donderdag 29 december 2011

Als een vogel op een draad

Foto: flickr, by Thejaswi
Wesley W, de negentienjarige 'onverlaat' die tijdens Ajax-AZ het veld op rende en behoorlijk knullig de keeper van AZ probeerde te schoppen, heeft vier maanden cel gekregen.
  Ook werd onlangs bekend dat Wesley een i.q. heeft van 71. Daarmee valt hij nog net in de categorie 'zwakbegaafd'. Twee puntjes lager en hij had een 'lichte verstandelijke beperking' gehad. Dit 'begs the question' wat mij betreft: is Wesley verantwoordelijk, of, met andere woorden, had hij iets anders kunnen doen? Als we voor het gemak even uitgaan van een vrije wil, waar begint die dan? Mensen met een diepe verstandelijke beperking (i.q. < 20) sluiten we denk ik wel zeker uit, een ernstige verstandelijke beperking (20-35) ook, maar wat doen we met een matige verstandelijke beperking (35-50)? Of die lichte verstandelijke beperking? Laat je Wesley tien keer een test doen, dan valt hij waarschijnlijk vier keer in die laatste groep.
  Er is een mooi liedje van Leonard Cohen waarin hij zingt:

'Like a drunk in a midnight choir, I have tried in my way to be free' 

Even later komt er ook nog een worm aan een haak voorbij. De dubbelzinnigheid van het begrip vrijheid wordt mooi gevangen in dit liedje. Een dronkenman die in de straten loopt te lallen is waarschijnlijk net zo vrij als een worm die aan een haakje spartelt, hoe vrij hij zich van binnen misschien ook mag voelen, zijn werkelijke bewegingsruimte is minimaal.
  Hij had, met andere woorden, eigenlijk niets anders kunnen doen dan dronken door de straten zingen, misschien wel over vrijheid, maar eigenlijk een slaaf van de nacht, de drank, zijn verleden en alles wat hij onderweg tegen is gekomen.
  Hoe meer ik naar de foto van Wesley die door de lucht vliegt kijk, hoe meer hij op een worm aan een haakje gaat lijken.


Vernietiging

Foto: flickr, by cogdogblog
Gisteren was de zeer mooie documentaire 'Bobby Fischer against the world' op tv. Hoewel het slecht afloopt met het schaakgenie, groeide er gedurende de documentaire slechts één verlangen bij mij: een mooi, houten schaakbord, van die zware stukken met groene viltjes eronder en een tegenstander aan wie je gewaagd bent.
  In onze zeer beschaafde wereld is het optillen van een paard, het even zogenaamd twijfelend in de lucht laten hangen om het dan met kordate precisie weer op het bord neer te laten ploffen, hierbij de dame van de tegenstander met een ferme tik over de rand schuivend, waarna ze zeker nog een paar meter over de bruine plavuizen van de verstilde schaakzaal heen en weer blijft rollen, met elke echo de nederlaag bij de man aan de overkant van het bord er steviger inwrijvend, het dichtste dat je bij geluk kunt komen.
  Jij bent dood, ik heb gewonnen. Nog een potje?

woensdag 28 december 2011

Name dropping

Foto: flickr, by msulibrary1
2011 was het jaar waarin ik:

- Een handtekening scoorde van mijn literaire held Arnon Grunberg
- De hand schudde van hersenwetenschapper en bestseller auteur Dick Swaab
- In de lift stond naast Frank de Grave en zeer kort telefoneerde met Agnes Kant
- Een borrel dronk met onder meer Linda Partridge, Alexander Rinnooy Kan en Ignace Schretlen
- Een kopje koffie dronk naast Joop Goudsblom
- Interviews maakte met onder meer Goran Hansson, Catahrine Malabou, Midas Dekkers en Lisa Sanders
- Boeken las van onder andere Jan Wolkers, AFTh van der Heijden, Harry Mulisch, Boudewijn Paans, Peter-Paul Verbeek, Herman Brusselmans, Herman Franke, Philip Huff, Christiaan Weijts, Geerten Meijsing, Peter Buwalda, Sherwood Anderson, Gustaaf Peek, Joris van Casteren, Erwin Mortier, Christophe Vekeman, Maarten Doorman, William Styron, Jack Kerouac, Joost de Vries, Marie Kessels, Daphne Huisden, Bernard Dewulf, Douwe Draaisma, Joey Goebbel, AHJ Dautzenberg, René Kahn, Raymond Tallis en Ben Goldacre
- Een essay schreef over de ethiek van Aristoteles
- Columns schreef over onder meer Bjorn Vleminckx en Dennis Bergkamp

