zaterdag 30 april 2011

Liefdesverdriet (Slot)

Foto: flickr, by Adrian Hart
Nadat we een week lang geen contact hebben kunnen krijgen met aankomend professor annex neurowetenschappelijk wonderkind Edwin Onderkaak, besluiten we op goed geluk naar zijn witte villa in het Gooi af te reizen.

'Ik begin een steeds grotere hekel aan die man te krijgen', mompelt mijn vrouwelijke collega, terwijl ze soepel de bochtjes tussen de groene bomen neemt.

Als we de oprijlaan oprijden zien we dat meerdere ramen van de villa wijd open staan, luide muziek dwarrelt over het gladgeschoren gazon. We bellen aan, mijn vrouwelijke collega herkent de sombere pianotonen als 'The Scientist' van Coldplay.

'Lauwe muziek voor zo'n stoere vent', zegt ze, terwijl ze voordeur voorzichtig openduwt. We lopen de lange gang door richting de muziek, vlak voor de woonkamer blijven we staan. Hoewel we allebei wel wat gewend zijn op journalistiek gebied, zijn we toch onvoorbereid op het afschrikwekkende toneel dat ons zit op te wachten. Onderkaak zit languit op zijn witlederen sofa, gekleed in slechts een onderbroek. Het tafeltje voor hem is volgestapeld met blikjes Heineneken, een half opgegeten pizza ligt onder de bank.

'Ze heeft me gedumpt', fluistert Onderkaak als hij ons in de gaten heeft gekregen, 'ze heeft me gewoon gedumpt.' Mijn vrouwelijke collega zet de muziek wat zachter, ik schuif een stoel naar de toekomstig professor toe.

'Wie heeft u gedumpt?', informeer ik.

'Liesbeth, de laatste patient. Na de vragenlijst zijn we wat gaan eten in de Platte Pannenkoek, ik had nog nooit zo'n vrouw als haar ontmoet. Ze liet helemaal niets op de scanner zien, helemaal niets. Het was alsof ze geen emoties had', besluit de onderzoeksleider, hij sluit zijn ogen en begint te snurken.

Een half uur later schrikt hij weer wakker, mij collega en ik hebben ondertussen de kamer wat gefatsoeneerd.

'Het was de week van mijn leven', zegt Onderkaak, 'maar nu wil ze me niet meer zien.'

Mijn collega kan een lachje niet onderdrukken: 'ironisch allemaal', mompelt ze, terwijl ze het laatste blikje Heineken in elkaar knijpt.

'Ironie zegt me niets', antwoordt Onderkaak, 'dat vind ik meer iets voor Engelsen.'

Nadat we het wonderkind onder de douche hebben gezet vragen we nog naar de uitkomsten van zijn onderzoek.

'Daar geloof ik niet meer in', antwoordt Onderkaak vanaf de andere kant van het douchegordijn, 'ik heb zojuist besloten om een half jaar naar India te gaan om mezelf te zoeken.'

Met deze woorden laten we het wonderkind alleen, de deur trekken we voor de zekerheid maar stevig achter ons dicht.

Liefdesverdriet (3)

Foto: flickr, by Will Foster
Het loopt tegen vieren in de middag als toekomstig leider van het Broca instituut en onderzoeker van liefdesverdriet Edwin Onderkaak voor het eerst verschijnselen van vermoeidheid begint te vertonen.

'Al die jankende wijven', verzucht de aankomend professor, 'ze gaan toch op je zenuwen werken.'

Vele vrouwen hebben we gedurende de dag langs zien komen. Na het invullen van een vragenlijst worden ze onder de scanner gelegd, waarna ze in het apparaat eerst neutrale plaatjes te zien krijgen. Na een serie met daarin een boom, een huis en een koe, komt er plotseling een plaatje van hun ex-geliefde tevoorschijn. Onderkaak wijst op dat soort momenten verheugd naar zijn computerscherm:

'Kijk, de amygdala, en hier, de pre-frontaalcortex. We zijn de emoties nu echt op het spoor', verklaart de onderzoeksleider als de laatste vrouw jankend de ruimte weer heeft verlaten. 'Nog even en we weten precies hoe het zit.'

