dinsdag 27 februari 2024

De comeback: deel 5 - de eerste les

Maaike Roes blijkt aardig te kunnen tennissen. Onno Roes wil meteen zaken doen. Een berichtje van een oude vriend zet Menno aan het denken. 



Pexels
Als iemand die van een grote last bevrijd was rende ze achter mijn ballen aan. Na een minuut of tien was ze helemaal los, ze knalde een backhand langs de lijn die ik met een uiterste reddingspoging nog de lucht in kreeg. Ze stond trappelend te wachten tot de bal weer daalde, met snelle voetjes ramde ze de smash genadeloos in de hoek. 
  Als ik eerlijk was, had ik me in jaren niet zo levendig gevoeld. Toen we een pauze namen viel ze meteen weer terug in meisjesachtige schutterigheid. Ze friemelde wat aan de plooiband van haar rokje, veegde een lok achter een oor. 
  ‘Ik speelde ruk. Je liet me wat rally’s winnen, dat merkte ik wel hoor. Die hoge ballen op mijn backhand…’ 
  ‘Je speelde prima.’
   Ik liet mijn ogen over haar lichaam glijden. Haar benen waren te dun, haar buik moest strakker. 
  ‘Jij wilt dus de WTA bestormen.’
  Een blos schoot uit haar nek naar haar kruin. Haar ogen draaiden bijna uit hun kassen, haar handen wrongen zich in elkaar alsof ze een washandje stond uit te knijpen.
  ‘Oom Onno is een beetje apart,’ fluisterde ze. ‘Zeker sinds die verschrikkelijke toestand in de Arena. Ik vind het zo erg voor hem. Eigenlijk verbaasde het me niet eens. Hij is soms net zo’n keffend hondje dat niet beseft dat de herder hem in een hap kan doorslikken.’ 
 ‘Maar je wilt wel echt de tour op? Of doe je dit alleen maar om je oom een plezier te doen?’
  ‘Ik wil Wimbledon winnen.' Ze staarde naar de grond alsof ze aan me had opgebiecht dat ze ongewenst zwanger was. 
  ‘Dat is een mooie ambitie.’
  ‘Denkt u dat het mogelijk is?’
  ‘Waarom wil je Wimbledon winnen? Wat er is zo leuk aan tennis? Dat achterlijke balletje dat steeds weer terugkomt. Ik heb in een grand slam-finale gestaan. Kijk waar ik nu ben,’ ik wees om me heen naar de lege gravelbanen die in de zon lagen te bakken.
  ‘Ik wou dat ik net als jij gestudeerd had en aan een normale carrière was begonnen. Dan had ik nu een serieuze baan, in plaats van les te geven aan motorisch uitgedaagde zeehonden.’
  Ze schoot in de lach, even ontspande de trekken van haar magere gezicht. 
  ‘Ik hou van dat achterlijke balletje. Het houdt je nooit voor de gek.’
  Voor het eerst keek ze me recht aan, terwijl haar ogen zachter werden en haar gezicht een dromerige uitdrukking kreeg.
  ‘Ik hou van de lijnen. Die zijn overal hetzelfde, op elke baan. Als ik mijn voeten op de juiste plek neerzet en de bal op de juiste manier opgooi, kan ik met mijn ogen dicht serveren. Ik hou ervan om een bal precies goed te raken. Nou ja,’ haar ogen verhardden zich en meteen begon haar blik weer over de grond te zwerven, ‘dat dus. Ik hou ervan om te winnen.’ 
  ‘En als je over een jaar nog op Futures loopt te ploeteren?’
  ‘Dat gaat niet gebeuren. Ik ga Wimbledon halen.’
   Uit de richting van het clubhuis klonk het driftige getik van een kruk op de tegels tussen de banen.  
  ‘Alles goed?’ 
  ‘Ze kan leuk tennissen.’
  ‘Zestigduizend,’ hij duwde een vinger tegen mijn borst en staarde naar mijn adamsappel. ‘Zestigduizend voor het eerste jaar. En een deel van het prijzengeld. Toevallig weet ik dat je probleem met onze vriend in Ondiep dan meteen is opgelost. Geen jochies met petjes meer aan de deur die je tv mee willen nemen.’
  ‘En dat andere?’
  ‘Dat andere…’
  Roes sloeg een paar keer met zijn kruk tegen het bankje naast de baan. 
  ‘Dat andere hebben we het ook nog wel eens over. Als we onder elkaar zijn.’
  Hij knipoogde naar zijn nichtje. Die keek haar oom bezorgd aan, schopte op haar beurt met de onderkant van haar tennisschoen tegen het bankje.
  ‘Jullie moeten dit wel met papa bespreken.’
  ‘Komt goed, komt goed. Je bent nu een volwassen vrouw. Maar ik ga nog wel even om de tafel met mijn weledelgeleerde broer. Jij wordt de eerste Nederlandse vrouw die Wimbledon gaat winnen. Daar zet ik al mijn kennis en mijn contacten voor in. De eerste stap is een topcoach. Een topcoach die weet hoe het op het laatste moment fout kan gaan. Zodat het bij jou op het laatste moment goed zal gaan.’ 
  Maaike staarde naar de grond, wrong haar handen weer in elkaar.
  ‘U had die finale moeten winnen,’ fluisterde ze zonder me aan te kijken. ‘U was de betere tennisser.’
  ‘Dat is dan de eerste les,’ zei ik terwijl ik weer naar mijn fietssleuteltje begon te zoeken. ‘De betere tennisser wint niet altijd de wedstrijd.’
  
