woensdag 9 september 2015

Kunst

RGB free, by Krayker
'Wacht maar, jij wordt ook nog wel een keer depressief', schijnt Geerten Meijsing ooit aan zijn collega-schrijver Atte Jongstra te hebben verzekerd. 'Depressie is een typische schrijverskwaal.' Meijsing kreeg gelijk, ondanks de verzekering van Jongstra dat hij daar echt totaal geen aanleg voor had.

De vaststelling dat depressie een typische schrijverskwaal is, is niet echt baanbrekend. Van Hemingway tot Plath, van Vestdijk tot Zwagerman, de voorbeelden zijn zo talloos dat het geen toeval meer kan zijn. Artsen schijnen de oorzaak van dit fenomeen onder meer te zoeken bij het eenzame en zittende beroep van schrijvers, geen beweging, weinig zonlicht, sociale isolatie en dan ook nog al die afwijzingsbrieven van uitgevers, wie zou daar niet een beetje somber van worden?

  Toch lijkt me dat een klassiek gevalletje oorzaak en gevolg verwarren.
 
  De schrijvende depressievelingen zijn niet depressief doordat ze schrijver zijn, ze zijn schrijver doordat ze depressief zijn aangelegd.
  De chronische melancholicus bevindt zich geestelijk op een eiland, hij is afgesneden van de rest van de mensen. Er is teveel walging, teveel eenzaamheid, teveel onbegrip voor de wezenloosheid van het alledaagse en, afwisselend, teveel manische extase en teveel hysterische intensiteit voor een normaal contact met de normale mensen die heel stabiel van negen tot vijf een spreadsheet zitten in te vullen en zich afvragen of ze voor of na de file naar huis zullen gaan.
  Maar ook de melancholicus hunkert naar contact.
  Dus begint hij te schrijven, als een bezetene en balt hij al zijn emoties samen in een boek, een boek dat hij de wereld in stuurt zoals een gestrande reiziger flessenpost de zee in mietert.   
  Het is een wat omslachtige manier om toch nog contact te houden met het vasteland en de enige echte opluchting komt wanneer er eens een keertje retourpost komt van een andere gek die op zijn eigen eilandje precies hetzelfde zit te doen. Een andere melancholicus die zijn eigen obsessies in zijn eigen boek, muziek of schilderij heeft verwerkt en met wie hij daadwerkelijk, via een tussenstation, wezenlijk contact kan onderhouden.

  Het lijkt me absoluut geen toeval dat Joost Zwagerman zo intens enthousiast over kunst kon praten: het was zijn levenslijn met de rest van de wereld.
 
  Voor gezonde mensen is kunst een aardig extraatje, een vaatje samengebalde menselijkheid waar ze indien nodig ook wel zonder zouden kunnen. Maar voor de chronische melancholicus is kunst het enige dat staat tussen hem en de totale waanzin.
  Als ik aan Joost Zwagerman denk dan denk ik aan flessenpost die niet meer aankomt, aan een man op een eiland die naar de horizon staart en zich beseft dat hij nooit meer op verlossing hoeft te hopen.