We willen ons al klaar maken om naar huis te gaan, als er op de deur wordt geklopt. Een lange vrouw met golvend kastanjebruin haar vraagt of het onderzoek al is afgelopen. Onderkaak lijkt even te twijfelen, maar gebaart dan dat ze kan gaan zitten. Tijdens het invullen van de vragenlijst gebeurt er iets vreemds: de aankomend professor maakt meerdere keren oogcontact met de zelfverzekerde dame, iets waar hij zelf nog het meest van lijkt te schrikken.

'In de scanner dan maar', mompelt hij terwijl hij zich al achter zijn computer heeft geinstalleerd. Tijdens het scannen lijkt de vrouw niet erg onder de indruk te zijn van het plaatje van de man waar ze vijf jaar van haar leven mee heeft doorgebracht. Glimlachend komt ze weer onder het apparaat vandaan, een schril contrast met al haar huilende voorgangsters.

'Gaan jullie maar naar huis', zegt Onderkaak tegen ons, 'ik wil deze mevrouw nog even wat extra vragen stellen.'

We laten de aankomend professor in een lichte staat van verwarring achter en gaan op zoek naar een bushalte.

(to be continued..)

Liefdesverdriet (2)

Foto: flickr, by maoi
Het is half negen 's-ochtends als we enigszins bedremmeld aanbellen bij de witte villa van Onderkaak. De deur zwaait meteen open. Onderkaak zit strak in het pak, zijn zwarte haar keurig in een verse scheiding. Op zijn witlederen sofa presenteert hij ons een cappuccino ('ik zit zelf al weer aan mijn derde') en legt hij uit waarom hij ons heeft gebeld:

'De raad van bestuur las jullie artikel en was niet zo blij met de profielschets die daar uitkwam. De universiteit van Apeldoorn presenteert zich graag als maatschappelijk betrokken, mijn opmerkingen over vrouwen en mietjes schenen daar uit de pas mee te lopen. Graag neem ik jullie een dagje op sleeptouw om jullie mijn andere gezicht te laten zien.'

Onderkaak presenteert zich inderdaad uiterst correct, hoewel in zijn zwarte Saab zijn oude gezicht alweer tevoorschijn komt:

'Hoer!', roept Onderkaak, als een vrouw met kinderwagen niet snel genoeg oversteekt. Vervolgens somt hij de mensen op die volgens hem niet kunnen rijden:

'Vrouwen, bejaarden, allochtonen, jonge ventjes, Turken, Marokkanen, homo's.' In zijn woede lijkt Onderkaak de profielschets van de vorige keer alweer vergeten te zijn. Mijn vrouwelijke collega kijkt chagrijnig uit het raam.

'Misschien kan je ze onder de scanner leggen', mompelt ze als Onderkaak eindelijk uitgeraasd is, 'dan kan je zien wat er aan ze scheelt.'

Het sarcasme lijkt Onderkaak te ontgaan, verheugd kijkt hij in zijn achteruitkijkspiegeltje: 'dat is helemaal geen gek idee.'

Aangekomen bij het Broca-instituut scheurt Onderkaak het grind op en parkeert zijn auto recht voor de ingang.

'Ik ben aankomend professor', verklaart hij als we uitstappen, 'ik mag mijn auto zetten waar ik wil.'

Tijdens onze gang door het instituut zien we links en rechts mensen wegschieten op het moment dat ze Onderkaak ontwaren, iets wat de aankomend professor zelf lijkt te ontgaan.

'Ik ben zeer geliefd', verklaart Onderkaak terwijl hij zich ongegeneerd uitkleedt en zijn witte labjas aantrekt, 'ik ben de toekomstig leider van dit instituut.'