  Ik gooide mijn tennistas in de hoek en pakte een biertje uit de koelkast. Op de keukentafel blikkerde het lichtje van mijn mobiel. Een appje van mijn moeder, of ik de appelboom binnenkort kwam snoeien. En een berichtje van Michel van Dijk. Ik staarde naar de naam die ik zeker tien jaar niet meer gehoord had. 
  'Kom je ook naar de reünie bij Jan-Pieter? Zou leuk zijn elkaar weer eens te zien.'
  In mijn hoofd leefde Michel nog als een slungelige puber met pijpenkrullen. Het fotootje naast zijn naam liet zien dat er van die krullen weinig meer over was. Ik dacht aan het grote huis aan de Tiresiaslaan waar het altijd een gezellige teringbende was. Het leek erop dat het verleden zich steeds meer op begon te dringen. Misschien was het moment aangebroken om er voorgoed mee af te rekenen, zodat ik eindelijk aan de toekomst kon beginnen. 
  
Wordt vervolgd

vrijdag 23 februari 2024

De comeback: deel 4 - til hem op en neem hem mee

Menno probeert zijn leerlingen de edele kunst van het tennisspel bij te brengen. Onno Roes laat geen gras over zijn plannetje groeien. 



Pexels
Anja ten Brinke waggelde richting het net als een hongerige zeehond die de oppasser met het tonnetje vis in de gaten heeft. In plaats van een visje gooide ik haar een tennisbal toe. Ze zwaaide haar racket naar de bal en wist hem min of meer te raken. 
  ‘Heel goed,’ riep ik zo enthousiast mogelijk. ‘Probeer nog iets meer in te stappen.’
  De bak onder mijn bruinverbrande armen was bijna leeg. Ik tuurde tegen de zon in naar de klok bovenaan de paal in het midden van het park. Het was 15:50. Alleen nog een partijtje, dan zat mijn werkdag erop. 
 ‘Wie tegen wie?’
  De dames hadden de ballen verzameld en staarden me verwachtingsvol aan. Met mijn racket sloeg ik wat gravel van mijn schoenzolen. Ze kwamen steeds dichterbij, de geur van deodorant en vrouwenzweet omhulde me als een verstikkende wolk. Ik deed een paar passen achteruit, er begonnen zwarte vlekken voor mijn ogen te zweven, scherp afgetekend tegen de hagelwitte tennispolo’s.
     Ik liet Evelien Remmers beginnen, ze mepte tegen de bal alsof ze een tapijt stond uit te kloppen. Met een paar stappen was ik bij het ongeleide projectiel en verlegde de koers met een dropvolley naar Anja ten Brinke, die daar zo van schrok dat ze haar hoofd introk en bijna haar racket liet vallen.
  ‘Dat doe ik nu ook altijd,’ schreeuwde Suzanne Raayman. Ze sloeg bijna dubbel van het lachen. Haar bolle toet was rood van de inspanning, de vetkwabben bungelden over haar lichtblauwe broekje. Ik plooide mijn gezicht in een stijve glimlach, ik wist dat dit zeker een minuut ging duren. Dames kunnen nooit een andere vrouw een fout laten maken, zonder uitgebreid te verklaren dat ze zelf net zo onhandig zijn.
  Van mijn eigen service maakte ik vooral een stretchoefening. Ik deed mijn best, maar Evelien Remmers wist de bal toch volledig verkeerd in te schatten. Als een dolle stier stormde ze op het projectiel af, zodat ze geen enkele ruimte meer over had om haar slag af te maken. Dit merkte ze pas op het laatste moment, zodat ze met een onhandige schepbeweging de bal een meter of vijf de lucht in jaagde. 
  ‘Jij!’ schreeuwde Suzanne Raayman terwijl ze log achteruit manoeuvreerde, als een tractor die zich uit een rul zandpad probeert te draaien.
  ‘Afstand tot de bal!’ hoorde ik mezelf roepen. ‘Ruimte voor jezelf maken.’ 
  Terwijl ik het zei bracht ik mijn eigen advies in de praktijk. Ik dribbelde een paar pasjes naar achteren, liet de bal stuiteren en tilde hem naar de overkant, zodat hij precies een meter voor de neus van Evelien Remmers stuiterde. Het enige wat ze hoefde te doen was haar racket naar achteren te halen en te slaan, maar uiteraard stormde ze weer veel te gretig op de stuiterende bal af, zodat ze er weer te dicht op stond en de bal deze keer met een hakbeweging tegen het hek achter Suzanne Raayman roste. 
  ‘Nog iets meer afstand!’ riep ik op dezelfde neutrale toon als een paar seconden eerder. ‘Til hem op en neem hem mee.’