Wat verbindt deze mensen met elkaar? Niet zo heel veel, het enige echt verbindende element ben ik zelf. Als ik een schrijver als A.F.Th van der Heijden was, zou ik ze allemaal aan elkaar kunnen schrijven en een overtuigende wereld kunnen presenteren waarin deze mensen op volstrekt logische wijze met elkaar verknoopt zijn.
  Schrijven: éénmansterreur waarbij je de lezer voor zolang als de bladzijden doorlopen jouw werkelijkheid probeert op te dringen.
  Helaas is het ook van der Heijden die dit jaar de totale zinloosheid van de literatuur heeft aangetoond. Tonio is, in al zijn literaire schoonheid, één lange pleidooi voor het leven, en tegen het schrijven. Zelfs de lezer, en daar zit dan wel weer een soort paradoxale literaire overwinning, zou het complete oevre van deze reus, de complete Tandeloze Tijd en Homo Duplex, zonder een enkele aarzeling verbranden om die enentwintigjarige jongen nog een dagje extra in de zon te laten zitten.

donderdag 22 december 2011

Kerst

Foto: flickr, by twistedmind
  Het kerstpakket.
  De grote vraag bij dit jaarlijks terugkerende ritueel: hoe beweeg je je op een coole manier met een kerstpakket over straat, in de bus en in de trein. Het antwoord is dat dit vooralsnog volstrekt onmogelijk is. Vorige week stond ik nog op station Bijlmer Arena een beetje te chillen, toen er een grote, stoere, en nu moet ik oppassen want voor je het weet ben je je baan kwijt maar ik zeg het toch maar gewoon neger voorbij kwam lopen. Petje op, sportschool. In alle gevallen was het een imponerende verschijning geweest.
  Maar hij droeg een groot, rood kerstpakket in zijn sportschoolarmen.
  Hij zag eruit als een schlemiel.
Als zo iemand er al uit ziet als een schlemiel met zo'n doos met eten omdat je weer een jaar zo ontzettend je best hebt gedaan, hoe moet ik er dan uitzien met zo'n doos?
  Ik probeer het niet eens meer om er iets van te maken. Ik holde naar de bus en zette het kerstpakket op de stoel naast me. Een paar haltes verder stapte er een man in, hij had ook een kerstpakket. Hij ging tegenover me zitten.
  'Zo, jij ook een?', vroeg hij. 'We zijn net een stel pakezels, of niet.' Net een fractie te laat besefte ik me dat deze man behoorlijk bezopen was. 'We hebben net borrel gehad', verkondigde hij al snel. Bij de Vondellaan bleef de bus vijf minuten als een loden kei op z'n plaats staan. Mensen begonnen mee te luisteren.
  Even later in de trein had ik een zitplaats, pal naast de toiletten. Na tien minuten struikelde een andere man half over mijn pakket het toilet binnen en bleef daar tot aan station Den Bosch de longen uit zijn lijf staan kotsen.

vrijdag 16 december 2011

Sapbarretjes

Foto: flickr, by John Swords
Gisteren was er een mooie documentaire op tv over de generatie die al een paar duizend jaar de meeste ergernis opwekt: de generatie die net na de jouwe komt. De VPRO zond een programma uit over de BV IK, over jongeren de geboren zijn na 1986, de 'grenzeloze generatie die belangrijke dingen wil doen', status ontleent aan het 'authentiek zijn' en 'een tomeloze prestatiedrang heeft.' Een willkeurig citaat uit dit ambitieuze addergebroed: 'mensen die gewoon studeren, vergooien hun leven.'
  Waarmee ene Roos geloof ik wilde zeggen dat als je tijdens je studie niet al actief aan 'cv-builden' en netwerken doet, het nooit meer wat wordt met je armzalige bestaan. Ik zat me precies zo te ergeren aan deze jongelui als ik me voorgenomen had, om W.F. Hermans maar eens te parafraseren.
 
