donderdag 21 februari 2013

Sociale vaardigheden

Foto: flickr, by Roel Wijnants
Toen ik vanochtend in de trein de Volkskrant las, brak het zweet me al uit voordat ik goed en wel Den Bosch uit was. Nee, met Syrië had het niets te maken, voor een existentiële crisis moet je wat egoïstisch zijn ingesteld. Op pagina 10 stonden enkele vragen afgedrukt van het inburgeringsexamen dat migranten af moeten leggen als ze in Nederland willen wonen. Meteen bij de eerste vraag ging het al mis:

De directeur komt de koffiekamer binnen. Zara heeft de directeur nog niet eerder ontmoet. Wat kan Zara het beste doen?

a) De directeur een hand geven en haar naam noemen
b) Doorgaan met werken en naar de directeur zwaaien
c) Wachten tot de directeur zelf iets zegt


Verlamd staarde ik naar de drie opties: wat moest Zara doen? Ik zag haar zitten, in een treurige koffiekamer, achter zo'n aluminium tafeltje met een plastic bekertje smerige Hollandse koffie en een dode plant in de hoek. Aanvankelijk neigde ik naar a): lekker assertief, echt Hollands jezelf profileren en laten zien dat je er bent.
  Maar wat als die directeur daar helemaal niet op zit te wachten, wat als hij druk in gesprek is? Misschien dat a) wel wat aanmatigend is, dus switchte ik opgelucht naar c). Tot er tot me doordrong dat de directeur misschien wel zwaar beledigd is als Zara hem in die koffiekamer gaat zitten negeren, wie denkt ze wel dat ze is? Ik vluchtte naar b), een tussenweg: werken en zwaaien.
  Maar wie zit er in vredesnaam te werken in een koffiekamer? Een strikvraag! In steeds grotere wanhoop schoot ik van antwoord naar antwoord. Verdwaasd kwam ik een uur later op kantoor. De directeur zat achter zijn computer te werken, ik rende op hem af om hem een hand te geven. Hierna heb ik naar iedereen gezwaaid en ben ik in de koffiekamer gaan zitten wachten tot iemand iets tegen me zei.