dinsdag 21 juni 2016

Mijn bal

Foto: Wikipedia
De documentaire Becoming Zlatan was bijzonder vermakelijk, maar liet wel zien dat de titel een flinke miskleun is. De suggestie wordt gewekt dat Zlatan bij Ajax 'Zlatan' werd, een idee dat je na tien minuten kijken al de prullenbak in kan gooien. De Zlatan die op negentienjarige leeftijd naar Amsterdam reist is al honderd procent Zlatan.

  'Meestal kan ik wel snel tot spelers doordringen', zegt voormalig teammanager en mensen-mens David Endt in de documentaire. 'Maar bij Zlatan stuitte ik op een muur.'

  Als de documentaire zijn naam recht had willen doen, dan had het beeldmateriaal van een pak 'm beet tweejarige Zlatan moeten bevatten.
  Een klein Zlatantje dat door zijn veeleisende vader ergens gedachteloos in een Zweeds parkje op het gras wordt gedumpt, waarna een ouder kind ook nog eens zijn geliefde speelgoedbal afpakt. En Zlatan een inzicht heeft: niemand gaat hem helpen en ballen komen niet uit zichzelf terug.

woensdag 8 juni 2016

Over literatuur, lectuur, meerkoeten en Gerard Reve

RGB free, by TACLUDA
Hoe is het leven op aarde begonnen? De huidige wetenschappelijke inzichten spreken van een RNA world: zo'n 4 miljard jaar geleden is een RNA-molecuul (laten we hem Adam noemen) zichzelf door stom toeval gaan repliceren. De kopieën van dit RNA-molecuul deelden zich ook weer: een blind proces dat ooit spontaan op gang is gekomen en nooit meer is opgehouden.
  Het aardige is nu dat sommige van die kopieën dankzij spontane mutaties eigenschappen kregen waardoor ze zich nog efficiënter gingen delen dan hun broertjes en zusjes, en zo is een survival of the fittest-situatie ontstaan.

  Ik moet vaak aan het eerste delende RNA-molecuul denken als ik in het parkje naar een familie meerkoeten zit te loeren. Wat zijn die meerkoeten anders dan RNA-moleculen met vleugeltjes, oogjes en een bek? De natuurlijke selectie heeft er gedurende miljarden jaren voor gezorgd dat er allerlei fantastische kopieën zijn ontstaan met eigenschappen die ervoor zorgen dat ze zich uitstekend repliceren.

  De meerkoet is zo ontwikkeld, dat hij voor zijn eigen kopieën gaat zorgen. Vader en moeder meerkoet zwemmen bezorgd rond hun kroost, corrigeren het als het te ver weg dreigt te zwemmen, voederen het.
  Door natuurlijke selectie hebben sommige replicaties zelfs een gevoelswereld gekregen: situatie A wordt door het geavanceerde RNA molecuul geprefereerd boven situatie B.
  Wat ervaart het spinnetje dat over de tafel loopt wanneer je hem een duwtje geeft?
  Ik zou zeggen: bijna niets. Maar wel iets: 'hij vindt het niet prettig', ben je geneigd te zeggen. Hij maakt als een dolle rechtsomkeert.
 
  Die meerkoet-ouders denken waarschijnlijk niet bij zichzelf: 'Verdomme, daar gaat Eppo weer. Waarom kan hij niet eens luisteren?'

  Als ik me hun ervaringswereld probeer voor te stellen, dan zie ik een vage, mistige wereld voor me, waarbinnen ze een gigantische aandrang voelen om vage, mistige brokjes naar binnen te werken, dan wel te voeren, dan wel een tik te geven.
  Ze hebben geen idee waar ze mee bezig zijn, maar ze kunnen zichzelf niet helpen. De aandrang om zich op een bepaalde manier binnen die vage soep van geuren, geluiden en beelden te bewegen is overweldigend. Van binnen is er door blinde affecten gestuurd gedrag, dat er van buiten uitziet als weloverwogen familie-management.

  Dit lijkt me niet uniek voor meerkoeten.

 Bekijk eens foto's van twintig jaar geleden. Wat je op die foto's ziet, komt maar zeer globaal overeen met hoe je het van binnenuit ervoer.
  Op de foto's is alles zo rustig.
  Vanbinnen was het chaos. 
  En dan heb je nog wel een mensenbrein, kan je voorstellen hoe het voor zo'n meerkoet moet zijn.

  Dat essentiële verschil tussen binnen en buiten lijkt me aan de basis te liggen van een van de cruciale verschillen tussen literatuur en lectuur.
  'Ik word door Nederlandse critici in de hoek van de amusementslectuur gestopt', moppert Tim Krabbé vaak. Ik las laatst 'de Grot' van Krabbé, en ik denk dat ik wel begrijp waar die classificatie vandaan komt.
  Krabbé kan goed schrijven. Hij kan een plot in elkaar knutselen, een stad tot leven brengen, een personage uittekenen.
  Maar het blijft buitenkant. Er blijft afstand, je komt nooit echt dichtbij. Vergelijk je het met schrijvers als Gerard Reve of Oek de Jong, dan zie je waar het verschil in zit: zij kruipen veel dichter op de huid van hun karakters.
  Zij houden het niet bij scherpe observaties van hun personages, bij wat gevatte psychologische inzichten.
  Zij kruipen daadwerkelijk de meerkoet in.
  Zij beschrijven hoe de meerkoet het leven zelf ervaart, tot in het kleinste detail, met alle warrigheid, misvattingen, waanbeelden, hysterische emoties en zeldzame momenten van helderheid die daarbij horen.  
  Ze springen heen en weer: van binnen naar buiten, van beschrijving naar directe ervaring, van objectiviteit naar subjectiviteit.
 
  Dat maakt het lezen van literatuur vaak ook zo'n ontregelende, dan wel inzicht gevende ervaring.
 
  Iemand als Krabbé tekent in geuren en kleuren uit hoe een mensen-familie zich gedurende een dagje in het park gedraagt. Reve laat van binnenuit zien dat diezelfde mensen niet veel meer zijn dan door affecten gedreven veredelde RNA-moleculen met een zeer wankele grip op de werkelijkheid, die de helft van de tijd van voren niet in de gaten hebben dat ze van achteren leven.