(to be continued..)

vrijdag 29 april 2011

Liefdesverdriet (1)

Foto: flickr, by ekai
Het nieuwste van de wetenschap: onderzoekers van de Universiteit Apeldoorn zijn bezig met een onderzoek naar het hersensubstraat van liefdesverdriet. Is liefdesverdriet vergelijkbaar met een depressie?
  Deze vraag houdt onderzoekers van de afdelingen Hersenwetenschappen dusdanig bezig dat ze vrouwen met liefdesverdriet onder de scanner willen leggen. De onderzoekers vermoeden vooral activiteit in het limbisch systeem, de prefontaalcortex en de amygdala te vinden. Zowel vrouwen van rond de twintig als vrouwen van tussen de veertig en vijftig jaar doen aan het onderzoek mee.

‘Dat geeft ons een kans om de gevolgen van verdriet om een relatief korte liefde te vergelijken met de gevolgen van mensen die bijvoorbeeld in een scheiding liggen’, aldus onderzoeksleider Edwin Onderkaak.

Tijdens het onderzoek zullen de vrouwen met beelden en namen van hun ex-partners geconfronteerd worden, terwijl met een MRI de activiteit in verschillende hersendelen gemeten wordt. Op de vraag of de onderzoeksleider zelf wel eens last heeft gehad van liefdesverdriet, antwoordt hij ontkennend:

‘Ik doe niet mee aan die onzin. Ik vind het eigenlijk typisch iets voor vrouwen en mietjes. Maar aan de andere kant ben ik wel weer nieuwsgierig; waar gaan al die zielige liedjes toch over, denk ik weleens als ik de radio aan heb staan.’

Onderkaak heeft naast zijn medische nieuwsgierigheid ook nog een andere motivatie voor dit revolutionaire onderzoek:

‘Als ik weet welk chemisch proces precies verantwoordelijk is voor al dat gedoe dan kunnen vrouwen nooit meer zeggen dat ik ze niet begrijp.’

Hij trekt een verbeten gezicht, giet zijn vijftiende kopje koffie van de dag achterover en maakt ons duidelijk dat het interview is afgelopen:

'En nou oprotten, ik heb nog meer te doen.'

De resultaten van het onderzoek worden medio 2012 verwacht.

zaterdag 23 april 2011

Regen

Foto flickr, by amandabhslater
Sinds enkele jaren ben ik in het geheim al het tweedehands proza van Remco Campert uit de Slegte van Den Bosch aan het verzamelen. Om de zoveel maanden loop ik naar binnen om te kijken of ze het hebben aangevuld, vaak om zeer tevreden met een tweedehandsboekje van twee of drie euro weer naar buiten te lopen. Natuurlijk is mijn systeem niet waterdicht, er zou zomaar een boekje van Campert in een tussentijd in het rek geplaatst en door een concurrerende Campert-verzamelaar aangeschaft kunnen worden, maar ik heb niet het idee dat er veel boekjes door de mazen van mijn net glippen.
  Naast het feit dat Campert een geweldig schrijver is, is Campert ook herkenning.
  Zo staat er al op de eerste bladzijde van 'Zachtjes neerkomen' (eergisteren aangeschaft, 3 euro):
 
  'Een uiterst fijne motregen hing in de straten... Hij hield van dit weer. Anders dan blinkend zonlicht, striemende regen of bijtende kou, stelde het geen eisen aan hem, terwijl het toch niet karakterloos was. Het was weer dat hem in zich opnam zonder erop aan te dringen.'