 Ik was met mijn hoofd al bij de eerste Heineken, toen achter mijn fiets de kiezelsteentjes van de parkeerplaats opspatten. Zodra de auto stopte klapte het linker portier open, waarna er eerst een kruk met een rode baan aan de bovenkant naar buiten werd gestoken. Als een voelspriet zocht de grijze dop aan de onderkant van de kruk houvast tussen het grint, zodra het vaste grond had gevonden dook ook het blonde vlashaar van Onno Roes uit de Porsche op. 
 ‘Nog net op tijd.’
  Hij werkte zich met een soort hink-stap-sprong uit zijn auto, vond met moeite zijn evenwicht, waarna hij vlak voor mijn neus tot stilstand kwam. Even speurde hij met zijn felle oogjes de omgeving af, alsof hij wilde controleren dat er nergens om zijn manoeuvre gelachen werd. 
  Hij hoefde zich geen zorgen te maken. Tussen de struiken bij het paviljoen scharrelden wat merels, in de bomen tussen het grind en het modderige pad langs het weiland koerde een duif.
  ‘Hoe gaat het met je?’ vroeg Roes met een grijns. ‘Kijk eens wie ik voor je heb meegenomen.’
  Doordat de zon vol op de voorruit scheen had ik niet gezien dat er nog iemand anders in de auto zat. Roes gebaarde driftig met zijn arm, waarop het portier aan de rechterkant langzaam open scharnierde. 
  ‘Kunnen jullie even een balletje slaan.’
  Een spichtig meisje verscheen op de parkeerplaats, ze tuurde naar ons met haar hand boven haar ogen. 
  ‘Kom maar dichterbij hoor,’ Roes probeerde haar met een geïrriteerde hoofdbeweging onze kant op te krijgen. 'Hij bijt niet.’ 
  Terwijl ze naar de grond staarde schuifelde het meisje op ons af. 
  ‘Sorry,’ fluisterde ze toen ze naast Roes stond. ‘Hij trok me zo ongeveer zijn auto in.’
   Met haar rechterschoenpunt duwde ze een kuiltje tussen de kiezelstenen, haar blik schoot van de grond naar mijn ogen en weer terug naar beneden. 
  ‘Onzin!’ riep Roes. ‘Je staat te trappelen. Je wilt de WTA bestormen. Je wilt Wimbledon winnen. Wat sta je nou te schutteren als een overjarige bakvis. Menno heeft in de finale van Roland Garros gestaan. Hij heeft de kwartfinale van Wimbledon gehaald. Hij weet wat er in de top gevraagd wordt. Dit is je grote kans.’
  Hij nam zijn nichtje met samengeknepen oogjes op. Ik had sterk het idee dat hij haar het liefst met zijn kruk de tennisbaan op wilde rossen. 
  ‘We kunnen wel een kwartiertje spelen,’ zei ik terwijl ik het sleuteltje weer uit mijn fiets haalde. ‘Even wat van me afslaan kan geen kwaad.'

Wordt vervolgd

dinsdag 20 februari 2024

De comeback: deel 3 - de reünie

Eva geeft openheid van zaken over haar situatie met Darius Bari. Menno vertelt over het voorstel van Onno Roes. De wonden uit het verleden lijken nog niet volledig geheeld. 



RGB Free, by vierdrie
We zwegen tot we Overvecht binnen reden. Ik dacht aan het voorstel van Roes. Het zou een makkelijke oplossing voor mijn geldproblemen kunnen zijn. Na mijn tenniscarrière was ik een aantal jaar ondergedoken in een penthouse in De Bilt. Ik wilde helemaal niets meer met tennis te maken hebben en de wereld bleek mij ook vrij makkelijk te kunnen vergeten. 
  Dat werkte goed, totdat ik boven de Chinees mijn laatste duizendje verspeelde. Toen had ik ineens een baan nodig en bij T.V. Overvecht kon ik zo beginnen. Ik leefde van week tot week, elke vrijdagavond stond er een jongen met een capuchon op de galerij om geld te innen. De eerste keer dacht ik er nog wel onderuit te kunnen komen, maar die droom prikten een paar potige gasten snel door. Als je over een reling wordt gehangen besef je pas goed dat de vierde verdieping meer dan hoog genoeg is om te pletter te vallen.
    ‘Ze bengelt je als een worstje voor mijn neus,’ had Roes daarnet gezegd. Het zinnetje was door mijn hoofd blijven spoken. Had ze dat op het Minerva ook niet gedaan? Met die ogen die van alles beloofden, die blik die je deed hopen dat er werkelijk een mooier leven mogelijk was, een betere wereld, als je alleen maar zoveel mogelijk in de buurt van Eva Rijckers bleef. Als je alleen maar even deed wat Eva je vroeg. 
  
