zaterdag 28 oktober 2017

Uitsluiting

RGB Free, by STELLAB
De meeste human interest interviews zijn tamelijk zinloze exercities. In de regel gaan ze zo: een journaliste van de Viva, de Linda of de Volkskrant gaat op bezoek bij een bekende Nederlander en probeert 'de mens' achter de politicus, manager of kunstenaar bloot te leggen.
 
  Bij een man leidt dit er meestal toe dat hij wat lulliger wordt gemaakt  ('op zondagochtend staat u dus met vliegjes te vissen? Met van die groene laarzen in een slootje?), bij een vrouw dat ze half heilig wordt verklaard ('dus naast uw drukke werk zorgt u ook nog voor uw gehandicapte, autistische, dyslectische en dementerende zoontje? En dat na de kanker?)

  Een uitzondering op deze regel is het interview met Charlotte Mutsaers dat vandaag in het Volkskrant Magazine staat. Naast een goed verhaal over haar vereenzaamde broer Barend die zich halfdood at aan Fisherman Friends (waarschijnlijk vanwege het woord 'Friends' op de verpakking), heeft Mutsaers ook iets te melden over het beperken van uitsluitingsproblematiek tot een probleem van zwarte, lesbische vrouwen:

  Het gaat altijd maar om uitsluiting wegens huidskleur, sekse, of geaardheid, maar er zijn oneindig veel meer redenen waarom mensen - en dieren- worden uitgesloten. On-ein-dig veel meer. Er is nu eenmaal veel ellende in het leven, op allerlei vlakken en voor allerlei individuen.

 De moraal van Mutsaers verhaal: als je maatschappelijk in de problemen komt, kun je er maar beter voor zorgen dat je zwart, vrouw of homoseksueel bent. Anders is het gewoon je eigen schuld en eindig je naakt tussen duizenden opengescheurde pakjes Fisherman Friends.

maandag 23 oktober 2017

Etiquette

Foto: Wikipedia
Hoewel er meerdere belangrijke lessen te trekken zijn uit de Weinstein-affaire, is er één die vooral bij me blijft hangen: pas in vredesnaam op als je een vrouw mailt.
   Voor je het weet gaat het 'schuren', gaat ze zich er ongemakkelijk bij voelen en ben je je baan bij de uitgeverij kwijt.
  Wat er precies in die mailtjes aan Sluimer stond blijft een beetje vaag en alle partijen lijken het er wel over eens te zijn dat er 'niets fysieks' gebeurd is, maar dat maakt de zaak eigenlijk alleen maar ingewikkelder: wat mag je wel en niet mailen?
  Natuurlijk ben ik meteen mijn uitgaande correspondentie gaan checken en verdomme, ik heb de afgelopen jaren duizenden mailtjes naar vrouwen verstuurd.

  Vanaf nu neem ik echter geen enkel risico meer. Al mijn mailtjes naar vrouwen worden voortaan in een juridisch en moreel waterdichtgetimmerd stramien gegoten:

  Hallo professional.

  Ik heb kennis genomen van de zaak die je wilt bespreken. Graag kom ik in contact met een mannelijke collega waar ik dit verder mee af kan handelen.

  Knappe vrouw die hier aanstoot aan kan nemen.

zaterdag 21 oktober 2017

Diepgang

  In 'Verhelderende kronieken', schrijft Bob den Uyl dat hij af en toe gejaagd opspringt, een koffer inpakt en een taxi bestelt om zijn 'immer teleurstellende speurtocht naar wezen en betekenis van de literatuur voort te zetten.'
  Ik las dit met verbazing: blijkbaar ben ik niet de enige gek.
  Natuurlijk zijn er wel meer dwazen die zich met het 'wezen van de literatuur' bezighouden, maar het is vooral de door Den Uyl beschreven manier waarop dat gebeurt, dat de kern van zaak raakt: totaal neurotisch en vergezeld gaande met een plotselinge notie van urgentie, alsof het raadsel van het wezen van de literatuur nu maar eens voor eens en voor altijd opgelost moet worden, want zo moeilijk kan het toch ook weer niet zijn.