  Enkele keren heb ik geprobeerd uit te leggen wat ik tegen felle zomerzon heb, aan mensen die me in wisselende gradaties van bezorgdheid dan wel meewarigheid aankeken. Ik vind de zon, zeker als je geen vakantie hebt, van een stuitende opdringerigheid. Je kan er niet aan ontsnappen, hij is als een kleverige vriend die continu iets van je wilt. Sta je 's-ochtends op dan schijnt hij al door de gordijnen je kamer binnen, en de hele dag blijft hij je achtervolgen, allesziend, je aansporend om toch in vredesnaam snel iets van deze prachtige dag te gaan maken. De zon schijnt! Ga naar het park! Ga zwemmen! Doe iets leuks! Van de weersomstuit ga ik in een geblindeerde kamer een boek zitten lezen, en wacht ik tot het weer wat slechter wordt. Ik kijk om de hoek van de kamer: is er al regen? Als er een fijne motregen is, trek ik snel mijn jas aan: naar de stad!
  Ik dacht dat ik gek was, maar gelukkig begrijpt Remco Campert wat ik bedoel.

vrijdag 22 april 2011

Anti-climax

Foto: flickr, by Selma90
Een jonge vrouw staat tegen de bosjes te schreeuwen: 'Vincent, ik weet dat je daar bent. Kom eruit Vincent.'
  Ik sta de was op te hangen, ik ben op de hand van Vincent. Als ik Vincent was dan zou ik ook lekker in die bosjes blijven zitten. De vrouw begint rondjes om de bosjes heen te rennen, af en toe doet ze pogingen erin door te dringen. Als het zo'n vijf minuten bezig is, de was is opgehangen en ik sta in de zon tegen het hekje van het balkon geleund, verander ik van kant: wie denkt dat rotjoch eigenlijk wel dat hij is.  Er kan wel ik weet niet wat aan de hand zijn, kinderlokkers, auto's, als ze hem gevonden heeft moet ze hem maar even een paar stevige tikken verkopen, desnoods wil ik haar wel even helpen.
  De vrouw begint steeds meer op een paniekerige hen te lijken, ze fladdert van links naar rechts, ze rent naar een speeltuintje om de hoek om versterking te halen. Vanaf het balkon heb ik een mooi overzicht, ik kan het hele grasveld met aan de achterkant de bosjes overzien. Ik hoop dat Vincent te voorschijn komt, dan kan ik tegen hem schreeuwen dat hij als de wiedeweerga naar zijn moeder moet gaan.
  De vrouw komt terug met andere vrouwen, het begint al een beetje op een zoektocht te lijken. De man van een paar balkons verderop klimt naar beneden. Andere kinderen beginnen zich ermee te bemoeien. Dan komt Vincent op zijn gemakje aanwandelen, hij zat helemaal niet in die bosjes. Hij draagt een shirtje van Barcelona en hij zwaait met een stok. Zijn moeder geeft hem geen klappen, wat een beetje aanvoelt als een anti-climax.

dinsdag 19 april 2011

Panda

Foto: flickr, by The Bode
Ze zakten met z'n drieen langzaam Den Bosch binnen: Panda, Mees en Boelie. Panda was blond en slurpte aan een slurry, Mees leunde zelfverzekerd met zijn schouder tegen de reling van de roltrap, met zijn andere hand stak hij frietjes in zijn mond. Hij sprak tegen Panda, die zijn praatjes over zich heen liet komen. Boelie stond een treetje hoger en keek over de reling de diepte in, want Mees 'had Panda teerst gezien en aangesproken en mocht nu het dichts naast haar lopen.'

Dat laatste is de derde zin uit Het leven is Vurrukkuluk van Remco Campert over drie jongeren die een zomerdag in het Vondelpark rondhangen, praten, vrijen, drinken, praten en drinken. En feest vieren, natuurlijk, want dat ben je als jongere verplicht.

Het trio van Campert is een archetype: je ziet ze in de zomer overal opduiken. De vlotte jongen met de babbel, het sletterige meisje dat het zich een beetje laat aanleunen en als hij echt zo nodig wil dan gaat ze wel met hem naar bed en de slome vriend die er een beetje bijhangt en met zijn gedachten elders lijkt te zijn.

