zondag 6 mei 2018

Oog

Foto: Wikipedia
Ik ben jarenlang een vrij belabberde romanlezer geweest. Het is een versie van de remmende voorsprong: ik dacht dat ik op hetzelfde tempo door Reve en Hermans kon jagen als door Arendsoog en de Schippers van de Kameleon, met als gevolg dat driekwart van de inhoud van romans totaal aan me voorbijging.

  Dit werd pijnlijk duidelijk tijdens het mondeling eindexamen Nederlands.

  Een van de boeken die ik op mijn lijst had gezet was Verborgen Gebreken van Renate Dorrestein. Ik zat in een lokaal van gang 500 tegenover mijn leraar Nederlands te zweten, want van zeker de helft van de boeken op mijn lijst had ik geen flauw benul meer wat erin stond. De letters waren gedurende het schooljaar zeker ooit aan me voorbijgevlogen, maar ingedaald was het allemaal nauwelijks.
  Van deze slordige gewoonte genas ik pas toen ik filosofie ging studeren: filosofische teksten zijn zo ondoorgrondelijk, dat je elke zin drie keer moet lezen voordat je er een beetje chocola van kan maken.
  Ook als de studie Wijsbegeerte je niet het antwoord op het wereldraadsel schenkt, slaat het in ieder geval de slordige lezer uit je systeem.

  Maar daar had ik natuurlijk nog niets aan, tijdens dat mondeling eindexamen in een lokaal aan gang 500.

  'Wat vond je van dat boekje van Dorrestein', vroeg de leraar.
  'Ik vond het typisch Dorrestein', antwoordde ik.
  Ik zette een blik op die moest uitstralen dat de leraar wel begreep wat ik daarmee bedoelde: typisch Dorrestein, daar hoefden belezen mannen als wij verder geen woorden meer aan vuil te maken.

  'Hoe bedoel je?', vroeg de leraar.

  Koortsachtig zocht ik mijn geheugen af naar een flard uit dat boekje van Dorrestein.

  'Dat oog', riep ik. 'Dat oog dat dan op de grond valt en weg stuitert. Dat is echt zo ontzettend Dorrestein.'

  De leraar keek me argwanend aan, maar besloot het er verder bij te laten zitten. Misschien had hij het boekje van Dorrestein zelf niet eens gelezen. Ik verliet het lokaal met een zeven, en wat  bijzonder tegen me pleitte, was dat ik me nog steeds niet bewust was van wat een belabberde lezer ik was.
  Daar bleek grover geschut voor nodig te zijn.