overgrote deel van de bezoekers natuurlijk uit Nederland komt, zijn er maar liefst 29 bezoeken uit Brazilie geweest, waarvan 26 uit Pelotas en 3 uit Rio Grande. Andere landen die van de partij zijn: onder andere Iran (1x), Saudi Arabie (2x), Roemenie (2x) en Rusland (9x). Binnen Nederland (3.812 bezoeken) staat Den Bosch (1.484) fier aan kop, gevolgd door Amsterdam (133) en Tilburg (98). Enkelvoudige bezoeken zijn onder meer te melden van Huizen, Pijnacker en Goirle, als ook Geleen, Drunen en Honselersdijk.
  Wat betreft de inkomsten is er weinig goed nieuws, die zijn vooralsnog 10 Euro 61, wat mijn inkomsten op ongeveer 0,05 Eurocent per post brengt, wat met een geschatte posttijd van 15 minuten een salaris van 0,20 Eurocent per uur oplevert.
  Wat is mijn plan om dit omhoog te schroeven? Gezien de bedrijfsresultaten van de afgelopen twee jaar is er één methode zeer succesvol gebleken in het vertienvoudigen van de dagelijkse bezoekersaantallen: kritiek op de favoriete voetballer van een eredivisieclub. Daar gaat ie dus: Douglas mag dan wel Nederlander zijn geworden, hij heeft nog steeds de inspeelpass van een natte dweil, hij is even geconcentreerd als een ADHD'er in een discotheek, hij heeft de zelfbeheersing van een doorgesnoven Mike Tyson en hij ziet eruit als één van die robots uit 'Attack of the Clones', de slechtste Star Wars film die ooit is gemaakt.
  Laat het geld maar komen!

donderdag 10 november 2011

Louis van Gaal

Foto: flickr, bij AlBakker
Ik stond op een receptie met een glas rode wijn in mijn hand en ik had twee problemen. Eén: ik had geen pak aan. Twee: ik was geen goede kennis van Alexander Rinnooy Kan. Eigenlijk had ik helemaal niet op die receptie moeten zijn, eigenlijk had ik achter een computer een stukje moeten zitten tikken, maar daar had de NS in zijn onnavolgbare wegen 's-ochtends vroeg een stokje voor gestoken.
  Ik had mijn afspraak vroeg in de ochtend in Barbizon Palace Hotel met een Engelse hoogleraar gemist en had daarom 's-middags de tram genomen naar het Concertgebouw, waar de hoogleraar dit jaar de Anatomische Les verzorgde. In de tram vanaf station Amstel had ik het gevoel dat ik door Blauwe Maandagen reed, toen ik aankwam bij het Concertgebouw begon ik me meer de hoofdpersoon uit Figuranten te voelen. Ik had geen kaartje voor de Les, maar ik werd gered door een man die 'dit is natuurlijk totaal illegaal', me zowel een kaart voor de Les als de receptie na afloop toestak. Tijdens de Les maakte ik driftig aantekeningen, hierna was het idee dat ik de hoogleraar op de receptie even aan zou schieten om haar nog wat vragen te stellen.

  Na drie keer het Concertgebouw rond gelopen te zijn kwam ik erachter dat de receptie boven was. Dat had ik natuurlijk kunnen bedenken: downstairs stroomde het gepeupel het Museumplein op, terwijl er upstairs zaken werd gedaan.
  Ik speurde de receptie af en vond de hoogleraar, geflankeerd door haar man en Alexander Rinnooy Kan, in gesprek met een wisselend groepje mannen in pak. Af en toe introduceerde Rinnooy Kan een nieuwe vriend, kennis of zakenrelatie aan de hoogleraar die zich dan in het groepje aan mocht sluiten.
  In een column vertelde Nico Dijkshoorn laatst waarom hij zich nooit meer bij een vereniging aan meldt: hij is als de dood dat hij kantinediensten moet draaien. En dat er dan iemand komt zeuren dat de kroket koud is, en hoe je daar dan op moet reageren. Een vriend raadde hem het volgende aan: 'vraag je altijd af hoe Louis van Gaal het zou doen.' Die zou natuurlijk zeggen: 'wat suggereer jij nou eigenlijk met je kroket', etc.
  Ik had het idee dat ik me in een soortgelijke situatie bevond als Nico Dijkshoorn met zijn koude kroket.
  Wat zou Louis van Gaal doen? Zou die van een afstandje een beetje schaapachtig naar zo'n hoogleraar gaan zitten loeren, zichzelf vervloekend dat hij geen vriendje is van Alexander Rinnooy Kan? Het was tijd voor een staaltje method acting. Ik wurmde me tussen twee pakken, luisterde even waar het gesprek over ging, wachtte op de eerste stilte en verkondigde met grote stelligheid hoe het eigenlijk in elkaar zat. Rinnooy Kan trok zijn wenkbrauwen op, de kring werd iets breder en een half uur later had ik een paar citaten in mijn zak. Louis van Gaal zou trots op me zijn geweest.

woensdag 2 november 2011

Stapelgek

Foto: flickr, by stargardener 
Een kleine tien jaar geleden deed ik tijdens een wetenschappelijke stage onderzoek naar de rol van de mu-opioid receptor bij verslaving. Hiervoor moest ik speciaal geprepareerde muizen inspuiten met cocaine en vervolgens kijken of dit invloed had op bepaalde handelingen van die beesten. Hiervoor was ik weken bezig met het maken van een plannetje, het opzetten van het experiment en het preparen van de muizen. Vervolgens werden deze muizen ingespoten met cocaine en bekeek mijn stage-begeleider in haar eentje, in een afgesloten ruimte hoe het experiment verliep  voerde ik zelf, onder begeleiding, de experimenten uit.
  Ik had geloof ik geen heel groot talent voor de wetenschap, maar ik heb gedurende die tien weken wel iets geleerd. Bijvoorbeeld dat het mu-opioid receptor systeem inderdaad een rol speelt bij verslaving, maar ook iets over de aard van de wetenschapper.
  De wetenschapper is sceptisch, laconiek, nuchter en heeft één hoofdregel: eerst zien, dan geloven. Als ik inderdaad niet bij mijn eigen experimenten aanwezig was geweest, zou ik veel opgetrokken wenkbrauwen hebben geoogst. Had ik op het instituut gezegd dat mijn stage-begeleider dat liever in haar eentje deed, dan was het rond gaan zingen alsof er op een voetbalclub een trainer rondliep die zijn pupillen nooit met een bal liet trainen.
 
  Het idee dat je een experiment opzet, vragen bedenkt, snoepjes uitzoekt voor je proefpersonen maar vervolgens niet even een kijkje wilt nemen op de school waar dit experiment uitgevoerd gaat worden, is een waanzinnig idee. Je zou moeten willen weten hoe het gebouw eruit ziet, je wilt de leerkrachten spreken, je wilt weten met wat voor kinderen je te maken hebt, je wilt de omstandigheden zien waaronder die lijsten worden ingevuld.
  Als je hier geen behoefte aan hebt, ben je blijkbaar niet bijzonder in de waarheid geinteresseerd. Wordt een dergelijke gang van zaken binnen een onderzoeksveld jarenlang getolereerd, dat is het veld structureel blijkbaar niet bijzonder kritisch ingesteld. Op de voetbalclub zou de trainer zonder bal het misschien een weekje vol houden, voordat er een paar ouders of een bestuurslid op de stoep staat met de vraag of er ondertussen toch niet echt eens wat op goal geschoten moet worden.