'Hij koketteert met zijn verlegenheid', zegt Mees over Boelie tegen Panda, 'Eén van zijn weinige charmes.'

Het boek eindigt met één van de geweldigste zinnen om een boek mee te eindigen:

'Een gevoel van geluk, zo hevig als hij het nog nooit had gekend, stroomde door hem heen en verzoende hem met bijna alles.'

Het is pas zomer als je Boelie, Mees en Panda door de stad hebt zien slenteren.

zaterdag 16 april 2011

Tanks

Foto: flickr, by Craig A Rodway
Vandaag vertrekt een vriend van mij voor onbepaalde tijd naar Amerika. Het zijn dit soort momenten die me doen realiseren dat we geen zeventien meer zijn. Natuurlijk weet ik wel dat we geen zeventien meer zijn, maar ik sta er zelden bij stil. Sommige jaren lijken te zijn verdampt, voor mijn gevoel fietsten we gisteren nog met z'n allen naar de stad om uit te gaan. Waarschijnlijk kijk ik over veertig jaar in de spiegel en schrik ik me kapot: ik ben oud geworden. De tijd is genadeloos en trekt alles met zich mee. Het dorp waardoor we fietsten is mijn dorp al niet meer: andere tijd, andere mensen. Verveeld halen de straten hun schouders op als ik vertel over de avonturen van mijn jeugd: lang geleden opa, zoek een hobby.

In Paranoia analyseert W.F. Hermans zijn motieven om te schrijven:

'Ik schrijf, omdat ik in iedere gedachte die ik vergeet, verloren ga.'

Schrijven als wanhoopsoffensief, schrijven als stenen gooien tegen de massieve tanks van de tijd. Veel is het niet, maar het is beter dan niets.

donderdag 14 april 2011

Spuitje

Foto: flickr, by Dave-F
Michel Preud'homme springt uit zijn bed: kwart over vijf, tijd om te douchen. Terwijl het water warm wordt doet hij snel 200 push-ups: even wat energie kwijtraken. Hij droogt zich af en schreeuwt tegen zijn vrouw dat ze koffie moet zetten: zwart, zonder suiker. Hij denkt aan vanavond: Villareal, 5-1 achter, hoe moet Twente dit nog om gaan buigen?
  Hij besluit Fred Rutten te bellen, die staat 4-1 achter, misschien heeft die een idee'tje.
  'Met Fred.'
  'Met Michel, ben je wakker?'
  'Nu wel ja. Potverdorie, half zes. Wat er is aan de hand?'
  'Voetballen vanavond!'
  'Tuut, tuut, tuut.'
  Preud'homme giet snel de complete kan koffie in zijn broek en trekt zijn jas aan. Hij scheurt in zijn Opel naar het stadion, voor de hoofdingang ligt een dikke zwerver. Even twijfelt hij, maar dan stopt hij, rent uit zijn auto en schopt de zwerver tegen zijn zij.
  Kreunend opent Theo Janssen zijn ogen. Hij ligt in een plas opgedroogd bier, een shaggie kleeft tussen zijn droge lippen. Hij krabbelt overeind, Preud'homme is ondertussen snel het stadion drie keer rond gelopen om een beetje af te koelen.
 'Is het al kwart voor negen?', vraagt Theo verbaasd. 'Ik dacht gister, het is al zo laat, ik kan net net zo goed blijven hangen. Als je gaat slapen wordt je alleen maar brak weet je wel.'
  Preud'homme gaat op zijn handen staan, spring vier keer op en neer, maakt een koprol en rent terug naar zijn auto. Thuis zit zijn vrouw de krant te lezen, hij rukt hem uit haar handen, vouwt hem op tot een balletje en vreet hem op.
  Wat hij nodig heeft is een list. Hij belt Fred Rutten nog maar een keer.
  'Met Fred.'
  'Met Michel, ben je wakker?'
  'Tuut, tuut, tuut.'
  De bel gaat, Preud'homme rent naar de voordeur. Vier mannen in witte jassen staan op de stoep. 'Woont Michel Preud'homme hier?'
  Op een klein tv'tje in de gemeenschappelijke ruimte ziet Preud'homme die avond hoe Twente met 3-1 verliest. De dokter belt de verpleging om door te geven dat ze een spuitje extra mogen geven.

