vrijdag 25 mei 2018

Afgeschreven

RGB Free, by AL71
De roman Onderwereld van Don DeLillo verscheen in 1997. In de roman zit een oude Amerikaan in een kelder vol honkbal memorabilia ergens in de jaren tachtig tegenover een jongere honkbalfan een bijzondere theorie over de Koude Oorlog te verkondigen:

'De Koude Oorlog is je vriend. Die heb je nodig wil je de baas blijven.'
 - De baas waarvan?
'Begrijp je dat niet? Begrijp je niet dat die hele oorlog erop gericht is jouw oppermachtige positie in de wereld te handhaven? Je ziet wat ze in Engeland hebben. Veertigduizend vrouwen die een luchtmachtbasis hebben omringd om tegen de bommen en raketten te protesteren. Sommigen zijn mannen met jurken aan. Er zitten ook boeddhisten bij die op trommels slaan.'

Even verderop legt hij het nog een keer uit, waarbij DeLillo twintig jaar voor dato de #metoo beweging voorspelt:

'En wanneer de Koude Oorlog zijn deuren sluit, dan kun je straks niet meer naar een vrouw op straat kijken en er zo'n hoe-heet-dat-ook-alweer fantasietje op nahouden zoals je dat vandaag de dag gewend bent.'
 - Erotisch. Maar ik zie het verband niet.
'Je ziet het verband niet? Weet je niet dat elk privilege in je leven en iedere gedachte in je hoofd afhankelijk is van het vermogen van de twee grote mogendheden een flinke dreiging boven de planeet te laten hangen?'
 - Dat is een ongelooflijke uitspraak.
'En weet je niet dat zodra die dreiging begint te verflauwen?'
 - Nou?
'Jij een door de geschiedenis afgeschreven figuur bent.'

Een scherp inzicht: zodra de dreiging uit de lucht is, komen de protesterende vrouwen en de trommelende boeddhisten tevoorschijn om je van het wereldtoneel te duwen. De ene vorm van strijd wordt altijd ingeruild voor de andere, de vraag is vooral wie er bepaalt wat voor soort strijd er gevoerd wordt, en wie zich daar het prettigst bij voelt.

maandag 14 mei 2018

Silence of the mice

De nacht schenkt de kat een natuurlijk
RGB Free, by intuitedlife
camouflagepak. Zachtjes verdwijnt ze langs de trap
poezelige voetjes dienen de jacht.

Ze weet wat ze doet: de geruisloze wacht
bij het lage gras waar het onverwachts
in het maanverlichte struikgewas, afgelopen kan zijn:
muizenvader ziet de snorharen niet.

Vijf minuten later: gestommel in de keuken, het hoofdje
staart naar de vuilnisbak, waar het leven uit het lijfje viel
staat met rode letter geschreven wat ik 's nachts pas hoor
Hannibal Lecter betreedt grijnzend
mijn droomdecor:

'Are the mice still screaming, Michiel?'

zondag 6 mei 2018

Oog

Foto: Wikipedia
Ik ben jarenlang een vrij belabberde romanlezer geweest. Het is een versie van de remmende voorsprong: ik dacht dat ik op hetzelfde tempo door Reve en Hermans kon jagen als door Arendsoog en de Schippers van de Kameleon, met als gevolg dat driekwart van de inhoud van romans totaal aan me voorbijging.

  Dit werd pijnlijk duidelijk tijdens het mondeling eindexamen Nederlands.

  Een van de boeken die ik op mijn lijst had gezet was Verborgen Gebreken van Renate Dorrestein. Ik zat in een lokaal van gang 500 tegenover mijn leraar Nederlands te zweten, want van zeker de helft van de boeken op mijn lijst had ik geen flauw benul meer wat erin stond. De letters waren gedurende het schooljaar zeker ooit aan me voorbijgevlogen, maar ingedaald was het allemaal nauwelijks.
  Van deze slordige gewoonte genas ik pas toen ik filosofie ging studeren: filosofische teksten zijn zo ondoorgrondelijk, dat je elke zin drie keer moet lezen voordat je er een beetje chocola van kan maken.
  Ook als de studie Wijsbegeerte je niet het antwoord op het wereldraadsel schenkt, slaat het in ieder geval de slordige lezer uit je systeem.

  Maar daar had ik natuurlijk nog niets aan, tijdens dat mondeling eindexamen in een lokaal aan gang 500.

  'Wat vond je van dat boekje van Dorrestein', vroeg de leraar.
  'Ik vond het typisch Dorrestein', antwoordde ik.
  Ik zette een blik op die moest uitstralen dat de leraar wel begreep wat ik daarmee bedoelde: typisch Dorrestein, daar hoefden belezen mannen als wij verder geen woorden meer aan vuil te maken.

  'Hoe bedoel je?', vroeg de leraar.

  Koortsachtig zocht ik mijn geheugen af naar een flard uit dat boekje van Dorrestein.

  'Dat oog', riep ik. 'Dat oog dat dan op de grond valt en weg stuitert. Dat is echt zo ontzettend Dorrestein.'

  De leraar keek me argwanend aan, maar besloot het er verder bij te laten zitten. Misschien had hij het boekje van Dorrestein zelf niet eens gelezen. Ik verliet het lokaal met een zeven, en wat  bijzonder tegen me pleitte, was dat ik me nog steeds niet bewust was van wat een belabberde lezer ik was.
  Daar bleek grover geschut voor nodig te zijn.