  Dit leidt dan ook tot mijn stelling: menswetenschappers zijn gemankeerde romanschrijvers zonder wetenschappelijk verstand. Wil ik deze stelling onderbouwen, dan moet ik een paar jaar lang menswetenschappers gaan observeren, opschrijven wat ze zeggen, hun gedrag en uitspraken vergelijken met proefpersonen die geen menswetenschapper zijn.
  Gelukkig kwam ik Diederik Stapel tegen die een oplossing voor me had: ik hoefde alleen maar wat vragenlijsten in zijn auto te leggen en dan kwam het helemaal goed.
  Ik had Stapel net aan de lijn en wat blijkt: mijn hypothese is bevestigd! Menswetenschappers zijn inderdaad gemankeerde romanschrijvers zonder wetenschappelijk benul, het is nu voor eens en altijd wetenschappelijk aangetoond. Informatie over tijd en locatie van mijn promotie volgen zo snel mogelijk.

zaterdag 29 oktober 2011

Toekomst

Foto: flickr, by Hawkexpress
Vervreemd staarde ik op Utecht Centraal naar een lege wand. Geen klikkende blauwe bordjes meer? Ik was zojuist aangekomen uit Amsterdam, waar ik langs de tentjes van de occupy-movement was gelopen. Ze waren nog steeds druk aan het occupyen, een groezelige man verzorgde op een podium een Engelse rap die over vrijheid ging. Normaal gesproken zou zo iemand totaal genegeerd worden en zou je een beetje angstig om hem heen schuifelen, maar nu had hij een enthousiast publiek. Voor deze performer was het graaiend bankwezen waarschijnlijk het beste wat zijn carriere in vele jaren was overkomen. Elk nadeel heeft zo te zien maar weer zijn voordeel, en een onbetrouwbare waard kan zijn gasten verwachten, zoals vanmorgen een Johan Cruyff imitator in de Volkskrant gniffelde.
  Over J.C.' s gesproken: waar zou die andere J.C. eigenlijk geweest zijn zonder het onderdrukkende regime van de Romeinen? Zo komt die schreeuwer op de dam mooi van een cirkel rond, om maar eens een imitator te imiteren.
 
  Maar ondertussen stond ik daar dus nog steeds naar dat blauwe bord te staren, dat er dus helemaal niet meer was. Gedesorienteerd liep ik Utrecht binnen, op het Neude wilde ik in dat mooie postkantoor wat zegels en enveloppen scoren.
  De deur was dicht: 'Gesloten', zei een man tegen me, 'het laatste postkantoor van Nederland is dicht.'
  Een duizeling overviel me, dit werd me even teveel.
  Uren later werd ik wakker door het geluid van een cirkelzaag. Ik opende mijn ogen en het eerste wat ik zag was het hoofd van Charles Groenhuizen.
  'Wat is er aan hand Charles', vroeg ik angstig, 'wat gebeurt er allemaal?'
  'Je hersenen werden zojuist blootgelegd', antwoordde Charles, 'de chirurg is even een bloeding aan het stelpen.'
  'Maar waar ben ik in vredesnaam?'
  'Live op omroep MAX', grijnsde Charles, en achter zijn hoofd was op een levensgroot scherm het perfect ronde gat van mijn schedel te zien.
  'Op tv, dat nooit', schreeuwde ik, 'en al helemaal niet op omroep MAX.'
  Ik gooide het blauwe hemd van me af en sprong het scherm binnen, recht mijn eigen schedeldak in.

maandag 24 oktober 2011

Old School

Foto: flickr, by quannum
En Khadaffi kwam aan de macht, en gedurende veertig jaar heerste hij. En het volk droeg hem op handen. Maar hij werd een tiran en hij verzamelde duizend vrouwen die hem beschermen moesten. En hij onderdrukte zijn eigen volk. En het volk kwam in opstand en schoot bommen en granaten. En Khadaffi verschool zich in Tripoli, maar deze stad viel na vele maanden. En hij vertrok in een karavaan naar Sirte, zijnde zijn geboortestad.

En vele maanden vochten hij en zijn getrouwen in Sirte, maar ook deze stad viel. En vroeg in de ochtend vluchtte hij met zijn vrouw en zijn kinderen. En de karavaan werd beschoten vanuit de lucht, en velen van zijn volgelingen stierven. En hij vluchtte onder de grond, waar zijn vijanden hem vonden. En zij haalden hem onder de grond vandaan en zij schoten hem dood. En zijn zoon werd gevonden en ook hij werd doodgeschoten. En dat was goed, want hij had zijn eigen mensen vermoord. En zijn lichaam werd in een huis gelegd en lange rijen mensen bespuugden zijn lijk.

vrijdag 21 oktober 2011

Confabuleren

Foto: flickr, by Dannymx
  Voor Filosofie lees ik oude Grieken: de Stoa, Plato, Aristoteles. Ooit heb ik eens ergens gelezen dat de oude Grieken eigenlijk helemaal niet oud zijn, ze zijn juist jong. Toen zij in witte mantels rond liepen te discussieren was alles nog fris en nieuw. Wij zijn juist oud, wij dragen drieduizend jaar 'beschaving' op onze uitgezakte oudemannen schouders.
  Toen ik zelf nog jong was, las ik ook al oude Grieken. (Inmiddels zijn die Grieken dus nog een stukje ouder, of juist een stukje jonger geworden)

Dat vond plaats in een houten keet aan de rand van het schoolplein. Met een uitverkoren groepje lazen wij de laatste twee uur op vrijdag de oude Grieken. De leraar had een baard en als hij in een goede bui was dan mocht iemand appelflappen op zijn kosten gaan halen. Ik had in die tijd de neiging om met gebogen rug over mijn tafeltje te hangen. Een meisje deelde me mee dat ik op die manier helemaal scheef zou groeien. Inmiddels is dat meisje dood, en mijn rug staat zo recht als een plank. Dat eerste is gelukkig niet waar, het tweede ook niet echt.

  Een jongen uit het bevoorrechte groepje moest in de vakantie de halve Homerus uit zijn hoofd leren, anders mocht hij het jaar daarop geen eindexamen doen. De eerste schooldag van het nieuwe jaar vroegen we benieuwd hoe hij zijn zomer had doorgebracht. Hij had van alles gedaan, maar hij had geen letter Grieks gelezen. Het eerste uur moest hij zich melden in de houten keet. De rest van de klas had nog geen les. Vanonder het overdekte plaatsje op het midden van het schoolplein keken we toe hoe hij zich tussen de houten paaltjes doorwurmde die het schoolplein van de keet scheiden.
  Tien minuten later kwam de leraar Grieks tevoorschijn, hij stak meteen een sigaar op. Daarna liep hij driftig naar de hoofdingang van de school, op enkele meters gevolgd door de grijnzende jongen.
   Die jongen heeft nooit eindexamen Grieks gedaan, maar wel een internetbedrijf opgezet waarmee hij op zijn drieentwintigste al miljonair was. De leraar werd twee jaar nadat ik de school verlaten had in Afrika opgegeten nadat hij midden in de nacht zijn tent verlaten had om een sigaar op te steken, waarna een tot dan toe luierende panter zich uit de boom boven zijn hoofd met uitgezette klauwen in zijn baard liet vallen.
  Gisteren keek ik televisie, toen het vermoorde lichaam van Khadaffi vertoond werd door Al-Jazera stond er tegelijkertijd onderin beeld dat Chelsea in de Champions League Racing Genk verpletterd had.
  Vreemd genoeg is van die laatste drie dingen alleen het laatste waar.

woensdag 12 oktober 2011

Gangbusters

foto: flickr, by setaysha
Er zijn weinig taferelen waaraan je zo duidelijk kan zien dat we van de apen afstammen als de praatprogramma's over voetbal.
  Bij Studio Voetbal ligt verslaggever Arno Vermeulen duidelijk onderaan het rotsje te spartelen. Als hij het waagt om een mening te hebben duiken de andere apen erbovenop als een stelletje gangbusters. Het ondergeschikte lid moet meteen zijn plaats worden gewezen.