  Eén van mijn grootste ergernissen is hierbij overigens van cosmetische aard: het haar van die jongetjes. Zoals er oude voetballers zijn bij wie het stoom uit de oren komt als ze een jonkie het voetbalveld zien betreden met een panty aan om zijn delicate beentjes in de winter niet te koud te laten worden, zo word ik door een gigantische agressie overvallen als ik van die jongetjes van negentien in de collegebanken zie zitten met haartjes die precies op de juiste wijze onder zo'n koket mutsje uitpiepen dat net schuin genoeg op het met creme verzorgde hoofdje staat.
  Ik vind het prima dat die jongetjes allemaal multi-miljonair en CEO willen worden, maar moeten ze daarvoor echt elke ochtend een half uur als een oud wijf voor de spiegel gaan staan?
  Enfin, om Martin Bril maar eens te citeren.
  Waar komt al deze dadendrang uiteindelijk op uit? Dat bleek wat mij betreft een klein beetje tegen te vallen: sapbarretjes. Twee hemeltergend tevreden met zichzelf zijnde jongens van een jaar of vijfentwintig hadden een goedlopend bedrijfje waarbij ze onder meer sapbarretjes verhuurden om evenementen 'net iets extra's te geven.'
  We zagen hoe ze de telefoon opnamen. We zagen hoe ze hun barretjes een lobby binnen sleepten. We zagen de ene BV IK de andere BV IK erbij naaien (met 'hij deed er een kwartier over om zijn schoenen te vinden' verontschuldigde één van de twee jonge ondernemers zich toen ze wat te laat bij een klus aankwamen).
 In de auto vertelden de jongens dat ze niet aan hun ouders vertelden hoeveel ze verdienden. Dat waren maar simpele onderwijzers en 'als je meer verdient dan streef je je ouders toch voorbij.' Het was bijna ontroerend om te horen. Tot we één van de jonge ondernemers met zijn ouders aan het avondeten zagen zitten. De ouders deelden de mening van hun zoon: hij was ze voorbij gestreefd en ze stelden hem als voorbeeld voor zijn jongere broer.
  Ik heb niets tegen sapbarretjes, maar ik word er toch wel een beetje somber van dat je blijkbaar een sukkel bent als je voor de klas staat om kinderen iets te leren, want je verdient er minder mee dan met een bedrijfje dat de 'ervaring van uw evenement net iets specialer maakt.'
  En dan vreemd opkijken dat leraren geen respect meer genieten. Hadden ze maar wat meer aan cv-building moeten doen tijdens hun studie. Loosers!

maandag 12 december 2011

Vergezochte gekkigheid

Foto: flickr, by givingnot@rocketmail.com
Bonita Avenue van Peter Buwalda. Ruim een jaar heb ik deze pil van meer dan vijfhonderd bladzijden kunnen ontwijken, maar deze week ben ik toch voor de bijl gegaan. Het is een boek dat in de markt werd gezet als een meesterwerk, het voelt als een meesterwerk, Matthijs van Nieuwkerk noemde het een meesterwerk, en, is het een meesterwerk? Niet naar mijn bescheiden mening.
 
  Om te beginnen de stijl. Daar werd in heel wat recensies nogal juicherig over gedaan, ik citeer: 'overdonderend mooie taal' (Academica Debutanten Prijs), 'stilistische hoogvliegerij' (de Volkskrant), 'prachtige swingende stijl' (Tzum), 'verbluffend stilist' (Standaard der Letteren).
  Wat is er mis met de mensen die die recensies schrijven? Misschien zijn het professionals die zo doodgegooid zijn met doorwrochte literatuur dat ze niet weten wat hun overkomt als ze een lekkere vlotte good-read in handen krijgen, want dat is precies de stijl van Bonita Avenue. Het is de stijl van de betere Amerikaanse thriller, soepele zinnen, vlotte toon, tikje megalomaan. 'Detective John Cain gooide met een breed armgebaar de vergeelde kranten die zich wekenlang op zijn antieke bureau hadden opgehoopt in de hoek. Het was tijd om schoon schip te maken', dat toontje ongeveer. Niets mis mee verder, maar om dat nou 'stilistische hoogvliegerij' te noemen.
 
  Verreweg het sterkste aan deze pil is het plot. Het is de reden dat ik in ieder geval door bleef lezen: er gebeurt een hoop, het wordt gekker en gekker en je wilt dan toch weten hoe het afloopt. Nadeel van zo'n plot-driven aanpak is dat dit vaak ten koste gaat van de personages. Het vergt veel kunst en vliegwerk om de personages van het ene drama naar het andere te loodsen, en dat is dan ook precies waar het mis gaat.
 
