zondag 30 januari 2011

Belgenmop

Foto: WELS.net
(enigszins aangepast ook op vi.nl te lezen)

Als je vroeger een spelletje op straat speelde en er kwam een meisje voorbij dat vroeg of ze mee mocht doen, en je zei een beetje lacherig dat het wel mocht, en vervolgens versloeg ze iedereen, dan was de lol er voorlopig wel vanaf. Sinds een half jaar heeft zich een meisje gemeld in de Eredivisie dat alle stoere jongetjes totaal voor schut zet. Ze heeft zich vermomd als een robuuste Belg, maar het effect is precies hetzelfde: als Bjorn Vleminckx, een toch vrij beperkte voetballer, die nota bene nog bij een matige middenmotor speelt ook, er zeventien inschiet in eenentwintig wedstrijden, dan wordt het tijd om conclusies te trekken: de Eredivisie is definitief een speeltuin geworden waarin zelfs de lichtelijk gehandicapten zich nog kunnen onderscheiden.

We hebben in het verleden al eerder signalen gehad dat we onze nationale competitie misschien met een korreltje zout moesten nemen: Mateja Kezman die met twee vingers in zijn neus seizoenen lang boven de dertig goals kwam, terwijl hij in het buitenland geen knikker raakte. Alfonso Alves die er zeven maakte tegen Heracles, zonder zich op het oog hiervoor bijzonder in te spannen. Het waren al tekenen aan de wand, het was slechts wachten op de definitieve ontmaskering, en wie zou de Voorzienigheid anders dan een Belg, ons nationale spotobject, af kunnen vaardigen om de genadestoot uit te delen?

 De Belg is voor de Nederlander wat de vrouw is voor de seksist en de neger voor de racist, een middel om de eigenwaarde in elk geval boven een bepaald minimum te houden: ik ben dan misschien wel werkloos, mijn kinderen willen me niet meer zien en mijn auto heeft geen wielen meer, in ieder geval ben ik geen....
Dat uitgerekend een Belg ons met de neus op de feiten drukt, dat het uitgerekend een Belg is die laat zien dat we nog maar een paar jaar verwijderd zijn van het moment dat er subsidie bij moet komen, is een teken dat het Opperwezen best gevoel voor humor heeft, zo op zijn tijd.

donderdag 27 januari 2011

De Kindervriend (slot)

Foto: flickr, by G.Stolk
Ik ben uitgenodigd voor een vredesbespreking. De ontmoeting vindt plaats in Zee&Zo, het restaurant met zeebanket. Initiatiefnemer is de manager van de Albert Heijn, klanten hebben geklaagd over bloedsporen en andere overlast.
 De jongetjes hebben twee personen afgevaardigd, stuurs kijken ze voor zich uit. Als de manager tegen mij praat, zitten ze achter zijn rug gekke bekken te trekken. Heeft hij het tegen hen, dan laat ik snel mijn gigantische verzameling plaatjes zien. De manager lijkt sprekend op die man van de reclames, misschien is hij het wel. De manager vraagt of ik me niet te oud voor dit soort gedoe voel.

'Hoe oud ben je eigenlijk?' Het jongetje trekt een brutaal gezicht erbij. 'Tachtig ofzo?'

'Zevenenveertig.'

'En waarom doet u dit? Heeft het iets met uw jeugd te maken?'

De manager trekt een Yvon Jaspers-gezicht, ik houd me taai.

'Mocht u soms vroeger', de manager buigt zich vertrouwelijk voorover, 'van uw moeder geen plaatjes sparen?'

Ai, recht in mijn ziel gekeken door een supermarktmanager. Vol tranen vertel ik over de panini-plaatjes, iedereen had ze, behalve ik. Langzaam maar zeker veranderen de gezichten tegenover me, van haat naar begrip.

'En één keer mocht ik een zakje kopen, en dat waren allemaal plaatjes van een Mexicaanse rechtsback, met een gigantische snor. Heel mijn boek was leeg, behalve waar ik die Mexicaanse snor had geplakt.'

De manager koestert me aan zijn borst.

'Rustig maar, alles is nu voorbij.'

Als ik uitgehuild ben schenk ik de jongetjes al mijn plaatjes, dansend en zingend verlaten we de Zee&Zo.