maandag 11 april 2011

Zonnebril

Foto: flickr, by jonklinger
Het was kwart voor negen en de bus schepte bijna een scooter. Achter me praatten twee mannen een beetje lacherig over een collega die er een tijdje 'uit was geweest.'
  Hij was weer terug, maar hij had geen kamer meer.
  'Welke verdieping zit je dan', informeerde de ene man quasi-behulpzaam door de telefoon. 'De derde? Henk en ik komen er zo aan, komt wel goed man.'
  Nadat hij opgehangen had praatten de twee mannen over Harry, die het moeilijk had. De voldaanheid over het feit dat ze het zelf niet moeilijk hadden kon je met handen vol uit de lucht scheppen.
  De bus stopte bij Kanaleneiland, mensen stapten uit. Een brede man met een zonnebril wilde voor de bus langs meteen de weg oversteken, de buschauffeur reed hem bijna aan. De man sprong opzij een riep iets tegen de chauffeur. Die draaide zijn raampje naar beneden en riep iets over een oversteekplaats. De twee rode rondjes van het stoplicht voor de bus bleven op rood, de bus bleef staan en de zonnebril bleef schreeuwen. De chauffeur negeerde hem, de zonnebril liep naar de bus en begon op het raam te timmeren. De chauffeur draaide het raampje weer naar beneden, één van de mannen achter me riep 'twintig euro op de chauffeur.'
  De brede man liep een paar meter weg, draaide zich nog één keer om en stak zijn middelvinger op.
   'Oeoeoe', riep de man achter me, 'een middelvinger, nou nou.' Het zag er inderdaad een beetje knullig uit, zo'n brede vent met een zonnebril en dan zo'n lullig vingertje. De bus lachte, de chauffeur had gewonnen. De man achter me zei tegen zijn vriend dat de chauffeur bij het station ook al bijna een scooter had geschept.
  'Scooter', begon hij door de bus te schreeuwen, 'pas op, een fietser.'
  De bus lachte weer en de chauffeur keek zenuwachtig in zijn grote achteruitkijkspiegel. Tegenover me zat een meisje met blond haar in het zonlicht haar slaperige boterhammen te eten, het geheel leek compleet langs haar heen te gaan. De halte kwam en ik stapte uit, negen uur, de dag moest nog beginnen.

vrijdag 8 april 2011

Oorlog

Foto: flickr, by Christiaan Tonnis
Gisteren heb ik voor zeven euro een boekje gekocht dat door veel mensen beschouwd wordt als het grootste filosofische werk van de twintigste eeuw: de Tractatus Logico-Philosophicus van Wittgenstein.
  Het werk opent met stelling 1: The world is all that is the case en eindigt met stelling 7: What we can not speak about we must pass over in silence. Hiertussen probeert Wittgenstein een antwoord te formuleren op grote filosofische problemen als kenleer, ethiek en 'het mythische'. In zijn inleiding beweert Wittgenstein dat hij (1) definitieve antwoorden op veel filosofische problemen heeft geformuleerd en (2) heeft aangetoond hoe weinig er eigenlijk bereikt is als deze antwoorden gevonden zijn.
  'Je kan beter poëzie gaan lezen', schijnt Wittgenstein zijn studenten gezegd te hebben, 'daar leer je meer van dan van filosofie.'