  Ze parkeerde voor de flat tussen twee gebutste bestelbusjes, draaide de motor af en staarde door de voorruit. 
  ‘Heb je snel een Van Gogh onder je jurk geschoven? Toen je naar de wc ging?’
  ‘Een korte inventarisatie. Voor een mogelijk plan B.’
  ‘Waar ben je allemaal mee bezig?’ 
  ‘Waarschijnlijk is het onzin. Sowieso was het een goede zet om jou mee te nemen. Hij was al een stuk relaxter.’
  ‘Jullie hebben elkaar geen moment aangekeken.’
  ‘De vorige keren begon hij als een idioot te schelden zodra hij mijn stem hoorde.’
  ‘Wat heeft hij tegen je gezegd? In de Arena? Wat triggerde je beer?’
  Ze glimlachte.
  ‘Mijn beer. Dat is een goede vergelijking. Ze willen allemaal even de beer porren. Al die zwakkere mannetjes, allemaal willen ze hun hand door de kooi steken. Maar soms port de beer terug.’
  We zwegen terwijl om de hoek van de flat een oude vrouw aan kwam stiefelen. Ik kende haar, ze woonde op de tweede verdieping. Elke dag liep ze naar de Marokkaanse groenteboer, haar gerafelde boodschappentas op wieltjes achter zich aan trekkend. Hoewel het zeker vijfentwintig graden was droeg ze een lange winterjas, met vastgekoekt vuil aan de zoom. Meestal rook ze naar te lang doorgekookte broccoli, soms kwam daar de doordringende stank van urine bij. 
   ‘Wat is er met je gebeurd Menno?’
   Ik voelde mezelf fronsen en kruiste mijn armen. Ik zette me schrap in de autostoel, ik wist precies wat er ging komen. 
  ‘Ik heb je gevolgd. Je was een ster. Je hebt op al die grote toernooien gespeeld. En nu dit.’
  Ze maakte een vaag gebaar met haar arm, maar het was duidelijk wat ze bedoelde. De bakken met opengescheurde vuilniszakken. De graffiti op de muren, de schichtige blik waarmee de vrouw de deur van de flat openmaakte, alsof ze elk moment een klap op haar achterhoofd verwachtte.
  ‘Wat heb je gedaan?’
  ‘Wat heb ik gedaan? Wat heb jij gedaan? Ik volg de internationale modescene niet zo, maar volgens mij was je een soort superster. Als jij mij nodig hebt om een financieel probleem op te lossen moet er bij jou ook iets ernstig mis zijn gegaan.’
    Voor het eerst voelde ik wat meteen al had moeten voelen: een fijne boosheid, de boosheid van iemand die weet dat hij in zijn recht staat. 
 ‘Dat klopt.’ 
  Er gleed een schaduw over haar gezicht. 
 ‘Ik ga bij hem weg. Ik wil van hem af voordat hij alles heeft uitgegeven aan hoeren en rechtszaken. Een deal met Roes kan voor ons allebei een nieuw begin zijn.’
  Ik stootte een schamper lachje uit.
  ‘Je bent wel echt schaamteloos. Na wat er op het Minerva gebeurd is, gewoon doodleuk weer een dealtje voorstellen. Je hebt me toen vreselijk genaaid. Mijn carrière was bijna vernietigd voor hij goed en wel begonnen was.’
  We bleven even stil, allebei alleen met onze eigen versie van het verleden.
  ‘Hoe gaat het met je vader?’ doorbrak ze de stilte. ‘Ik denk niet dat er ooit iemand zo boos op me geworden is. Ik was echt bang voor hem. Banger dan ik ooit voor Darius ben geweest.’
  ‘Het gaat niet goed. Maar laten we het daar niet over hebben. Roes heeft me een voorstel gedaan.’
  Haar gezicht lichtte op.
  ‘Toen ik naar de wc was? Ik vermoedde al zoiets. Die gluiperd heeft een plannetje.’ 
  ‘Hij wil dat ik zijn nichtje ga coachen. Zogenaamd een toptalent.’
  ‘Interessant. Hier moeten we over nadenken.’
  ‘We moeten helemaal niets. En ik ben jou sowieso niets verschuldigd. Ik ga naar binnen.’ 
  Ik maakte de portier open, ze greep me bij een arm. 
  ‘Tot woensdag,’ zei ze, terwijl ze me doordringend aankeek. ‘Dan praten we verder.’
  Even was ik in verwarring. Hadden we nog een afspraak gemaakt?
  ‘De reünie In Vught? Die voetbalfinale? Jan-Pieter organiseert het. Check je spam maar eens.’ 
  Ze boog zich langs me heen, duwde mijn portier wat verder open en voordat ik er iets tegen kon doen had ze me in dezelfde beweging op mijn wang gekust. 