De Kindervriend (2)

Foto: flickr, by žųĦą!ŕ ăĦмąď
Als ik mijn fiets op slot zet merk ik al dat er iets niet in orde is: het is veel te stil op de parkeerplaats. Pas als ik door de schuifdeuren naar binnen loop, weet ik wat ik mis: de hoge stemmetjes van jongetjes die elkaar af proberen te troeven. Van nature ben ik niet paranoia, wel doe ik enigszins ontgoocheld mijn boodschappen: zonder teleurgestelde bekkies is er weinig aan. Nietsvermoedend reken ik af en duw mijn karretje richting uitgang.

Plotseling wordt er een spaak tussen mijn wielen gestoken, en hangt er iemand aan mijn nek.

'Stomp hem in zijn ballen', wordt er geschreeuwd. Ze komen van alle kanten: uit het dropwinkeltje, uit het restaurant met zeebanket. Ze hebben vriendjes ingeschakeld, enkelen komen zelfs aan touwen naar beneden glijden.

'Pak zijn plaatjes!'

Met een blauw oog en uitgetrokken haren strompel ik de parkeerplaats op, een paar hardnekkige jongetjes sleep ik nog steeds met me mee. Een bejaard stel staat mijn overlevinggevecht geïnteresseerd gade te slaan.
'Hij moet zijn armen meer gebruiken', zegt de man tegen zijn vrouw.

Als ik bij mijn fiets aankom hebben ook de meest fanatieke bijtertjes eindelijk losgelaten. Mijn eieren zijn kapot gevallen en de melk is leeggelopen in mijn tas. Thuis fatsoeneer ik me, als ik een beetje bijgekomen ben pak ik pen en papier.

'We'll meet again', mompel ik tegen mezelf, terwijl ik de kat van tafel veeg.

woensdag 26 januari 2011

De Kindervriend (1)

Foto: flickr, by FaceMePLS
Het bezoek aan de Albert Heijn is het hoogtepunt van mijn dag. Ik verkneukel me al als ik naar binnen loop, en als de cassiere vraagt: 'voetbalplaatjes?', moet ik me bedwingen niet in een schaterlach uit te barsten. Achter de kassa staat een grote groep jongetjes te wachten.

'Heeft u voetbalplaatjes, meneer?'

'Jazeker, willen jullie die hebben?'

'Geef aan mij, aan mij!'

Ze verdringen zich voor mijn kostbare bezit.

'Wie van jullie weet de naam van onze minister-president?'

Tien paar grote ogen staren me aan.

'De wortel van 169 dan?'

Stilte. Ik schud mijn hoofd: 'Volgende keer beter jongens!'

Ik loop door de elektrische deuren. Op de parkeerplaats tik ik tegen het raam, de jongetjes draaien zich om. Voor hun open monden haal ik de plaatjes tevoorschijn en scheur ze achter elkaar door midden. Ik maak een lange neus en stap op mijn fiets. Als ik thuis de boodschappen uitpak, zijn de lachrimpeltjes naast mijn ogen nog steeds niet verdwenen.

maandag 24 januari 2011

Texan Burger

Foto: Flick, by jimg944
Marco Vreede schuift zijn bord met de resten van de Texan Burger van zich af. Er steken twee sigaretten in het broodje, slappe frieten liggen in de ketchup. De diner bestaat uit een lange, vierkanten bar met in het midden een grill. Een vrouw met een stompje potlood achter haar oor neemt bestellingen af en schenkt koffie in. De radio staat aan, op country 24. De kok zingt mee als het nummer hem bevalt.

Als iemand Marco een paar maanden geleden had gezegd dat hij in een diner aan Highway 61 een Texan Burger weg zou werken zouden zijn ogen zijn gaan stralen. Highway 61 revisited, één van Dylans beste albums. Toen hij Dylan voor het eerste hoorde was het alsof hij daarvoor eigenlijk altijd doof was geweest. Zijn vader had een jaar eerder zijn spullen gepakt, de nieuwe vriend van zijn moeder was bij hen ingetrokken. Toen hij op een regenachtige middag op de zolder door stoffige spullen zat te schuieren, hij zocht naar dingen die zijn vader vergeten was, had hij die oude plaat met de warrige krullenkop op de voorkant gevonden. Een jaar was de plaat niet meer van zijn draaitafel gekomen. Hij ontleedde de teksten en las de biografieën. Hij ging studeren, werd journalist en werkte voor het ene rotblaadje na het andere. Hij was ongelukkig in de liefde, rolde van bed naar bed, van ruzie naar ruzie. ‘Alleen in mijn gedichten kan ik wonen’, had een Nederlandse dichter ooit geschreven, voor Marco Vreede geldt dat hij alleen in de muziek van Dylan leven kan.