  Het kwam meerdere keren voor dat ik zat te lezen wat een of ander figuur nu weer aan het uithalen was en bij mezelf dacht: 'jongen toch, is dat nu echt het slimste wat je kunt doen?' Naakt tussen een stel coniferen hurken, bijvoorbeeld, nadat je net in blinde paniek door een glazen pui bent gesprongen omdat je stiefdochter je betrapte met een slipje van haar aan je kont, dat je om niet helemaal heldere redenen hebt aangetrokken nadat je duistere vermoeden bevestigd werd, namelijk dat ze met haar vriend op zolder een porno-handeltje drijft? Om dan vervolgens naar een balkonnetje te klauteren waar je de glasscherven uit je voetzolen gaat peuteren? Dit is slechts een voorbeeld van meerdere situaties waarin personages op behoorlijk overspannen wijze op allerlei gekkigheid reageren, zonder dat daar echt een goede reden voor lijkt te zijn.
  Het boek maakt daardoor nogal een gezochte indruk: de personages lijken niet uit innerlijke drijfveren te handelen, ze lijken te handelen omdat er weer een of andere vergezochte plotwending plaats moet vinden.
  En dan is er nog de seks. Met al z'n trompetgeschetter lijkt dit een behoorlijk baanbrekend boek te zijn, maar als je het afbreekt tot de kern komt er een behoorlijk conservatieve moraal tevoorschijn.
 Komisch hoogtepunt, waarvan ik sterk het idee heb dat het een dramatisch hoogtepunt moet zijn, is het moment waarop de man die later naakt tussen de coniferen gaat hurken de gewraakte zolder van zijn stiefdochter ontdekt:
 'De tranen schieten hem in de ogen. Dildo's. Hij kan het woord denken, dat gaat nog, maar hij zal het nooit kunnen uitspreken.' (p. 311)
   We schrijven in de roman dan inmiddels het jaar 2000, zo'n dertig jaar nadat Wolkers, Reve en nog een stel schrijvers de seksualiteit aardig de burgerlijke middenklasse in schenen te hebben geschreven.       
  Bonita Avenue werd ergens een scherpe schets van het verval van de zeden rond het jaar 2000 genoemd. Volgens mij bewijst het juist dat de zeden weer helemaal terug zijn van weggeweest.

donderdag 8 december 2011

Chagrijnig

Foto: flickr, by Aban Nesta
Eind oktober reisde ik af naar Amsterdam om Catherine Malabou te interviewen over onder meer het brein, vrijheid en de legitimiteit van de occupy-beweging. Het verslag is te vinden in het nummer van Filosofie Magazine dat nu in de winkels ligt.
  Ook in dit nummer: een interview van Arnon Grunberg met Marc de Kesel. Marc de Kesel, wie was dat ook alweer? Bij frequente lezers van dit blog gaat er wellicht een heel zacht belletje rinkelen: het was de man die Arnon Grunberg tot de conclusie verleidde dat de mens een imaginaire penis is, een conclusie die Grunberg vervolgens zo vriendelijk was in mijn exemplaar van Blauwe Maandagen neer te pennen.
  Arnon Grunberg, Marc de Kesel, Catherine Malabou: waar wacht je nog op? Ren naar de Albert Heijn, Bruna of betere boekhandel om die Filosofie Magazine aan te schaffen! Vind je het niks, dan wordt je er in ieder geval niet zo chagrijnig van als de Voetbal International van deze week.

zaterdag 3 december 2011

Hong Kong

Foto: flickr, by Cayusa
Door alle perikelen rond aandeelhoudersvergaderingen, adviescommissies, raden van commisarissen en kort gedingen dreigt het interessantste voetbalnieuws helemaal onder te sneeuwen: van Gaal is aan een soort wereldreis bezig en bevindt zich op dit moment in Hong Kong.
  Het lijkt me duidelijk dat de vaderlandse sportjournalistiek de bal hier volledig heeft laten vallen. Uren van niets-zeggende interviews met verdwaasden op een parkeerdek, geestdodende analyses van wie wat tegen wie heeft gezegd en waarom, de periodieke constatering dat het 'nu echt een soap begint te worden' om dan vervolgens weer vrolijk verder te breien aan die soap: wat een verspilling van energie en van geld.
  Wat hadden de NOS, RTL 7 of welke halvegare cameraploeg dan ook moeten doen? Met een camera achter van Gaal aan lopen die door Azie aan het stappen is. Wereldtelevisie, en je hoeft er niets voor te doen.
  Het kan alleen maar fout gaan want Azie, dat lijkt natuurlijk helemaal nergens op. Om te beginnen zijn die Aziaten belachelijk klein, een streek die ze alleen maar uitgehaald hebben om van Gaal voor gek te zetten: tegenover die rare gele dwergen ziet iedereen eruit als een reus met een waterhoofd.
  Daarnaast spreken ze in een taaltje waar de honden geen brood van lusten. Maar van Gaal is de beroerdste niet: die heeft een vertaalgidsje bestudeerd.
  Mooi beeld: van Gaal, in een Aziatische restaurant, die als een gek in een vertaalgidsje zit te bladeren om de ober duidelijk te maken dat de soep niet te vreten is.
  En dan moet het ergste nog komen. Want die Chinezen schijnen een muur gebouwd te hebben om vijandelijk volk buiten de deur te houden. Ik denk dat dit een belangrijke reden voor de reis is geweest: een muur, dat vindt van Gaal waarschijnlijk een ijzersterk idee.
  Tot hij oog in oog met het ding staat: de desillusie kan het hoogtepunt van het televisieseizoen worden. Wat een schamel, stompzinnig, halfvervallen rotmuurtje. Wie is hier verantwoordelijk voor? Waar is de eerste aanspreekbare instantie voor dit broddelwerk? En wat zien wij ondertussen? Steven ten Have op een parkeerdek. Eeuwig zonde.