De inhoud van wat Vermeulen zegt doet er dan ook totaal niet toe. Het enige dat gewicht in de schaal legt is status, en dat is min of meer recht evenredig met je ervaring al voetballer.
  Als Arno oppert dat een rechtsbenige Anita op links onhandig is, klapt Jan Mulder er meteen bovenop: 'totaaaale onzin.' Had Arno gezegd dat het niet uitmaakt dat Anita rechts is, dan had Jan een beetje meewarig met zijn hoofd geschud: droevig geworden door zoveel voetbal-onbenul.
  Interessant is ook Jan van Halst. Van Halst zit een beetje in het midden. Hij heeft gevoetbald, maar was geen topper. Als van Halst iets zegt kan het vriezen of dooien. Jan Mulder kan boos beginnen te briezen of van Halst vriendschappelijk op zijn schouder gaan slaan.
  Om zijn enigszins wankele positie toch iets sterker te maken, acteert van Halst de wijze man. Voordat hij iets zegt kijkt hij een beetje peinzend voor zich uit, om zijn stelling er dan bedachtzaam uit te laten rollen.

Probleem in apenland: wat doe je als je helemaal van de rots bent afgedonderd? Apenkoning René van der Gijp zit al weken thuis: overspannen en angstig. Maar hij begint terug te komen, zijn bewegingen om de rots weer te beklimmen worden zichtbaar. In VI neemt hij alvast een voorschot:

'Van de ene op de andere seconde, alsof er een schakelaar werd omgedraaid, was ik van de wereld. Ik ging eerst als een gek transpireren.'

Signaal naar de rots: 'Ik had een hele heftige lichamelijke aandoening.'

'Achteraf beseft Van der Gijp dat hij ongezond geleefd heeft, qua werk op zijn tenen heeft gelopen'

Signaal naar de rots: 'De oorzaak was ook lichamelijk, en had een mannelijke oorzaak: hard werken.'

'Mijn vriendin werd gebeld vanuit de gevangenis in Brugge. Wanneer ik weer terug was in het programma, want ze misten me in de bajes.'

Signaal naar de rots: 'Ik heb nog steeds humor en andere mannetjes vinden me nog steeds stoer.'

Geen woord over de dood van Frits Korbach, geen woord over de beweringen van Johan Derksen dat hij bang voor de dood zou zijn. Alles was lichamelijk, en alles wordt weer toppie.
  Binnen een paar weken zit van der Gijp weer lekker bovenop de rots op zijn borst te kloppen.

zaterdag 8 oktober 2011

Beroemd

Foto: flickr, by warrenski
Ik stapte in Den Bosch in de trein, ik ging op weg naar de RAI in Amsterdam waar achtduizend huisartsen en praktijkondersteuners tegen de bezuinigingsplannen van minister Schippers gingen demonstreren. Naast me kwam een vrouw zitten, aan de andere kant van het gangpad gingen twee mannen zitten.
  'De tolkentelefoon, die gaat er ook al uit', zei de vrouw ter hoogte van Culemborg tegen een van de mannen. 'Het is niet te geloven', antwoordde de man.
  Ik pakte mijn blocnote en pen en vroeg aan de vrouw: 'Bent u huisarts?' Toen ik haar naam noteerde zei haar collega: 'Nou Els, je wordt beroemd.'
  Toen we in Utrecht aankwamen stond er een man achter ons op, hij verklaarde zich solidair te zijn met de stakende huisartsen. 'Wat jullie doen is echt belangrijk', zei de man, 'anders dan bijvoorbeeld kunst.'
  'Wat doet u, als ik vragen mag', vroeg ik aan de man. 'Ik ben journalist', zei de man, 'voornamelijk kunstjournalist.'

Een lange stroom strijdlustige huisartsen verplaatste zich van station RAI naar de RAI. Het regende, het waaide. De SP stond flyers uit te delen. In de perskamer was de flesopener zoek. Iemand vroeg of er WiFi was. Een vrouw werd gebeld, op samenzweerderige toon werd er een wachtwoord meegedeeld. Tussen de pleidooien tegen het kabinet door zong een co-assistent met een gitaar een liedje.
  Toen ik het gevoel kreeg dat de doden  bijna weer zouden gaan lopen, begon ik door de regen weer naar station RAI te ploegen. Station RAI, station Zuid, Station Bijlmer ArenA, het kan aan mij liggen maar het komt me voor als het deprimerendste stukje Nederland.
  Treinen en metro's die van nergens naar nergens gaan, van de ene Albert Heijn to-go naar de andere, gevuld met pakken die aan centjes denken en petjes die aan sigaretjes denken.

Op Utrecht Centraal liep ik achter een vrouw die een groot geel herfstblad onder haar rechter hak had zitten. Het blad werd de hele stationshal door getikt, de trap af, de buitenwereld in. Herfst. Je doet er helemaal niets aan.

zaterdag 1 oktober 2011

Vooroordelen

foto: Flickr, by Dottie Mae
De intercom ging: er stond iemand beneden aan de flat te bellen. Met tegenzin slofte ik naar de telefoon op de gang. Bezoek verwachtte ik niet, en ik had wel een idee wie het was. De psychotische buurman bijvoorbeeld, die op zoek is naar zijn ex-vriendin waar hij nog meerdere appeltjes mee te schillen heeft. Of anders wel de politie met het vriendelijke verzoek onmiddelijk het pand te verlaten omdat het bestormd dreigt te worden door tokkie-groepje nummer 1, dat in een generaties terugvoerende vete is verwikkeld met tokkie-groepje nummer 2.
  'Ja?'
  'Kinderpostzegels!'
Kinderpostzegels. Er klonken inderdaad hoge stemmetjes, maar het konden natuurlijk ook van die opgeschoten etterbakken zijn die denken dat ze grappig zijn. Voordeel van de twijfel. Openzoemen. Vier jongetjes rennen de trap op. De grootste draagt een map. Kinderpostzegels.
  Wat een geniaal idee, dacht ik bij mezelf. In plaats van te denken: 'laten we maar geen achtjarige kinderen in deze wijk loslaten en die bij willekeurige mensen laten aanbellen, de kans is net iets te groot dat er eentje aanbelt bij een psychoot die met een mes achter de deur op zijn ex-vriendin zit te wachten' , het gewoon toch doen.
  'Kom maar binnen', zei ik. Vier jongetjes verdrongen zich in mijn halletje. Jongetjes van Berberse afkomst. De ene begon onmiddelijk alle magneetjes op de koelkast te herrangschikken. De tweede begon uitgebreid naar binnen te loeren. De derde vroeg: 'heb jij een hond?' De vierde, de grootste met de map, vroeg wat ik wilde kopen.
  Ik kruiste wat dingen aan, een tweede groep jongetjes rende ondertussen naar boven. 'Ze zijn je fiets in elkaar aan het schoppen', schreeuwden ze tegen het oudste jongetje. 'Wie', vroeg deze, weinig onder de indruk. 'Huppeldepup en huppeldepup, omdat jij hun fiets in elkaar heb geschopt.' 'Moet ik deze getallen zelf bij elkaar optellen', vroeg ik aan het jochie. Hij begon het uit zijn hoofd uit te rekenen en kwam met een getal op de proppen. 'Ik pak wel even een rekenmachientje', zei ik.
  Ik rekende het na, verdomd dat het nog klopte ook.
  Toen ze allemaal schreeuwend de trap weer af waren gerend, telde ik onmiddelijk mijn magneetjes na. Ze waren er allemaal nog.