Wordt vervolgd

zaterdag 17 februari 2024

De comeback: deel 2 - het voorstel

Onno Roes geeft zijn versie van de vechtpartij met Darius Bari. Menno krijgt een onverwacht voorstel. Eva trekt haar eigen plan. 



RGB Free, by babykrul
Onno Roes maakte na onze binnenkomst eerst geconcentreerd zijn stoot af. Met felle oogjes tuurde hij naar de witte bal, die na zijn stoot via de korte zijde van de tafel tegen twee andere ballen caramboleerde. Hij bleef nog even in de houding staan, waarna hij met een van pijn vertrokken gezicht overeind kwam. Hij plaatste zijn keu voorzichtig tegen de rand van het biljart en pakte een kruk die hij om zijn rechterarm schoof. 
   ‘Zo maar even,’ zei hij terwijl we onze vuisten tegen elkaar boksten. ‘Ik lig nog steeds in de kreukels.’
    Mijn eerste indruk van Roes was dat hij het uitstekend zou doen als een malafide accountant in een B-film. Een rattenkopje met blond vlashaar, een overhemd met gilet boven een slobberige trainingsbroek. Achter het biljart hing een foto in dezelfde zwart-wit stijl als in de hal. Een close-up van Ruud Gullit, die met woest uitwaaierende dreadlocks zijn voorhoofd tegen een bal aanslaat. 
  ‘Finale van achtentachtig. Koeman bracht de bal in de zestien,’ zei Roes terwijl hij om het biljart heen zwaaide. ‘Van Basten kopte breed en Gullit knikte binnen. Boem!’ 
  ‘Je bent op tv,’ zei Eva.
   Op een gigantische flatscreen aan de andere kant van de kamer stond een tenniswedstrijd op pauze. Ik herkende meteen mijn opgetrokken schouders, de lichte knik in mijn rug. Close ups zijn ongenadig, mensen beseffen niet wat voor inbreuk het op je persoonlijke ruimte is om elke frons, elke zenuwtrek tienmaal uitvergroot miljoenen huiskamers binnen te stralen. Op tv zag ik pas wat voor een zenuwpees ik was. Ik knipperde met mijn ogen en ik had een tic waarbij ik mijn onderlip heel snel onder mijn boventanden duwde, steeds drie keer achter elkaar, zodat John McEnroe me ooit een ‘rabbit on cocain’ noemde. 
   ‘In mijn hoofd was ik Agassi,’ zei ik terwijl ik langs het biljart naar het bevroren beeld wandelde. ‘Het was een tegenvaller toen mijn vader me voor het eerst filmde. Waarom heb je dit opstaan?’
  ‘Ik heb gisteravond je finale nog eens teruggekeken,’ zei Roes. Hij ging op het puntje van een ouderwetse, roodbruine Chesterfield stoel zitten, zijn kruk dwars over zijn dunne bovenbenen. 
  ‘Ik zat in het stadion. Weet je dat ik je vader nog tienduizend euro heb geboden om voor de wedstrijd even in de kleedkamer te mogen komen? Hij wilde er niets van weten.’
   Hij staarde me aan met zijn felle, gretige oogjes. 
  ‘Je backhand begon je in de tweede set steeds meer te slicen. Maar je stond te diep in het veld. Dan is het lastig om hem laag te houden. Laghdatis kon hem aanvallen, begon naar het net toe te komen. Hij stond goed te volleren, de wedstrijd kantelde. Je lobjes vielen vaak uit, je backhand bleef te hoog. Je had terug moeten schakelen naar je backhand drive, gewoon een paar keer voluit meppen. Dan was die Cyprioot wel weer terug in zijn hok gegaan.’
  Ik knikte, terwijl ik bedacht dat Roes en Eva elkaar sinds onze binnenkomst nog geen moment hadden aangekeken. 
  ‘Ik ga even mijn neus poederen’, zei Eva. ‘Welke deur?’
  Roes zwaaide met een arm, nog steeds zonder Eva aan te kijken. Zodra de deur achter haar dichtviel liet hij een misprijzend gesnuif horen.
  ‘Dus jij bent de inmiddels gedegradeerd tot loopjongen. How the mighty have fallen. Ze laat je als een worstje voor mijn neus bungelen. Ze wil dat ik de rechtszaak tegen die opgepompte aap laat vallen.’
  Ik liep terug naar het biljart, draaide een bal onder mijn wijsvinger rond. 
  ‘Wat heb je tegen Eva gezegd? In de Arena?’
  ‘Ik maakte haar een complimentje.’
  ‘Darius Bari trapte je in elkaar omdat je zijn vrouw een complimentje maakte?’
  ‘Darius Bari is knettergek. En hij zat onder de coke. Dat is het laatste wat ik me van die avond herinner. De zwarte gaten in de ogen van Darius Bari. Toen ging het licht uit.'
  Roes zette de tv op pauze, ik bevroor terwijl ik na een approach shot naar het net wilde stormen. 
  ‘Ik heb een nichtje. Maaike Roes. Misschien ken je haar?’
  ‘Nooit van gehoord.’
 ‘Ze was vier jaar geleden een van de beste Nederlandse tennismeisjes. Ik wilde haar richting de WTA-top begeleiden, maar haar ouders wilden er niets van weten. Die wilden dat ze eerst ging studeren.’
  Hij sprak ‘studeren’ uit alsof het een besmettelijke ziekte was. 
  ‘Nu is ze bijna afgestudeerd. Ze is altijd op niveau blijven tennissen. Ze wil het alsnog gaan proberen.’
  Roes loerde me verwachtingsvol aan, alsof ik een smakelijke krekel was die op de rand van zijn biljarttafel was neergestreken.
  ‘Dus?’
  ‘Dus ze heeft een coach nodig. Iemand met ervaring. Iemand die weet wat er in de top gevraagd wordt.’
  ‘Ik heb nog nooit iemand gecoacht.’
  ‘Nee. Je geeft les aan oude wijven op een kutclub in Overvecht. Je woont in een flatje achter de Kardinaal de Jongweg. Ik heb het even nagerekend. Je zou minstens een slordige tien miljoen moeten hebben.’
  ‘Dat heb ik allemaal aan goede doelen geschonken.’
  Roes liet een hoog hinniklachje horen. Hij gooide zijn blonde matje in zijn nek en wreef vergenoegd met zijn benige handjes over zijn trainingsbroek.
  ‘Je hebt alles vergokt boven die Chinees in Ondiep. Je hebt nog steeds een schuld bij de Moker. Maar ik geloof in tweede kansen. Dit is een kans voor jou om in één keer uit de shit te komen.’
  ‘En die zaak met Bari?’
  Hij trok een zuinig mondje. Zijn ogen flitsten van het televisiebeeld naar de kruk op zijn schoot. Hij kantelde de kruk naar de grond toe en werkte zich moeizaam overeind. 
   ‘Dit is iets tussen ons twee. Waar is dat mens trouwens gebleven, met d'r poedertjes.’


