donderdag 22 februari 2018

De buurvrouw - deel 2

RGB Free, by jazza
Huntelaar kun je om een boodschap sturen

'Van Persie speelt', was het eerste dat ze zei, waarna ze in haar gangetje met haar rolstoel een vloeiende halve cirkel maakte. Behoedzaam stapte ik achter haar aan de woning in. Ik sloot de deur achter me en even stonden we in volledige duisternis, toen opende ze de deur naar haar woonkamer en sloeg het zonlicht me weer tegemoet.
  Ik had me ingesteld op een soort Hobbit-woninkje, maar haar woonkamer zag er precies zo uit als de mijne, alleen dan in spiegelbeeld.
 
  'Interessant', zei ik. 'Precies zoals bij mij.'
 
  Ik liep naar haar kamertje aan de straatkant waarvan de deur op een kier stond, ik wilde hem alleen maar even openduwen om te kijken of ze inderdaad evenveel ruimte had als ik, maar ze schoof snel haar rolstoel tussen mij en de deur en vroeg wat ik wilde drinken.

  'Doe maar een biertje', zei ik.
  'Natuurlijk', zei ze. 'Pak zelf maar uit de koelkast.'
 
  Het enige opvallende in de kamer waren twee grote verticale palen met daaraan een horizontale lus bevestigd. Ze deden me denken aan oude tekenfilms over Batman, die suisde altijd langs zo'n paal zijn geheime ondergrondse grot in. Ik liep om een van de palen heen en bukte me om een biertje uit de koelkast te pakken, tegelijkertijd hoorde ik hoe ze de deur naar het straatkamertje in het slot gooide en een sleutel omdraaide.
 
  Ze rolde verrassend snel naar me toe, rommelde met bakjes terwijl ik terug liep en onderuit zakte in een roze fauteuil.
   Ze zette de kommetjes met chips op tafel en liet me zien waar de palen voor waren: aan de horizontale lus trok ze zichzelf omhoog, waarna ze zich half om de paal heen draaide zodat ze op een stoel neer kon ploffen.
  In het zachte zomerlicht zag ze er een stuk kwetsbaarder uit dan in de donkere gang. Nu ik me in haar woning bevond schaamde ik me al een beetje voor al die keren dat ik haar bewust uit de weg was gegaan.

  Het kwam door die kerel van de woningstichting, hield ik mezelf voor, anders was ik deze vrouw nooit zo bewust gaan vermijden. Wanneer je een verhaal uit tweede hand hoort ga je het zelf invullen met beelden en details die veel akeliger zijn dan de indrukken die je opdoet met je eigen ogen.
  Ik schatte haar op een jaar of veertig, maar het kon ook vijftig of dertig zijn. Ze had iets diffuus, alsof ze een beetje was uitgegumd.
  De donkere spinnenogen leken in het zonlicht meer op kwetsbare vissenogen, de ogen van een vermoeide goudvis die de hele dag rondjes draait in een verder verlaten bol.
  Ze zat weer zenuwachtig met haar handen te friemelen, haar ogen schoten van het tv-scherm naar mij en weer terug. Op het scherm rolden de opstellingen voorbij, de buurvrouw snoof geringschattend toen de naam van Van Persie viel.
  'Duitsers', mompelde ze. 'Het blijven toch Moffen. Ook daarom heb liever Huntelaar in de spits. Huntelaar maakt oorlog in de zestien meter.'

  'Zeker', beaamde ik. 'Die Huntelaar kun je om een boodschap sturen.'

   De wedstrijd ontaarde in een deceptie. Duitsland scoorde twee keer en pas helemaal aan het einde scoorde Nederland één keer tegen via Van Persie.
 
  De buurvrouw staarde al enige tijd naar het televisietoestel alsof er zojuist live beelden binnen waren gekomen van een nieuwe watersnoodramp en heel Zeeland deze keer verzopen was.
 
 'Hoe kan dat nou?', vroeg ze. 'Hoe kun je nou zulke goede voetballers bij elkaar hebben die samen zo slecht presteren?'
 
  Ze was na de eerste Duitse goal meteen driftig naar de keuken gerold, waar ze een fles whiskey uit haar gootsteenkastje had getoverd.

  'Die coach. Met zijn grijze haar. Die heeft toch geen overwicht. Wat een koekenbakker.
  'Ja', zei ik. 'Hij maakt geen sterke indruk.'
 
  Ze keek me aan met ogen die nog steeds niet leken te bevatten welke tragedie zich zojuist had afgespeeld. Moeizaam tilde ze zich aan haar paal omhoog. De rolstoel lag eigenlijk net iets te ver weg om er soepel in te glijden. Toch liet ze zich vallen, ze kwam half met haar achterwerk op de leuning terecht en frommelde zich in het zitvlak.
 
 'Ik zit vaak aan het water', zei ze, terwijl ze voor me uit rolde. Ze wees richting het einde van de straat.
  'Aan het Heetmanplein. Kom een keertje langs. Kunnen we verder praten over voetbal.'
 
  Met die woorden liet ze me op de donkere gang weer alleen, ze gooide de deur achter me dicht, de echo stuiterde nog steeds tussen de muren toen ik mijn eigen voordeur opende en het voelde alsof ik aan een vreselijk gevaar was ontsnapt.