zondag 25 september 2011

Wenen

Foto: flickr, by Sarah Braun
In de lente van 1991 was ik tien jaar oud (bijna 11!) en deed ik samen met mijn broertje een klusje voor de buurvrouw. Ik weet niet meer wat het was, maar wel dat de buurvrouw me voor een duivels dilemma stelde: wilde ik vijf gulden ontvangen voor de verrichtte diensten of een klein rood radio'tje?
  Ik koos voor het kleine rode radio'tje en 's-avonds in bed luisterde ik naar de muziek die werd uitgezonden. Er zat een prachtig nummer bij waar ik altijd erg somber van werd maar wat ook schitterend was en iets zei over alles dat er is en dat er nu eenmaal niets aan te doen is. Het stond in de Nederlandse Top Veertig en het heette Loosing my Religion. 
  Een paar jaar later zat ik op de Middelbare School en kreeg ik een bandje van een vriend met muziek die hij erg mooi vond, een band die in 1980 was opgericht in Athens, in de Verenigde Staten, een band die langzaam maar zeker aan de weg timmerde en in 1993 een geweldige hit had met 'Everybody Hurts'. Op het bandje dat mijn vriend voor me opgenomen had stond aan de ene kant 'Automatic for the people', met die nieuwe hit, en op de andere kant 'Out of Time', waar ik met de zogeheten schok der herkenning het liedje op terugvond waar ik een paar jaar eerder op het rode radio'tje naar had liggen luisteren.

  Toen werd iedereen grunge en lieten we ons haar groeien en liepen we het liefst in vieze kleren en ook REM werd een beetje grunge met 'Monster' , met daarop een nummer voor mijn nieuwe held Kurt Cobain. Maar het liefst draaide ik toch nog dat bandje met die twee prachtige albums, het ging mee op een vakantie naar Praag, met vier jongens in een auto die gestolen werd zodat ik later toch maar de cd's heb gekocht.

  REM ging vrolijk door, ik draaide 'Imitation of life' op mijn studentenkamer en toen ik een paar jaar daarna in de trein naar huis zat vanaf mijn eerste baan zat de nieuwe REM cd in mijn discman: Around the Sun met de prachtige single 'Leaving New York'.

Veel cd's leen ik niet meer, bandjes worden niet meer gekopieerd en met rode oortjes naar de radio luisteren is sinds lange tijd voorbij. Na 31 jaar houden ze ermee op, de melancholieke mannen met hun meezingbare popliedjes die uit lijken te drukken dat het leven niet makkelijk is maar dat er altijd een grote troost is en dat zijn gitaren, een drumstel en een zanger die de rotsen en de stenen nog aan het wenen kan krijgen.


woensdag 21 september 2011

Business-menu

Foto: flickr, by roberttwain86
 De zomer van 2003 was een hete zomer waar ik weinig van mee heb gekregen. Ik zat in Heerenveen om mijn co-schap Interne Geneeskunde te lopen in het Tjongerschans-ziekenhuis. De laatste tijd komen er steeds meer berichten naar boven dat ze het geld daar zo ongeveer over de reling kieperen, maar daar merkte ik destijds weinig van. Had ik wat beter opgelet dan had ik misschien ook wel een gouden handdrukje van een paar tonnen kunnen versieren.
  In plaats daarvan viel ik goedmoedige Friezen lastig met infuusnaalden en reflexhamers. Als ik na een lange dag het ziekenhuis uitliep sloeg de hitte me in het gezicht.

  Ik kan me twee boeken herinneren die ik in die zomer las: 'de Asielzoeker' van Grunberg en 'Anatomie van het gevoel' van Alexander van Es.
  Anatomie van het gevoel is verplichte kost voor elke medisch student. Het is een serie columns die aanvankelijk gepubliceerd werden in Medisch Contact.
  Van Es, een pseudoniem, beschrijft in deze columns zijn eerste ervaringen als aankomend arts in het ziekenhuis. Hij doet dit op een open manier, met aandacht voor zijn emoties en die van de patient. Dit was iets dat eind jaren zeventig niet erg op prijs werd gesteld en de publicaties ontlokten een verhit debat. De aankomend arts werd aangeraden om met de opleiding te stoppen omdat hij te gevoelig was, hij zou uit de school klappen en op de toenmalige hoofdredacteur van Medisch Contact werd druk uitgeoefend om de serie te staken.
  Zelfs W.F. Hermans bemoeide zich met de zaak. Hij schreef een column waarin hij de spontaniteit en de levendigheid van de stukken van van Es aanprees.

  Vandaag ontmoette ik de man achter het pseudoniem. Het was op een symposium over literatuur en geneeskunde in het VUmc. 
  De man die geprezen was door W.F. Hermans vroeg waar ik zoal voor schreef. Ik mompelde wat en zei: 'maar u heeft ook wat geschreven: Anatomie van het gevoel.'
  'Zeg maar je', zei hij, 'en ik heb nog wel meer geschreven.'
  Samen constateerden we dat er sinds zijn veelbesproken columns niet echt veel veranderd is: 'de patient centraal' is een loze kreet geworden die weinig meer betekent, aldus de voormalig medisch dissident.
 
