dinsdag 5 december 2023

Messias

Pexels
Een politicus besloot naar de mensen te luisteren. Zes dagen lang luisterde hij, op de zevende dag richtte hij een partij op.
  ‘Sluit je aan bij de Partij tegen de Regen, als je ook schijtziek van de regen bent.’
  
  De partij werd een groot succes. Steeds als het ergens regende, sprong de man in zijn auto om naar een dorpsplein te scheuren.
  ‘Willen jullie meer of minder regen?’ schreeuwde hij door een megafoon. Honderden paraplu’s werden de lucht ingestoken.
  ‘Minder, minder!’
  Hij werd met zestig zetels de Tweede Kamer ingestemd. Hij kleedde zich alleen nog maar in regenjassen. Als het regende rende hij naar buiten om een toespraak te houden, als de zon scheen twitterde hij dat de regen alweer op de loer lag.
  Zure zeikerds zeiden dat de regen helemaal niet zo erg was. Of dat het misschien wel wat oncomfortabel was, maar dat je er toch niets aan kon doen. 
  Toen begon het te regenen. En te regenen en te regenen. Het regende zoals het nog nooit geregend had, alsof het nooit meer op zou houden, alsof de regen vastbesloten was om Nederland voor eens en voor altijd de Noordzee in te spoelen. 
  Op de dertiende dag werd de politicus uit het torentje gesleurd. Zijn regenjas werd van zijn lijf getrokken, met paraplu’s werd hij tot bloedens toe geslagen. 
  ‘Lekker droog hé,’ schreeuwde een woedende vrouw. ‘In je stenen torentje. En wij maar natzeiken hierbuiten. Oplichter!’
  De parapluslagen bleven op hem neer dalen. Nog enkele klappen en hij zou bezwijken. Juist op dat moment brak de zon boven de hofvijver door.
  ‘De zon!’ riepen de mensen. ‘Eindelijk weer de zon!’
  Een jongeman in een vlot T-shirt en een korte broek stapte naar voren. Hij schraapte zijn keel en begon aarzelend te praten.
  ‘Mensen! Het is tijd voor nieuwe politiek. Het is tijd voor de Partij voor de Zon!’
  Een daverend gejuich steeg op uit de menigte en de jongen werd op stevige schouders onder luid gezang in een polonaise naar het torentje gedragen. 

vrijdag 1 december 2023

Oude meesters

Pexels
Vorig jaar verscheen 'The Philosophy of Modern Song', een boek waarin Bob Dylan 66 liedjes 'analyseert'. De Los Angeles Times omschreef het boek in een vrije scherpe recensie als 'a special kind of bonkers'.  Zowel de LA Times als vele andere recensenten viel een nogal vrouwonvriendelijk toontje op:

The women we meet in Dylan’s essays include a “she goat,” a “crazy bitch,” a “gold digging showgirl, full skirted in a cocktail dress” and a “hot-blooded sex starved wench.” Dylan describes women as “pug-nosed, grim faced and short on looks,” “bare breasted, blue veined — short, powerful, and ugly” and “foul-tasting.” 

Zo achter elkaar gezet oogt het inderdaad een beetje onaardig. Maar helemaal verrassend hoeft het ook weer niet te zijn. Dylans eerste nummer op zijn allereerste plaat heet 'you're no good':


Now you're that kind of woman that just don't understand
You're taking all my money and give it to another man

Als ik die eerste plaat uit 1961 beluister valt me vooral op wat een waanzinnige energie erin zit. Het is een verzameling blues- en folk-klassiekers die onder handen van de twintigjarige Dylan in een soort halve punkliedjes veranderen. Dit doet hij bijvoorbeeld met 'Gospel Plow', een nummer dat onder andere door Mahalia Jackson is vertolkt:




In de handen van de jonge Dylan lijkt het alsof een doorgesnoven grunger uit de jaren '90 zich aan het nummer vergrijpt:



Het doet me denken aan Kurt Cobain die liedjes van Leadbelly covert. Twee blanke jongens die hun 'teenage angst' eruit rossen op zwarte Christelijke traditionals, die blijkbaar toch iets hebben wat ze onweerstaanbaar aantrekt. Er zit dertig jaar tussen, maar je kan ze zo achter elkaar zetten. 
  Wat voor Dylan pleit, is dat hij er al een soort grunge-gevoel aan weet te geven terwijl zelfs de Rolling Stones nog in de coulissen stonden te wachten voor ze op mochten. Wat voor Cobain pleit is dat hij even weinig moeite als Dylan lijkt te hebben om contact te maken met de oude meesters, in een wereld van MTV en Super Mario Brothers.