Wordt vervolgd

maandag 12 februari 2024

De comeback: deel 1 - de afspraak

Menno wordt door een oude bekende ingeschakeld om haar met een probleem te helpen. Maar vertelt ze hem wel de volledige waarheid? En waarom zou hij uitgerekend haar iets verschuldigd zijn?



RGB Free, by marmit
Eva Rijckers stuurde haar Mini Cooper soepel tussen het verkeer van de Utrechtse ring door. De universiteitsgebouwen van de Uithof gleden aan onze rechterkant voorbij, als laatste verdween de grijze parkeergarage van het kinderziekenhuis in de achteruitkijkspiegel. We draaiden de snelweg af en kwamen tot stilstand achter de haaientanden van een landelijk kruispunt. 
  Vanuit mijn ooghoeken nam ik haar op. Ze leek met volkomen ontspanning naar het voorbij hobbelende verkeer te staren, alsof we een bedaard echtpaar waren dat er eens gezellig tussenuit ging. Een week eerder had ze me vanuit het niets ge-sms’t. Eva Rijckers, de stoot van het Minerva College. Op haar vijftiende was ze al een gewild model, op haar twintigste sierde ze de covers van de grootse Amerikaanse modebladen. Ergens daar tussenin probeerde ze mijn tenniscarrière aan diggelen te gooien voor hij goed en wel begonnen was. Zeker tien jaar had ik niets van haar gehoord. Soms zapte ik op een hotelkamer langs een item op RTL Boulevard, altijd miste mijn hart een slag als haar engelachtige snoetje onverwachts uit het beeld sprong. 
  ‘Dus die Roes wil alleen even mijn handje schudden?’ 
  ‘Hij wil even aan je snuffelen. Hij wordt erg opgewonden van topsporters. Daarom woont hij hier ook tussen de druipende dennen. Omdat die voetballers hier in de buurt soms een trainingskamp hebben.’ 
  ‘Ik ben allang geen topsporter meer.’
  ‘Je was een topsporter. Die verzamelt hij zoals iemand anders postzegels of dode vlinders verzamelt. Eigenlijk verbaast het me dat hij je nooit eerder te pakken heeft gekregen.’ 
     Ik duwde mijn voetzolen tegen de wand onder het handschoenenkastje, probeerde een onwillige rugspier op te rekken. Wanneer was ze met Darius Bari getrouwd? Het moest inmiddels alweer een jaar of vier geleden zijn. De opgepompte vechtmachine met het ‘hartje van goud’. Als een van de weinige Nederlanders was ik niet verbaasd geweest over het huwelijk. ‘Belle en het Beest,’ hoorde je overal, maar ik vroeg me af wie van de twee het echte beest was. Mensen dachten dat ze haar kenden, het lieve Brabantse poppetje met haar engelensnoetje, het knappe buurmeisje waar iedereen zich mee kon identificeren. 
  Toen Vincent en Rolf haar uitkozen als gezicht voor hun Devil’s Collection werd dat als een ironisch grapje van het haute couture-duo beschouwd. Ik wist wel beter. Die Vincent en Rolf hadden hun ogen niet in de zakken van hun tijdloos elegante designerjasjes zitten. Die hadden in een oogopslag gezien waar de rest van de wereld stekeblind voor leek te zijn: onder dat lieve poppensmoeltje huisde een duivelin die verdomd goed wist wat ze wilde.
    Alsof ze voelde dat ik haar moreel de maat nam draaide ze glimlachend haar hoofd naar me toe. Ze zette haar grootste wapen in: blauwe waterogen die met de jaren niets aan kracht hadden ingeboet. Het waren vooral die ogen die de hemdjes en de mutsjes een magische glans gaven. En al die vrouwen die naarstig dezelfde mutsjes gingen kopen zich maar afvragen waarom het bij hen niet werkte. 