  Zo heb ik deze zomer een dikke verhalenbundel zitten lezen van Bob den Uyl, waarna zich de vraag opdrong: schrijft Bob den Uyl nu literatuur? Den Uyl schrijft onderhoudende verhalen, vol scherpe observaties over zijn eigen karakter en dat van zijn medemensen, hij weet een scène neer te zetten en de aandacht vast te houden, maar toch luidt mijn eindoordeel: helaas, geen literatuur.

  Gelukkig heb ik hier een onderbouwing voor, wat meteen het raadsel rond het wezen en de betekenis van de literatuur voor altijd oplost. Ik las namelijk deze zomer tegelijkertijd enkele boeken van J. van Oudshoorn, een schrijver die ik toevallig ontdekte en wiens boeken diepe indruk maakten.
  Over Van Oudshoorn wordt in een inleiding geschreven dat hij 'neurotische en psychopathische figuren meesterlijk tot leven bracht' en dat zijn werk is 'doordrenkt met een gevoelige opmerkzaamheid, een reageeren op de zinsindrukken der zintuiglijke zichtbare buitenwereld en gericht op een ontleding van de gemoedsstemmingen- en bewogenheden.'

  In feite doen Den Uyl en Van Oudshoorn hetzelfde: ze schrijven over overspannen persoonlijkheden die emotioneel reageren op 'de buitenwereld'.
  Het verschil zit hem in de vorm: Den Uyl schrijft onderhoudende anekdotes over ontbijten in een tweederangshotel met koffie die niet doorloopt, een koppige hoteleigenaar en een langzaam stijgende woede.
  Er zit vaart in zijn verhalen, de emoties worden aangestipt maar verder niet ontleed, de stijl is vlot en leesbaar, de lach ligt altijd om hoek van de volgende zin.
  Van Oudshoorn tapt uit een ander vaatje: de handeling staat grote delen vrijwel stil, de emoties worden niet alleen benoemd maar ook ontleed, als een literaire chirurg prepareert hij onbarmhartig de innerlijke wereld van zijn gedoemde personages vrij en hij is daarbij zo precies, dat hij bij de lezer geen grinnikende herkenning oproept (zoals Den Uyl), maar dat diezelfde herkenning pijnlijk wordt, omdat nog nooit iemand zo precies en gedetailleerd de vinger op de zere plek heeft gelegd.

  Bij den Uyl lees je grijnzend mee over hilarische tegenslagen en herkenbare frustraties, bij Van Oudshoorn zit je met open mond naar een bizar heldere verwoording van de menselijke ervaring te staren.
   Den Uyl en Van Oudshoorn: dat is het onderscheid tussen lectuur en literatuur, tussen verstrooiing en kunst, tussen de geestige anekdote en de pijnlijke ontleding, tussen de vlotte pen en de trage, literaire scalpel.

  Goed, het wezen van de literatuur had ik dus ook weer opgelost.
  Gelukkig kon ik mijn nieuwe hypothese meteen in de praktijk brengen bij het werk van Joost Zwagerman. Eerst las ik 'De Buitenvrouw'. Hoewel geen meesterwerk, gaat Zwagerman hier en daar zeker de diepte in, er zit bijvoorbeeld een passage in over het gymnastieklokaal, waarin Zwagerman naar mijn idee op zijn best is: de geuren van zo'n gymnastiekzaal, het gepiep van de vloer, de bekende groene matten, het verdorde zweet in de kleedlokalen waar nooit wordt gedoucht en de herinneringen die dit bij de hoofdpersoon teweeg brengt aan zijn eigen middelbareschooltijd: dat is inzoomen, dat is alles stilzetten en de ervaring helemaal ontleden, dat is literatuur.

 Hierna las ik 'Gimmick' en ik moet zeggen: wat een kutboek.
 'Gimmick' hangt aan elkaar van voor de hand liggende anekdoten, de ervaringen zijn voorspelbaar, er is iets met een meisje, er is iets met vrienden, ze gaan op vakantie, ze hebben ruzie, ze gebruiken drugs, ze hebben seks. Nergens wordt de diepte opgezocht, niets wordt uitgetekend, het hobbelt van gebeurtenisje naar gebeurtenisje en de meeste personages blijven zo plat als een pannenkoek.
  Mijn eindoordeel van 'Gimmick': totaal overschatte adolescentenlectuur.