  Op het symposium droeg Ronald Giphart gedichten voor van Martin Bril. De gedichten werden er naar mijn mening niet echt sterker door.
 Op de terugweg, langs de Vrije Universiteit en de Zuid-as, zag ik studenten tennissen op een tennisveld zonder net. Ook zag ik midden tussen de grote gebouwen waar stoere zakenmannen belangrijke zaken doen, een restaurantje waar bovenaan de menukaart 'business-menu' op stond.
  Ik dacht aan zakenmannen die na een dag zaken doen naar het restaurant afzakken om daar het business-menu te bestellen.  En dan dat welverdiende business-menu oppeuzelen, met een flinke business-pils erbij.  Bril had zijn lol opgekund, als hij even door het raam had mogen loeren.

donderdag 15 september 2011

'Baby don't worry, cause

Foto: flickr, by wealhtheow1
Every little thing, is gonna be allright'
 
  Het schalde door de betonnen Arena en liffte het gemoed omhoog, maar was het ook waar? Hoe kan alles in orde komen, als er geen enkele speler in de volwassenheid van zijn voetballeven meer bij Ajax voetbalt? Jonkies van 23 jaar en jonger en een enkele dertiger moesten gisteren de Amsterdamse eer tegen Olympique Lyon verdedigen.
  Ajax bulkt af en toe van talent, maar met talent alleen win je geen wedstrijden.
  Van der Vaart had bijvoorbeeld talent, hij ontwikkelde het bij Ajax en verzilvert het nu bij Tottenham Hotspur, als ze hem tenminste niet vergeten in te schrijven. Hij schijnt weer bij Ajax te willen eindigen, misschien dat hij weer terugkomt als hij 32 is, om achterin nog een beetje de lijnen uit te zetten. Een sympathiek gebaar, maar ik had liever dat hij nu de lijnen uit kwam zetten. Christian Eriksen doet zijn best, maar die is 19. In Nederland al een topper, in Europa nog te groen. En als hij wel klaar is voor het echte werk, wordt hij opgehaald door een rijke oliesjeik. Die zitten rustig te loeren tot Ajax uitgezaaid is, om met een zak geld precies op tijd het oogsten over te nemen.
 
  'Every little thing is gonna be allright.'
 
  Jammer dat Sulejmani die boodschap even gemist had, anders had hij rustig een paar balletjes naar binnen geschoven. De speaker noemde hem een tovenaarsleerling. Dat kan zijn, maar dan wel eentje die op Zwijnstein een paar cruciale lessen heeft gemist. Misschien kon hij het juiste lokaal niet vinden, de kortste afslag nemen lijkt niet zijn sterkste punt te zijn.
  Natuurlijk, soms valt alles wel even in elkaar. Dan heeft Boerrigter een prachtige trap, behoudt Eriksen het overzicht en heerst Vertonghen achterin als een Maarschalk. Maar te vaak is het ook net niet, net niet fel genoeg, net niet slim genoeg, net niet geslepen genoeg.
 
  'Every little thing, is gonna be allright.'

  Misschien had de man die anderhalf uur later nog steeds vastzat op parkeerterrein P6 iets aan deze boodschap. Hij heette Eddy en belde in bij een radioprogramma om de tijd te doden. De meeste Ajacieden zullen niet meer gehoord hebben dat Eddy de juiste oplossing uit zijn mouw schudde: het liep tegen twaalfen en ze hoorden allang braaf op één oor te liggen.

dinsdag 13 september 2011

Intellectueel moet springen

Foto: flickr, by VCU Libraries
(Lezerscolumn VI)

‘Daar kan die man toch ook niets aan doen.’ Met die woorden verweerde Keje Molenaar zich aan de nationale voetbalborreltafel van VI. Over welke man ging het? Iemand met een verstandelijke handicap, die er ook niets aan kan doen dat hij niet zo vlot is? Of ging het misschien om iemand met twee linker handen die wat stuntelig overkomt? Geen van beide, het ging over Steven ten Have, de nieuwe voorzitter van Ajax. Ten Have heeft namelijk gestudeerd. En niet alleen dat, hij is afgestudeerd in de psychologie, rechten en bedrijfskunde. In de bedrijfskunde heeft hij tot overmaat van ramp ook nog eens zijn doctoraat behaald.

In elk ander wereldje zou het hebben van titels voor je pleiten, behalve in het voetbal. Iemand die gestudeerd heeft, die is verdacht. Iemand die drie studies heeft afgerond en ook nog eens is gepromoveerd, die is vogelvrij. Johan Derksen had het al snel meesmuilend over ‘Meneer professor doctor meester’, een opmerking waar hij de lachers makkelijk mee op zijn hand kreeg.

Waar komt deze weerzin tegen titels toch vandaan? Voor een deel zal het een preventieve aanval zijn. De meeste mensen uit het voetbalwereldje hebben net de middelbare school afgemaakt, wat ze er zelden van weerhoudt om over elk maatschappelijk fenomeen een uitgebreide mening te hebben. De status die aan deze mening wordt verbonden heeft meestal echter meer met hun voetbalachtergrond te maken dan met iets anders. Wanneer er dan iemand opduikt die wel eens een boek gelezen heeft, loopt de allesweter het risico ontmaskerd te worden als een zwammer.

Iets anders is het fenomeen dat er onder voetballers sowieso een allergie voor gefundeerde kennis lijkt te leven. In plaats van de dokter van een academisch ziekenhuis te bezoeken, reizen ze af naar Servië voor een placentabehandeling. Wanneer een journalist dan aan ze vraagt wat die Servische vrouw nou precies met ze uithaalt, krijg je een wat wazige blik en een antwoord waar geen touw aan vast is te knopen.

‘Maar ze is echt heel goed’, besluiten ze hun verhaal dan zeer stellig, waarna ze zelfverzekerd maar weer eens tegen een bal aanschoppen.

Dit brengt ons bij de derde optie waarom voetballers vaak bij voorbaat al hard beginnen te lachen als er iemand met een brilletje verschijnt: ze zijn doodsbang voor de academische waarheid. De voetbalwereld is fijn afgeschermd en zit vol autoriteiten die precies weten hoe alles zit. Vervelende intellectuelen die weleens gaatjes in deze ballon kunnen prikken kunnen een keiharde tackel verwachten. Vergelijk het met een wetenschapper die het woord in een volle kerk wil nemen. En met die weerzin voor harde kennis en voorliefde voor het mythische blijkt de voetbalwereld bij nader inzien eigenlijk toch ook weer niet zo heel veel van de meeste andere wereldjes te verschillen.

zondag 11 september 2011

Balen

foto: Flickr, by galabgal
De wedstrijd tussen PSV en Nantes in de Champions League ging gewoon door. Bij PSV speelden spelers als Nikiforov, Heintze en John de Jong. Wim Kok hield een toespraak. Het was gebeurde 's-middags, ik was van het ziekenhuis naar mijn kamer gelopen. Ik zat op mijn kamer toen een Indische huisgenoot mijn kamer binnen kwam stormen.
  'Heb je het al gezien', zei hij glunderend. 'We pakken ze eindelijk terug.' Ik deed mijn tv aan en ik zag mensen naar beneden vallen. Tijdens de voetbalwedstrijd later op de avond botste Kezman tegen Waterkneus op. Volgens Harrie van Raaij had Kezman tegen Waterreus gezegd: ' de Amerikanen krijgen terug wat ze ons als Joegoslaven hebben aangedaan.'

Een half jaar later werd Pim Fortuyn vermoord. Ik vertelde dat tegen een andere huisgenoot die het nog niet gehoord had.
  'Shit', zei ze, 'dat heb ik helemaal gemist.' Ze leek er oprecht van te balen.

zaterdag 3 september 2011

Ziener

'Je hebt de dood van zoveel mensen op je geweten'

Foto: flickr, by globochem3x1minus1
Dat staat in een e-mail aan de Belgische weerman Frank Deboosere. Aanleiding is het noodweer op Pukkelpop dat aan vijf mensen het leven kostte. 'Ik vrees dat het van alle tijden is', aldus de weerman, 'de boodschapper heeft het nu eenmaal vaak gedaan.'

Ik vrees dat er iets anders aan de hand is.

