zaterdag 31 december 2016

De juiste woorden

Foto: Wikipedia
Harry Mulisch, die is ook alweer zes jaar dood en ik moest aan hem denken tijdens de laatste aflevering van 'De pennen zijn geslepen', dat programma waarin bekende Nederlanders een thriller leren schrijven en dat op het laatst nog door zeven mensen en een verwarde golden retriever bekeken werd. In de laatste aflevering van het programma kregen de twee finalisten commentaar van 'echte' thrillerschrijvers op hun eindwerkstuk. 

   'Die had ik willen verzinnen', zei auteur Judith Visser over een zin van winnares Monic Hendrickx, 'heel knap bedacht, heel goed.'

  Visser klonk als een copywriter die jaloers naar de slagzin van een concurrent kijkt: 'Heerlijk Helder Heineken. Potverdorie, dat heeft ze knap verzonnen.'

  In 'Voer voor psychologen' schrijft Mulisch:

  'Hoe een verhaal maandenlang stokte omdat ik iemand een kamer niet kon binnenkrijgen. Wat lijkt eenvoudiger dan te schrijven: - Hij kwam binnen en ging in de lila stoel zitten - ?
  Maar daarmee gebeurt het niet, daarmee is alleen beweerd, dat het gebeurt. Men kan zoveel beweren.'

  Deze opmerking werkte veel mensen op de lachspieren: Mulisch werd de schrijver die een personage niet eens een kamer binnen kon krijgen.
  Toch vrees ik dat er weleens een kern van waarheid in kan zitten.
  Schrijven is meer dan knap verzonnen zinnen achter elkaar kletsen, het probleem is dat ze ook nog waar moeten zijn.
  Iemand die dit fenomeen uitstekend onder woorden heeft gebracht is Archibald McLeish:

  You don’t choose a word if you’re a writer as a golf pro chooses a club with the shot in mind. You choose it with yourself in mind—your needs, your passions, feelings. It has to carry the green, yes, but it must also carry you. Not only your “meaning,” but you yourself meaning it. You’re quite right—this does seem to me the fundamental criterion in the use of language as material for art. You create your words in choosing them. You make them yours—spoken with your breath.

  Volgens mij is dit zo ontzettend waar, dat het eigenlijk op miljoenen tegeltjes gedrukt zou moet worden die vervolgens huis aan huis bij elk Nederlands gezin worden afgeleverd.
  Het gaat niet alleen maar om de woorden: het gaat erom dat het de woorden zijn die precies op dat moment zowel uitdrukken wat er in het verhaal gebeurt, als wat er bij de schrijver gebeurt.
  Het is net als bij die huisjes van Vincent van Gogh: iedereen kan die huisjes zien en heel veel mensen kunnen ze min of meer natuurgetrouw afbeelden, toch zie je meteen wat amateurwerk is en wat een Van Gogh is.
  Ik denk doordat Van Gogh niet alleen dat huisje, maar ook zichzelf schildert.
  Hij zit in het huisje verstopt: in de kleuren, in de compositie, in elke verfstreek zit zijn temperament, zijn passie, zijn noodzaak en zijn wanhoop, en dat is het onderscheid tussen verdienstelijke huisvlijt en een bonafide Van Gogh.

  Het is dan ook onzin om als schrijver jaloers te zijn op andermans zin: die zin had nooit voor jou kunnen werken. Je kan jaloers zijn op een ingenieuze plotwending, een slim verhaalconcept of een grappig personage, maar nooit op de woorden zelf: als het goed is werken die alleen omdat de schrijver ze precies op de moment nodig had, in die specifieke volgorde, alsof ze op het moment van schrijven pas begrepen waar ze al die tijd voor bedoeld waren.
  Zo niet, dan spreken we niet over schrijven, maar over de noeste arbeid van de driftig verhaaltjes in elkaar klutsende copywriter.