zaterdag 22 januari 2022

Zal ik anders even naast je komen zitten?

Afbeelding: Pexels, Pixabay
 Het ergste vindt ze het voor haar moeder. Die heeft aan iedereen verteld dat ze een tweede kans krijgt. 
  ‘Het was ook een schandaal,’ had haar moeder achter de toonbank verkondigd. ‘Onze Marjet was duidelijk de beste. Het is allemaal vriendjespolitiek.’

  Omdat haar moeder de eigenaar van de winkel is, had iedereen instemmend geknikt. In het magazijn had ze haar collega’s er later over horen giebelen. Toen ze door de eerste auditierondes was gekomen, had haar moeder een A-4’tje op de winkelruit geplakt. 

  

  “Dorpsmeisje word tv-ster.” 

  

  Het duurde weken voordat iemand hen op de taalfout had gewezen. Ze had een contract ondertekend waarin stond dat ze tegen niemand iets over de opnames mocht zeggen. Dat ze hierover zo zwijgzaam was, was voor haar collega’s aanwijzing genoeg dat die hele talentenshow verzonnen was.

 ‘Misschien zit ze doordeweeks wel ergens in een gesticht,’ had Marjet iemand horen fluisteren. ‘Zo’n groot huis ergens in een weiland, met allemaal mensen in witte pakken.’ 

  Toen waren de tv-uitzendingen eindelijk begonnen en stonden haar collega’s een paar weken met de mond vol tanden. 

  De uitzendingen waren op zaterdagavond, de maandag erop liep het storm in de winkel. Maar ze wist natuurlijk dat het verhaal slecht zou aflopen. Ze fantaseerde over een explosie in de tv-studio, waardoor de halve finales nooit meer uitgezonden konden worden. 

  De maandag na de halve finale was het A-4’tje met de spelfout van de winkelruit verdwenen. Ze had verwacht dat iedereen over haar uitschakeling zou beginnen, maar de mensen waren alweer met andere dingen bezig. Zo was het een paar weken alsof er niets gebeurd was, alsof ze nooit wekenlang in een hotel had geslapen en elke zaterdagavond op tv was geweest.

  Toen kwamen zijn eerste appjes. 

  

  ‘Heb je de finale gekeken? Vette bullshit. Jij was de beste.’

 

   Hij was wekenlang haar coach geweest, hij was een bekende artiest, ze had een paar van zijn cd’s op haar kamer liggen. Hij begon haar steeds vaker te appen, over ‘eigen materiaal maken’ en ‘nu begint het pas.’ Aan de rand van het dorp had hij haar opgehaald in een mooie witte auto. 

 

  In zijn appartement is het warm. Er zijn veel lichte kleuren en dure designmeubelen. Ze zit op een bank die waarschijnlijk meer kost dan de hele inboedel van hun winkel. Hij staat op en begint nerveus over zijn dijen te wrijven. Hij heeft een rare, verbeten trek op zijn gezicht. Alsof hij iets gaat doen waar hij een beetje bang voor is en nu moed staat te verzamelen.

 

 ‘Zal ik anders even naast je komen zitten,’ vraagt hij. ‘Je maakt me zo geil.’

  

  Het eerste wat ze voelt is een overweldigende schaamte. Ineens ziet ze ook de lelijke luxe van het appartement, de stervende planten, het gebrek aan leven. Alsof er een scherm wordt weggetrokken. Hij gaat naast haar zitten en begint aan de kraag van haar blouse te friemelen.  

 

   'Wat zielig voor mama,' denkt ze terwijl ze haar ogen sluit en bedenkt dat er nooit wat zal veranderen, dat ze altijd in de winkel zal werken en dat ze alles alleen maar erger heeft gemaakt. 

vrijdag 7 januari 2022

Een teken

Foto: Wikipedia
Als ik langs het raam van de tandartspraktijk fiets, zie ik de tandarts en haar assistent melancholiek naar buiten staren. Terwijl ik mijn fiets vastmaak, probeer ik te bedenken of dit een gunstig of juist gevaarlijk teken is. 
  Misschien hebben ze net de foto's van mijn gebit bestudeerd en heeft dit ze aan het denken gezet over de vergankelijkheid van het leven.
  In de behandelkamer vraagt de tandarts: 'Ben je door De Gement gefietst?' De Gement is een polder tussen Vught en Den Bosch, waar ik deze keer toevallig niet doorheen gefietst ben. 'In De Gement zit een rode ibis,' verduidelijkt de tandarts. 
  
  Deze mededeling moet ik even op mij in laten werken. 

  'Een tropische vogel?' vraag ik voor de zekerheid. 'Precies,' antwoordt de tandarts. 'Een prachtige rode tropische vogel. Ik heb hem één keer gezien, maar toen was het donker.'
  
  Vol verwachting rij ik een half uur later door het tunneltje dat Den Bosch van De Gement scheidt. Dit tunneltje loopt onder een spoordijk door waar ooit het 'Halvezolenlijntje' overheen reed: een reeds lang niet meer bestaande treinverbinding tussen Den Bosch en Waalwijk dat veel gebruikt werd door 'halve zooltjes' meetorsende schoenverkopers.
  
  Terwijl ik De Gement binnenfiets dwalen mijn gedachten af naar die schoenverkopers met hun halve zolen en het feit dat we eigenlijk allemaal met het Halvezolenlijntje meerijden, we stappen in bij onze geboorte en onder onze grafsteen ligt in zekere zin het eindstation, tussendoor probeer je wat gebruiksartikelen aan je medereizigers te slijten en niet uit het raam te kukelen.
  Zo ben ik die hele ibis eigenlijk alweer vergeten, als ik verderop een jonge vrouw met een mobiel in de aanslag door de begroeiing in de diepte zie sluipen.
  Ik volg haar kijkrichting en verrek, daar staat ie gewoon een beetje op zijn gemak in een plas water te snuffelen: de rode ibis!
  Het eerste wat opvalt, is dat hij ontzettend rood is. Verder lijkt hij een beetje op een lepelaar en lijkt hij zich in De Gement wel op zijn gemak te voelen, wat ik met veel voldoening constateer.
  Zo'n rode ibis zou natuurlijk tegen allerlei problemen aan kunnen lopen in de Bossche polder, denk alleen maar aan de beruchte ibisfobie van de Grote Canadeze Gans die alom in De Gement vertegenwoordigd is, maar de integratie lijkt in dit geval wel soepeltjes te verlopen.
  
  'Ik heb hem!' roept de jonge vrouw terwijl ze de dijk weer opklautert. 'Hij is zo mooi!'
 
  Ik knik, daar is weinig tegenin te brengen. Samen kijken we nog even naar de exotische vogel die onze bescheiden polder zomaar met zijn aanwezigheid is komen opluisteren. 
  'Het lijkt wel een teken,' mompelt de vrouw na enige stilte, wat voor mij het teken is om deze specifieke halte op mijn persoonlijke halvezolenlijntje snel weer te verlaten.