  Nadat hij naar eigen zeggen alle filosofische problemen had opgelost ging hij lesgeven op een basisschooltje, alwaar hij de kinderen hogere wiskunde probeerde bij te brengen. Op een gegeven moment kwam hij echter tot de conclusie dat hij alle problemen misschien toch niet helemaal had opgelost en schreef hij zijn tweede grote werk, voor een groot deel een aanval en commentaar op het eerste. Niet alleen voetbal is oorlog, filosofie is het ook. En als er geen waardige tegenstanders te vinden zijn, dan verklaart de filosoof gewoon de oorlog aan zichzelf.

woensdag 6 april 2011

Informatie

Foto: flickr, by thebruce0
Vandaag stond ik in de lift met voormalig minster van defensie Frank de Grave. Ook schreef ik een stukje dat eerst naar een coördinator ging en vervolgens na werd gekeken door iemand van de eindredactie.
  Dat is nog eens andere koek dan achter je computer de blogger uithangen.
Om niet al te zeer uit de toon te vallen, hield ik mijn mening over Ola Toivonen en Linda de Mol in het stukje maar even voor me.
 Een bijkomend voordeel van mijn nieuwe baan is dat ik voor mijn werk boeken mag lezen, boeken die nog niet eens officieel uit zijn gekomen. In de trein lees ik in een boek dat nog niemand heeft. Af en toe leg ik het nonchalant op het tafeltje, niemand reageert. Mensen slapen, of ze staren voor zich uit. Ik pak het boek op en lees weer verder. Als ik Frank de Grave nog een keer tegenkom, zal ik een veelbetekenende blik met hem wisselen. Classified information, daar weten Frank en ik alles van.

dinsdag 5 april 2011

Hark

Foto: flickr, by florian_out
Vanochtend stond ik voor het eerst sinds lange tijd weer eens in de vroege morgen op een station. Ik bevond me tussen het volk waar Mark Rutte zo dol op is: mensen die iets van hun leven willen maken. Ik keek naar de mensen die iets van hun leven willen maken.
  Het waren onopvallende types, de carrieremaker beweegt zich als een soepele machine, hij geeft de satiricus weinig mogelijkheden voor een schot. Het haar zit goed, maar niet al te opvallend goed. Er is een krant, een kop koffie, een koffertje. Er is een soort rustige doelmatigheid.
  Daar kun je als sardonische stukjesschrijver dus helemaal niets mee.
Ik maakte een lijstje van de mensen die je niet om half acht 's-ochtends op een perron ziet. Bejaarde mensen, kinderen. Gehandicapten, blinde mensen.
  Er kwam een duif voorbij. Er keek een vrouw mijn kant op, dat beloofde iets. Ze schrok er zelf waarschijnlijk van, ze keek snel weer in haar krant. De duif was dik, niet echt een scherpe observatie. De trein kwam. Ook in Utrecht bevond ik me tussen frisse en doeltreffende mensen, ik snap niet waar die Rutte zich zo druk over maakt.
  Aan het einde van de dag zat ik op de terugweg achter een donkere vrouw met een groene hark in een plastic zak. Helaas was ik te moe om af te luisteren waar ze die hark voor had gekocht, ze tetterde in een telefoontje maar mijn aandacht ebde weg. Iets van je leven maken: je moet er wat voor over hebben.

maandag 4 april 2011

Knieën teen

Foto: flickr, by Vlad B.
Zoals een gelovige een paar honderd jaar geleden gekeken moet hebben als iemand verkondigde dat hij nog nooit van God had gehoord, zo kijk ik naar het filmpje van PVV-politicus Lilian Helder die probeert te verbergen dat ze de allereerste beginselen van statistisch onderzoek niet snapt. Het gaat me niet om dit specifieke onderzoek, waar waarschijnlijk inderdaad het één en ander op af te dingen valt, dat is wel vaker zo met wetenschappelijk onderzoek, het gaat me om het totale onvermogen om een enigszins intelligente discussie te voeren over de voors en tegens.
  Bij het eerste college van het vak 'logica' aan de universiteit zei de docent al vrij snel: 'stel, y is een functie van x'. Meteen ging er een hand de lucht in: 'wat bedoelt u daar precies mee?'
  Er is een moment dat een zinvol gesprek niet meer mogelijk is. Samen met brievenbuspisser Lucassen heeft Lilian Helder een duidelijk punt gemaakt: de nieuwe minister-president kan maar één iemand worden en dat is Linda de Mol. Linda zal vol begrip met Lilian in een hoekje gaan zitten om haar een beetje te leren rekenen, en als Lucasje zijn broekje niet droog kan houden zal ze zijn traantjes drogen en zeggen dat ons dat allemaal wel eens overkomt.
  Hierna zal de hele kamer 'hoofd, schouders, knieën teen, knieën teen' gaan zingen.