     ‘Darius heeft boete gedaan. Die civiele zaak is bullshit. We moeten daar onderling uit kunnen komen.’ 
   Natuurlijk was haar bad boy toch een keer te ver gegaan. Wat tikken uitdelen in het Amsterdamse uitgaansleven, dat kon je nog als kwajongensgedrag uitleggen. Maar die vechtpartij in de Amsterdam Arena was van een andere orde. Bari had Onno Roes voor de rest van zijn leven ongelukkig geschopt. Volgens de bladen had een ongepaste opmerking richting Eva de woede van de vechtmachine opgeroepen. Of Eva de boel had opgehitst of juist had proberen te sussen bleef een eindeloze bron van speculatie. 
  ‘Wat is die Roes voor man?’ 
  ‘Een nerd met een minderwaardigheidscomplex. Rijk geworden tijdens de eerste internethype, toen mensen nog tonnen voor een website betaalden. Hij heeft op tijd zijn bedrijfje verkocht en sindsdien denkt hij dat hij tot de internationale jetset behoort. Hij hobbelt van skybox naar skybox. Hij heeft een vaste box in de Arena. En hij is gek op tennis. Hij wil je gewoon even zien, handje schudden met de man die een grand slam-finale heeft gespeeld.’
  ‘Hij gaat die rechtszaak echt niet laten vallen omdat hij mijn handje heeft geschud.’
  ‘Ik moet met hem in gesprek komen. Natuurlijk hoef je dit niet te doen. Maar het zou wel ontzettend lief van je zijn. Laten we zeggen for old times' sake.’
    We waren een verlaten provinciale weg opgedraaid, elke halve kilometer weken de bomen wat uit elkaar om lange oprijlanen naar protserige villa’s prijs te geven. Ze stapte op de rem toen we langs de zoveelste oprijlaan waren gereden, reed een stukje achteruit, draaide het terrein op om meteen achter een slagboom weer tot stilstand te komen.
  ‘Eva Rijckers en Menno Jonkman’, riep ze richting een blikken roostertje en alsof het magische woorden waren kwam de slagboom vrijwel meteen in beweging. We reden nog een flink stuk door en kwamen uit op een parkeerplaats. 
  Uit een zijingang van de villa kwam een oudere vrouw met een wit schort naar buiten die ons een trapje op gebaarde, waarna we via een soort sluiproute een schemerige hal werden binnengeleid. 
  De wanden van de hal waren bedekt met grote zwart-witfoto’s. Johan Cruijff die als een veldheer de vrije ruimte aan zijn teamgenoten wees. De verbeten kop van John McEnroe, Eddy Merckx op de pedalen. 
   De vrouw verdween en ik wilde al op de aangewezen deur kloppen, toen Eva me aan mijn arm trok.
  ‘Hou hem zo even aan de praat,’ fluisterde ze. ‘Als ik naar de wc ga.’ 


Wordt vervolgd
  

vrijdag 2 februari 2024

Poëtisch geheugen

RGB free, by Lusi
Logan Roy, een van de hoofdrolspelers in de HBO-serie Succession, is niet echt een man van de genuanceerde sentimenten. Als self made miljardair en mediatycoon is hij in een continue oorlog verwikkeld met de hele wereld in het algemeen en zijn drie jongste kinderen (de potentiële ‘successors’) in het bijzonder. 
  Die drie kinderen zijn stuk voor stuk cynische half-pyschopaatjes. Alleen de oudste zoon, Connor, lijkt een wat zachtere kant te hebben. Als de hele familie afreist naar het Schotse geboortehuis van Logan, waar hij een fucking gedenkplaat zal krijgen, probeert Connor zijn vader tot een sentimentele jeugdherinnering te verleiden:
 
Connor: ‘Tell us a story, from back in the day.’
Logan: ‘You wanna hear about the fucking Rosebud? Rosebud is a dollar bill. It’s whatever it took to get me the fuck out of here.’
 