Het begon met de uitbreiding van die apparatuur. Ineens waren de stickers met zonnetjes en wolkjes verdwenen en kregen de weermannen de nieuwste computertechnieken tot hun beschikking. Vervolgens kregen ze steeds meer tijd: het journaal is slechts een inleiding voor Erwin Krol, die het als eerste in de gaten kreeg. 'Mensen hebben richting nodig', moet Erwin gedacht hebben, 'dat is altijd zo geweest en zal altijd zo zijn.' Hij had natuurlijk gelijk, mensen hebben inderdaad richting nodig en als God en Mark Rutte het af laten weten, dan geven we ons wel aan de weerman over.
  Langzaam maar zeker begon Erwin persoonlijke boodschappen in zijn weerberichten te stoppen. 'U gaat genieten', zegt hij dan bijvoorbeeld, of: 'u voelt zich verwend.'

'Ik voel me verwend', zeggen de mensen de volgende dag op een zonnig terras tegen elkaar, en in stilte denken ze aan Erwin Krol, waarna ze een kruisje slaan.
  Van een lullig mannetje dat wolkjes met de hand op een slecht getekend kaartje plakte, is de weerman veranderd in een Ziener waar we ons elke avond massaal aan over geven. Groepsgewijs knielen we voor het tv-toestel om bibberend het oordeel af te wachten. Gaat Hij regen over ons uitstorten, of is Hij in een milde bui? Maar het volk is wispelturig en adoratie kan zomaar omslaan in rancune. Na de slechte zomer kan Erwin zich geen harde winter meer veroorloven. De Belgen mogen dan mailtjes sturen, in Nederland lachen we daarom.
  Mijn visioen: Erwin Krol, aan een kruis op de Vaalserberg. Naast hem hangen een relmarokkaan en een man die betrapt werd met een naakte baby in een kinderdagverblijf. Terwijl de pedo en de marokkaan jammeren sluit Erwin zijn ogen. 'Vergeef ze, NOS', zal hij prevelen, 'ze weten nog steeds niet wat ze doen.'  Aan zijn voeten die gezalfd zijn door Linda de Mol dobbelen Nick en Simon om zijn pak.

donderdag 25 augustus 2011

Hersenen

Foto: flickr, by Ed Yourdon
Vandaag was ik in Amsterdam om een kijkje te nemen in de Nederlandse Hersenbank. Ik was een uur te vroeg aangekomen, om me een loer te draaien had de NS besloten vandaag precies op tijd te rijden. Voor het AMC at ik bij een restaurantje een bord friet en dronk ik een glas cola. Ik bekeek de stroom mensen van station Holendrecht richting het ziekenhuis. Medisch studenten, verpleegkundigen.
  Ook bekeek ik Amsterdammers op het terras. Amsterdammers zijn zeer kijkbaar: het zijn niet zelden geboren acteurs. Als een Amsterdammer aan een tafeltje gaat zitten, dan is dit een hele operatie. Het is niet de bedoeling dat het iemand ontgaat dat er hier iemand aan een tafeltje gaat zitten. Maar als er afgerekend moet worden komt de ware acteur in de Amsterdammer pas echt naar boven. De Amsterdammer rekent niet af, de Amsterdammer deelt zijn mensbeeld en de kijk op de wereld in het algemeen aan de ober mee, waar deze het al dan niet mee eens is, terwijl er ondertussen geld heen en weer gaat.
 
  Na mijn friet was ik nog steeds te vroeg, samen met twee journalisten zat ik in een zaaltje wat te wachten.  'Mag ik je kaartje', vroeg er een. 'Ik heb geen kaartje', zei ik.

 Toen kwam Professor Dr. Swaab ons een hand geven, het was gebeurd voor ik er erg in had.
 We kregen een rondleiding en zagen stellages vol met witte emmers. In die emmers zaten breinen. Er werd een brein uit een emmer gelicht, 'altijd een beetje intiem', zei de vrouw die het deed, wat klopte. Er is inderdaad iets intiems aan iemands brein, in tegenstelling tot bijvoorbeeld iemands knieschijf. Alsof je door goed te loeren post-mortem iemands goed bewaarde zonden alsnog zou kunnen ontdekken.
  De terugtocht was een wedstrijd tegen de regen. Richting Utrecht werd het nat, in Den Bosch scheen nog net de zon en toen ik de voordeur achter me sloot viel het ook in Den Bosch met bakken uit de hemel.
  Twee meisjes dansten in de regen op het plein, met de handen in de lucht. Jonge breinen die nog niet geleerd hebben om het weerbericht met knikkende knieen af te wachten.

zaterdag 20 augustus 2011

Spraakverwarring

Foto: flickr, by _ES
(lezerscolumn VI)

Wat is er toch aan de hand met Bas Dost? De vrolijke jongen die er twee seizoenen geleden bij Heracles nog lustig op los scoorde, is bij Heerenveen veranderd in een ongeleid projectiel dat van gekkigheid niet meer weet waar hij het zoeken moet. Voor een antwoord op de vraag wat er aan de hand is bestuderen we beelden van de training van Heerenveen.

Er wordt afgewerkt op het doel. Ron Jans staat aan de zijkant goedkeurend te kijken, één voet op de bal, de handen in de zij. Hij lijkt op een hopman die vanaf een heuvel trots naar zijn jonge woudlopers staat te turen. Spelers die langskomen krijgen een tikje, of iets grappigs in het oor gefluisterd. Als Assaïdi wat plichtmatig naar zijn trainer lacht, glimt Jans van tevredenheid. Een niet meer zo heel jonge leraar die nog prima met die opgeschoten jeugd om kan gaan, dat straalt Jans uit. En dan na de training wat wijze woorden over de vrouwtjes en voorbehoedsmiddelen. Maar waar is Dost? Ik vrees dat Dost zich ergens achter een doeltje schuilhoudt voor dit toffe perengedrag dat in de jaren vijftig al redelijk oubollig aandeed.

Het conflict tussen Jans en Dost is een klassiek generatieconflict. Waar Jans na de training het liefst zijn gitaar tevoorschijn zou halen om in de kleedkamer met zijn allen nog eens gezellig 'Kumbaya my Lord' te zingen, daar springt Dost het liefst meteen in zijn auto, om al twitterend naar huis te scheuren, waar hij gaat playstationen, hyven, tussendoor een steen door een ruit gooit om wat schoenen te jatten en gedurende die bezigheden het liefst zo min mogelijk oogcontact maakt. Er is sprake van een totale spraakverwarring. Waar Jans nog van de generatie is die contact zoekt, daar is Dost van de generatie die contact in real life allang voorbij is. Jans voelt dat hij geen enkele grip op Dost kan krijgen en het vreet aan de man.

'Hoe kan ik toch doordringen tot die jongen', piekert hij s'-nachts in bed, wat eigenlijk betekent: 'waarom vind die jongen mij toch niet aardig, ik ben een gezellige toffe peer en houd best van een vieze mop op z'n tijd.'