zondag 3 april 2011

Groot Hart

Foto: flickr, by Vectorportal
Linda de Mol presenteert de Postcode Loterij Miljoenenjacht. Ze verkondigt dat ze hoopt dat de winnaars niet op een Hollandse manier zullen reageren: er moet gejankt worden. Er zijn verschillende manieren waarop je andere mensen kan domineren, fysiek geweld is er maar eentje van. Een net zo sterk middel is om mensen dankbaar voor je te laten zijn. Linda de Mol verkondigt dat ze mensen graag blij maakt.
  Als ik Linda de Mol zie dan zie ik een monster.
  Linda de Mol zal niet stoppen voordat heel Nederland op zijn knietjes dankbaar ligt te zijn voor Linda de Mol.
  Ook in kleuterklassen vind je monsters, zowel voor als in in de klas. Linda de Mol is een kleuterjuf die Nederland als haar klasje ziet. Het kind dat Linda negeert wordt in de pauze mee naar achteren genomen. Niemand zal het kind ooit nog terugzien, de moeder die huilend voor de poort verschijnt zal gek worden verklaard. Alleen Linda de Mol zal een beschermende hand om de schouder van de moeder leggen.

'Ik begrijp je leed', zal ze in het oor van de moeder fluisteren.

De mensen op het schoolplein zullen niet uitgepraat raken over het grote hart van Linda de Mol.

Museum

Foto: flickr, by Seth W.
Gisteren en vandaag was het museumweekend. In het Noord-Brabants museum in Den Bosch bestudeerde ik naast de schilderijen ook de mensen. Ik onderscheidde twee stromingen: de mensen die hun jas uittrokken en de mensen die hun jas aanhielden. De mensen die hun jas aanhielden verspreidden de volgende non-verbale boodschap: 'ik ben hier alleen maar omdat het gratis is, jullie moeten niet denken dat jullie me iets wijs kunnen maken en als ik iets zie dat me niet bevalt ben ik zo weer weg.'
  De mensen die hun jas op een haakje hingen of in een kluisje stopten gingen er daarentegen helemaal voor.
Mijn vriendin en ik stopten onze jas in een kluisje. Ik was gefascineerd door een kubistisch schilderij van Jan Sluijters, een schilder waar ik nog nooit van had gehoord. Ook was ik geboeid door schilderijen waarop de belegering van Den Bosch in de 17e eeuw te zien was, met het oude Vught op de voorgrond. Ik kocht een boekje over de oude vestingwerken en stond een uurtje later op de markt als een toerist naar stukken van de oude stadswal te zoeken.
 In een café op de Parade zagen we hoe Ajax aan de hand werd genomen door een piepjonge linksback die hopelijk nog nooit van Johan Cruijff heeft gehoord.
 Ook gingen we op zoek naar een restaurantje in Den Bosch waar je een leuke pizza kan eten, een hele opgave. Uiteindelijk werden we de weg gewezen door een vriend van mijn broer die uit zijn eigen restaurant kwam om ons te hulp te schieten. Na de stad was het in Boschveld een oase van rust, en we waren net op tijd om op Studio Sport nog eens na te kijken wat er nu weer allemaal bij Ajax aan de hand is.