Logan verwijst hiermee naar de film Citizen Kane, over een mediatycoon die op zijn sterfbed ‘Rosebud’ fluistert. Aan het einde van die film blijkt dat de naam te zijn van een houten speelgoedsleetje waar de achtjarige Kane mee speelde op de dag dat hij bij zijn ouders werd weggehaald en naar een kostschool werd gebracht. 
  Waar de speelgoedslee bij Kane symbool staat voor een verloren wereld van geborgenheid en warmte, staat de dollar bij Logan symbool voor een vlucht uit een disfunctionele gezinssituatie, naar een wereld waarin hij zelf aan de touwtjes trekt: de wereld van de deals en de dollars, de boardrooms en de winstpercentages. Aan het verleden wil Logan verder niet al te veel woorden meer vuil maken. Zijn dochter Shiv doet nog een poging;
 
  Shiv: ‘Don’t like the past too much, huh?’
  Logan: ‘It's just, there's so much of it. The future is real, but... the past, well it's... all made up.’
 
Logan heeft zijn wereld verkleint tot de volgende belangrijke deal. Het lijkt nog het meest op leven in het oerwoud, het is eten of gegeten worden. In zo’n omgeving is er maar weinig ruimte voor het activeren van het poëtisch geheugen, een term die Kundera gebruikt in De ondraaglijke lichtheid van het bestaan. Kundera beschrijft in die roman hoe het poëtisch geheugen van het personage Tomas op non-actief komt te staan. Tomas schrikt als een ex hem aan een onvergetelijke vrijpartij tijdens het onweer herinnert, terwijl hij dat hele onweer totaal vergeten is:
 
Zijn geheugen registreerde van zijn liefdesavonturen slechts het steile en smalle pad van de seksuele verovering […] Al het andere stootte zijn geheugen (bijna met een soort pedanterie) af. Hij was zelfs de plaats vergeten waar hij die vrouw voor het eerst had gezien, want dat ogenblik lag nog voor de eigenlijke seksuele aanval.
 
De manier waarop Tomas’ brein in die periode werkt, lijkt aardig overeen te komen met de manier waarop Logan graag in het leven staat. Verander ‘seksuele aanval’ in ‘zakelijke aanval’ en je hebt dezelfde state of mind: praktisch, gericht op de toekomst, als een roofdier die elke avond zijn eten moet verschalken om te overleven. Zo’n manier van leven heeft als voordeel dat er weinig ruimte is voor pijnlijke jeugdherinneringen of ander sentimenteel ongemak, maar het heeft ook zijn nadelen. Kundera beschrijft hoe de ervaring die Tomas compleet vergeten is, in het geheugen van de vrouw altijd voort is blijven leven:
 
Het meisje sprak over onweer, glimlachte dromerig en hij keek met verbijstering naar haar en schaamde zich haast: ze beleefde iets moois en hij deelde dat niet met haar. In die twee manieren waarop hun geheugen op het avondweer reageerde, lag het hele verschil besloten tussen liefde en niet-liefde.
 
Kundera concludeert:
 
In ons brein schijnt een bijzonder gebied te bestaan dat je het poëtisch geheugen zou kunnen noemen en dat registreert wat ons heeft betoverd, ontroerd, wat ons leven mooi heeft gemaakt […] Liefde begint op het moment dat een vrouw haar eerste woord grift in ons poëtisch geheugen. 
 
Het concept van poëtisch geheugen (PG) bevalt me wel. Het lijkt me een waarheid over de werking van het brein waar de hele romantische industrie omheen gebouwd is. Soms moet je het PG een beetje helpen: dan ga je in een sfeervol restaurant met je partner tussen een paar flakkerende kaarsen zitten en klik, de maaltijd krijgt een lading die het aan de keukentafel naast de piepende magnetron nooit gehad zou hebben. Een andere eigenschap van het PG lijkt me dat het met de jaren langzaam maar zeker uitdooft.   
  Gelukkig is er een medicijn tegen dat afkalvende poëtische geheugen en dat is de kunst. 
  Een roman of een gedicht, een mooie film of een sterk liedje kan je PG zomaar even een opdoffer geven. Een koning in dit genre is de Nederlandse Spinvis. Die maakt liedjes over het feit dat alles zo snel voorbijgaat en zorgt er zo voor dat alles nog wat langer beklijft.
  Al moet je daar natuurlijk wel een beetje open voor staan en zin in hebben. Zo niet, dan is dat wegebbende poëtisch geheugen alleen maar een zegen en mocht er toch een keer zo’n zeikliedje op de radio voorbijkomen, dan zeg je ‘fuck this shit’ en bel je snel een klootzak van een concurrerend mediabedrijf op om even lekker ruzie mee te maken.