  Helaas kan Den Uyl geen kennis meer van nemen van mijn haarscherpe analyse van het literaire gehalte der Nederlandse literatuur. Typisch zijn pech.

dinsdag 3 oktober 2017

Lesje

RGB Free, by KRAYKER
Maandag 2 oktober 2017 was een historische dag in de vaderlandse geschiedenis. Het NOS journaal opende met de volgende zin: 'Een witte man van 64 schiet met een automatisch wapen op duizenden bezoekers van een muziekfestival in Las Vegas.'

  Twee dingen vallen hierbij op: de huidskleur wordt vermeld, en de huidskleur wordt omschreven als 'wit', in plaats van 'blank.'
  Waarom wordt de huidskleur benoemd? Waarschijnlijk is dit omdat ze bij de NOS staan te juichen dat het een keertje geen moslim was, daarbij voorbijgaand aan het feit dat ook blanke mensen moslim kunnen zijn.
  Zeker is in ieder geval dat het journaal nooit geopend had met 'Een zwarte man van 64...', als deze man toevallig zwart was geweest.
  Ergerniswekkender nog dan het vermelden van de huidskleur, puur omdat het een keertje een blanke is, vind ik echter nog de omschrijving 'wit.'
  Ger Groot betoogde een tijdje terug in Trouw al dat 'wit' zeker geen neutrale term is om blanke mensen mee te omschrijven.
  'Wit' is in het geval van ras in essentie een scheldwoord: je gebruikt het alleen als je blanke mensen te kakken wil zitten. 'Wit' heeft als connotatie: 'Denk maar niet dat je iets bijzonders bent, racistische bleekscheet.' In de huidige cultuuroorlog verhoudt het woordje 'wit' zich tot 'blank', zoals 'negertje' zich verhoudt tot 'zwart.'
 
  Je moet een beetje gevoel voor taal en voor het huidige culturele debat hebben om het op te pikken, maar openen met 'witte man' is echt een ongelooflijk statement voor een publieke omroep. Toen ik het hoorde had niet meer verbijsterd kunnen zijn dan wanneer ze geopend hadden met 'Een neger van 64...'.
  Nu kan het zijn dan dat ze bij de NOS volkomen toondoof zijn en geen idee hebben dat de term 'wit' beladen is, maar dat kan ik me bijna niet voorstellen. Ze hebben hier over nagedacht en ze hebben besloten: 'Fuck it. We maken er gewoon "witte man" van. We zullen dat stelletje racisten eens een lesje leren.'

zondag 1 oktober 2017

Reisgenoten

RGB Free, by MZACHA
Ongeveer een half jaar geleden voltooide ik een romanmanuscript. Het was een van mijn betere manuscripten, vond ik zelf, sowieso was het de eerste die ik daadwerkelijk voltooid had, en niet halverwege had verlaten zoals je een reisgenoot verlaat die je steeds meer begint te vervelen.
  Een van de betere aspecten van het verhaal vond ik de pratende mensen.
  Verhalen vallen of staan met de karakters: als die niet boeiend zijn, kan het hele verhaal je verder ook al snel gestolen worden. En al schrijvende ben ik erachter gekomen dat een van de belangrijkste dingen die een karakter tot leven wekken, zijn of haar taalgebruik is.

  Het zijn niet de daden die ons tekenen, het zijn onze praatjes die laten zien wie we zijn.

  In dat boek-in-wording zaten een paar mensen met een eigen stem, en die eigen stem gaf ze een echtheid die me soms werkelijker voorkwam dan de mensen die buiten op straat voorbij kwamen hobbelen, op weg naar de Jumbo, of weet ik wat voor flauwekul.
  Inmiddels ligt het manuscript alweer weggeborgen in een lade: gewogen en te licht bevonden.
  Soms hoor ik ze echter nog wel eens babbelen, en dan zie ik ze zitten in hun eigen hoekje van het verhaal.
  Ze hebben het hoogste woord en ik vind het jammer dat ik ze nooit meer spreek, een beetje zoals je een reisgenoot mist, vijf minuten nadat je de trein bent uitgestapt.