Hoe harder Jans contact met Dost probeert te maken, hoe gekker Dost ervan wordt. Je ziet het aan die wilde ogen, hij voelt zich niet meer veilig. Elk moment kan Jans tevoorschijn komen om een arm om hem heen te slaan, of met zijn zoveelste voorstel op de proppen komen het eens lekker uit te gaan praten. Maar Dost wil niet praten, Dost wil scoren. Mijn advies aan Jans zou dan ook zijn om de rest van het seizoen geen woord meer te wisselen met Dost. Vijfentwintig goals zijn dan gegarandeerd. Voor elke keer dat Jans met zijn begrijpende sociale werkergezicht tot de zielenroerselen van Dost probeert door te dringen, kan je er een doelpunt vanaf trekken.

zaterdag 13 augustus 2011

Treinen

Foto: flickr, by Leonard John Matthews
Co Adriaanse: een man waar je op kan rekenen in barre tijden. Waar de tijdsgeest die van 'geen blad voor de mond en als ik een flatscreen tv wil dan pak ik een flatscreen tv'  is, daar heeft Co een prettige 'tongue in cheek' jaren vijftig uitstraling. Groot verschil met Louis van Gaal: Louis gelooft heilig in zijn eigen gedachtenspinsels. Dat maakt het kijken naar de tirades van van Gaal ook wat ongemakkelijk, het begint leuk, maar na een tijdje ga je je toch bezorgd afvragen of er niet iemand gebeld moet worden.
  In tegenstelling tot Louis, weet Co precies waar hij mee bezig is. Je ziet het aan die pretoogjes, aan het aanloopje dat hij neemt: hij heeft weer iets verzonnnen en hij is er zelf erg tevreden over, hij weet dat er om gelachen zal worden maar dat kan hem bij voorbaat al helemaal niets schelen.
  Wat in zijn nieuwste inzicht?

'Ik zag twee lange sprinters voorbij komen. In het voetbal kun je dan wel op een langskomende trein springen, maar je hoort ze niet te zien vanaf het veld. Dat is levensgevaarlijk, want het leidt de spelers af”, aldus Adriaanse. FC Twente gaat doeken voor de openingen hangen om de treinen aan het zicht te onttrekken.'

Je ziet hem op het trainingsveld naar die treinen loeren en denken: hier moet ik wat mee. Ook mooi: de subtiele verwijzing naar de uitspraak van Ronald Koeman die als trainer ineens op een 'langskomende trein' sprong, oftewel zijn zakken in Spanje ging vullen en PSV de tering liet krijgen.
  Overigens ben ik het helemaal met Co eens: langskomende treinen, die zijn levensgevaarlijk. Zo stond mijn oom Ferdinand in de jaren zeventig in Amsterdam zijn heg te knippen, toen er ineens een trein langsdenderde. Mijn tante Ria draagt sinds die tijd een prothese als topje van haar neus. In de jaren tachtig werd dit geheim aan mij meegedeeld, iets wat me natuurlijk eindeloos fascineerde. Op familieverjaardagen zat ik vanachter een bank gespannen naar het topje van die neus te turen, in de hoop dat het er misschien af zou vallen. Wat de verjaardagen in die tijd extra pijnlijk maakten, was het feit dat mijn vader op zolder een gigantische treinenverzameling had.
  Aangezien mijn vader en oom Ferdinand begin jaren tachtig gebrouilleerd waren geraakt na een heftige discussie over het Ardenne-offensief, ging mijn vader op zolder met zijn treinen spelen als zijn zwager op de koffie kwam.
  Hij had zo'n ouderwetse perronfluit waar hij tijdens die bezoeken extra driftig op leek te blazen. Het snerpende geluid trok het hele huis door, en elke keer verstijfde mijn tante en bracht ze in een reflex haar hand naar haar neus.
  Het gefluit van mijn vader ten spijt hebben we echter nooit op de grond gelegen om het topje van mijn tantes neus te zoeken.

woensdag 10 augustus 2011

Gelogen

Foto: flickr, by Thomas Hawk
When I 'm watchin' my TV
And a man comes on to tell me
How white my shirts can be
But he can't be a man 'cause he doesn't smoke
The same cigarrettes as me

- (I can't get no) satisfaction - Rolling Stones



Footlocker

Een jongen loopt door de straten van Londen. Hij is depressief: hij heeft geen mooie sportschoenen. Hij is werkeloos en de hele dag kijkt hij tv. Op tv ziet hij dat jongens zonder mooie schoenen loosers zijn. Jongens met mooie schoenen hebben wel een knappe vriendin, zien er goed uit en hebben een belangrijke baan.
 
  Er vliegt een steen net langs zijn hoofd: er wordt gereld. De jongen denkt: 'dit is mijn kans' en zoekt de eerste de beste Footlocker op. Hij steelt drie paar schoenen, hij neemt de tijd om de goede maat uit te zoeken. Met de schoenen onder zijn t-shirt rent hij naar huis. Op zijn kamer doet hij zijn nieuwe schoenen aan. Hij gaat voor de spiegel in de kamer van zijn zusje staan. Beneden maken zijn ouders ruzie, zijn vader is dronken. Hij loopt van de ene kamer naar de andere. Bij de buren klinkt ook geschreeuw, iemand in de straat heeft hard een radio aanstaan. Het zijn de Rolling Stones, hij heeft een pesthekel aan de Rolling Stones. Hij trekt zijn schoenen weer uit, zet ze op een tafeltje en zit er even naar te staren.
  Footlocker heeft gelogen: hij voelt zich nog steeds een looser.

donderdag 4 augustus 2011

Hoogst haalbare

Foto: flickr, by ShawnOster
Er stond gisteren een belangrijk inzicht in de Volkskrant. Chris Buur analyseerde zijn coming-out en de manier waarop de samenleving daarop reageerde. Hoewel min of meer geaccepteerd, is homosexualiteit nog steeds een heikel punt:

'Uiteindelijk wordt je toch gezien als een net niet geheel gelukt mens.'

Als samenleving zijn we volgens hem nog niet bij fase 4 van acceptatie aanbeland: 'Het recht op vanzelfsprekendheid.' Deze fase speelt zich niet af op het gebied van verbieden en jurisdictie, maar meer op het terrein van de goede smaak:

'Zoals je met mes en vork eet omdat dat voor iedereen prettiger oogt... zo zou er ook een onuitgesproken sociale veroordeling moeten komen te staan op de minachting van homo's.'

In zijn boek 'The Honor Code. How Moral Revolutions Happen', betoogt filosoof Anthony Appiah dat morele revoluties niet plaatsvinden door een verandering van inzicht, maar doordat bepaald gedrag op een gegeven moment gewoon 'not-done' is. Zo zou er in China een einde zijn gekomen aan de lange traditie van het afbinden van vrouwelijke voeten, niet omdat men dit op een gegeven moment als erg vervelend voor de vrouwen begon te ervaren, maar omdat men vreesde zich in de ogen van andere landen belachelijk te maken met dit gebruik. Over het algemeen kan het welzijn van een ander individu de mens gestolen worden, maar als het slecht behandelen van het andere individu hem in de ogen van de maatschappij belachelijk maakt, dan houdt hij er snel mee op.

Wanneer het beledigen van homo's iets is geworden als het met je handen naar binnen proppen van eten, je voelt misschien wel de behoefte maar je houdt je in, dan is de acceptatie voltooid.

zondag 31 juli 2011

Broodtrommel

Ik sta bij Station Utrecht op een bus te wachten. Het regent, mensen staan als koeien samengeschoold onder een klein afdakje. Er worden paraplu's opgestoken, een oude vrouw verliest bijna haar linker oog. Omdat we allemaal elke dag op dezelfde tijd dezelfde bus nemen, weten we hoe de buschauffeur eruit ziet.
  Als één man draaien we ons hoofd naar links, wanneer hij achter een andere bus tevoorschijn komt.
  Hij heeft geen haast, hij heeft een pet en draagt een bruine aktetas. De tas zit volgeplakt met stickers, het zijn vooral stickers van FC Utrecht. Ook zit er een grote sticker van het Ajax-logo op, met een rode streep erdoorheen en daaronder  in zwarte letters: dood aan Ajakkes. De buschauffeur is een jaar of vijftig. Hij maakt de deur open door op een knopje vooraan te drukken, installeert zich, schuift zijn geldla op de goede plek, gebaart dan dat we binnen kunnen komen.
 
  De meeste mensen hebben een ov-pas, die hoeven alleen maar te scannen. Een meisje doet onhandig met een strippenkaart, de mensen die nog in de regen staan morren. Als we door de busbaan langs het spoor zijn gereden en rechtsaf onder de tunnel doorgaan richting kanaleneiland, trapt de chauffeur ineens op de rem.
  Met een klap staan we stil, de chauffeur springt de bus uit en rent op twee jongens af die onder de tunnel voor de regen staan te schuilen. Ze dragen wijde broeken, één van de twee heeft een ajax-shirt aan. De chauffeur heeft zijn broodtrommel meegenomen, hij slaat de jongen met het ajax-shirt met de trommel op zijn hoofd. Op de broodtrommel zitten ook stickers van FC-Utrecht, de boterhammen die eruit vliegen zijn bedekt met kaas en met ham.
  De jongens krimpen in elkaar, ze proberen de chauffeur af te weren. Als hij even inhoudt rennen ze weg, de chauffeur gooit zijn trommel achter ze aan.
  Hij pakt de trommel weer op, veegt wat stof van zijn kleren en stapt de bus weer in.
  'Excuses voor het ongemak', zegt hij door de microfoon. 'Volgende halte is de Croeselaan.'
Drie haltes verder durft er pas weer iemand op het knopje te drukken.

woensdag 27 juli 2011

Bloed op het spoor

Foto: flickr, by Guille.17
  Sinds ik Joost Zwagerman drie jaar geleden in het onvolprezen boekenprogramma van de inmiddels ter ziele gegane zender 'Het Gesprek' op zijn kenmerkende enthousiasmerende wijze over het boekje hoorde oreren, heb ik mijn kansen afgewacht. Had ik nog langer gewacht dan had ik het boekje waarschijnlijk gratis bij een fles afwasmiddel kunnen krijgen, maar inmiddels heb ik het toch maar voor een paar euro bij de Slegte opgehaald: Groeten van Rottumerplaat.
 
  In dit boekje vertellen ruim honderd Nederlandse schrijvers welk muziekalbum zij naar een onbewoond eiland mee zouden nemen. Schrijvers die over muziek schrijven gaan vaak behoorlijk los (je hebt het sterke vermoeden dat een niet gering aantal veel liever met een gitaar op het podium had gestaan in plaats van met een bleek gezicht boven dat toetsenbord te hangen, maar ja, maatgevoel en podiumvrees stonden in de weg) en dat is in dit boekje niet anders.
  In de inleiding merkt Zwagerman op dat veel schrijvers hun 'initiatie-album' mee naar dat eiland willen nemen. Wat is een initiatie-album? Een initiatie-album is het album dat je hoort in de 'ontvankelijke leeftijd' (grofweg tussen je vijftiende en vijfentwintigste) en dat je met een schok doet ontwaken uit je veilige kinderbestaan. Het initiatie-album is een soort openbaring: 'de soundtrack van het afscheid van het hoogsteigen sprookjeswonderland en een entree in de wereld, onttoverd of juist magisch.' (Citaat Zwagerman)
 
  Twee schrijvers (Martin Bril en Saskia de Coster) kozen een plaat die ik zelf als 'initierend' aan zou wijzen: Nevermind van Nirvana. Voor Bril lijkt Nevermind me trouwens niet een plaat te zijn die zijn 'ontwaken' begeleidde, hij was tegen de tijd dat Nevermind uitkwam in de dertig. Wat me bij het volgende punt brengt: Nevermind mag dan wel mijn 'initiatie-album' zijn, maar zou ik hem ook meenemen naar dat eiland?
  Ik moet er niet aan denken.
Als je vast zit op een eiland, en je mag één album continu draaien, kies je dan voor de soundtrack van je pubertijd? Steeds opnieuw die schok der herkenning beleven, dat gevoel het paradijs uitgeschopt te worden en met een klap in de echte wereld belanden, waar alles pijn doet? Liever niet.
  Ik zou mooi een album meenemen waar je je behaaglijk in kan nestelen, een rijk album vol schakeringen, waarin niet alleen lucht gegeven wordt aan 'teenage angst', maar aan het hele palet van emoties: liefde, verdriet, eenzaamheid, saamhorigheid.
  Het album dat ik meeneem moet als een schilderij zijn waar je nooit op uitgekeken raakt, een film die je honderd keer kan zien.
  Ik schuif het rijkste album van de meest talentvolle popartiest van de twintigste eeuw in mijn tas: Blood on the Tracks van Bob Dylan. En dan maar hopen dat ze me een beetje met rust laten op mijn eiland.


maandag 25 juli 2011

The wind, you can blow it

Een ode en een karikatuur ineen, daar moet je getalenteerd voor zijn. Syd Barret was de vroege zanger van Pink Floyd en had zo zijn eigen mening over het fenomeen Dylan in de jaren zestig:

'I'm a poet, don't you know it, and the wind, you can blow it'

Het liedje is bedoeld als parodie, maar het doet zo goed een Dylan-liedje na dat het eigenlijk gewoon een geweldig nummer is dat niet meer uit je kop gaat:

zondag 24 juli 2011

Roman

Foto: flickr, by richat
Bij gebrek aan voetbal analyseer ik Zomergasten. De wedstrijd met Marc-Marie Huibrechts geef ik een stevige acht wat betreft amusementswaarde. Maar is het ook een goeie wedstrijd?
   Dat is het, maar niet dankzij Jelle Brandt Corstius, de Ronald Koeman van de interviewers: net zo goed als zijn materiaal.
   De avond wordt gemaakt door Huibrechts. Hoogtepunt: de aflevering van Frans Bromet over een lichtelijk verstandelijk gehandicapte man die last heeft van een hond die steeds over een twee meter hoge schutting gaat hangen om eens lekker bij de buren naar binnen te loeren. Ik vind Bromet een soort genie: hij tast situaties af alsof hij ze ter plekke aan het verzinnen is, zijn scenes krijgen vanzelf een literaire waarde. Als hij over die hond begint springt het beest onmiddelijk met zijn kop boven de schutting uit, als een figurant die in de coulissen klaar staat om zijn sleutelrolletje te spelen.
  Als Bromet aan iemand vraagt om een brief voor te lezen, staat er altijd iets waanzinnigs in wat allerlei lijntjes soepel bij elkaar bindt, of alles ineens in een compleet ander daglicht stelt, waardoor een hele situatie kantelt.
  Als je denkt dat je leven stompzinnig en nietzeggend is moet je Bromet met zijn camera uitnodigen, hem een dag door je leven laten lopen en als je het resultaat ziet zullen je de ogen opengaan: je bent helemaal niet onbeduidend, je bent de hoofdpersoon van een schitterende roman.