Ieder mens heeft echter dromen nodig, van tijd tot tijd steken ze hun verraderlijke kopje weer op, zelfs bij de grootste cynicus, zelfs bij degene die denkt dat hij alle romantiek al lang geleden van zich af heeft geschud. Hij heeft het nooit hardop tegen iemand uitgesproken, maar de droom van Marco heeft de vorm van een Bob Dylan biografie. Een boek dat het werk van de bard in een ander daglicht zal stellen, zijn teksten vanuit een compleet nieuwe hoek zal belichten. Toen hij zijn buurvrouw zwanger had gemaakt, wist hij dat de tijd gekomen was: de tijd om toe te geven dat ook hij nog ergens van droomde. Hij had een koffer gepakt en was naar de spookachtige heuvels van Minnesota afgereisd, de dopjes met Dylan vastgeroest in zijn oren. Hier moet de sleutel ergens liggen, hier aan de randen van de verlaten ijzermijnen, in de morsige diners van route 69.

Enkele maanden heeft hij door Hibbing en Minneapolis gezworven, hij heeft door straten gelopen waar Dylan heeft gespeeld. Hij heeft het oude schooltje en de synagoge van de Bar Mitswah gezien. Hij heeft aantekeningen gemaakt en zijn gedachten geordend. En op een avond, hij was de snelweg onder zijn hotelraam overgestoken om in deze zelfde diner iets te gaan eten, hij had naar dezelfde verlopen vrouw achter de bar gestaard, had de gedachte zich bij hem aangediend: hij had helemaal niets nieuws te melden. Geen nieuwe feiten, geen nieuwe inzichten. Alles wat hij opschreef en bedacht was al eerder opgeschreven en bedacht, geen letter van zijn aantekeningen bevatte een splinter originaliteit. Hij had afgerekend, was terug naar zijn hotelkamer gegaan en was op bed gaan liggen. Sindsdien is hij niet meer naar Hibbing geweest, de campus van Minneapolis heeft hij niet meer gezien. Hij heeft zijn ticket naar New York geannuleerd, hij wordt wakker in de middag met het geluid van razend verkeer, sleept zich uit zijn bed en bestelt bij de verlopen vrouw iedere dag hetzelfde: een Texan Burger en frietjes met tomatensaus.

Hij legt tien dollar op de bar en groet de vrouw, zonder te kijken zwaait ze hem gedag. Hij klapt door de houten deurtjes de parkeerplaats op, hij loopt richting de loopbrug maar bedenkt zich dan. Hij moet zich inspannen om over de vangrail te stappen, maar als hij er eenmaal overheen is wordt hij door een groot gevoel van vrijheid overvallen. Het laatste dat hij hoort is het schelle getoeter van vrachtwagens die zwaar beladen zijn met mekkerende kalfjes.

zondag 16 januari 2011

Buurman

Foto: Flickr, by Super MF
Op de site van Voetbal International staat een interview met Gerard Piqué. De kop luidt:

'Edwin van der Sar was een fantastische buurman'


Deze mededeling lijkt erg vreemd, maar als je er even over nadenkt eigenlijk ook weer niet. Eerst het vreemde: hoe kan een buurman fantastisch zijn? Je kan een aardige buurman hebben, een vriendelijke of een chagrijnige, maar een fantastische, dat moet wel een soort superbuurman zijn. Ik kan me nauwelijks voorstellen wat voor heldendaden een fantastische buurman allemaal doet, maar daar komt de tweede kant van deze mededeling om de hoek kijken: als er zoiets als een fantastische buurman bestaat, dan moet het inderaad Edwin van der Sar zijn.

We lezen verder.

'Een fantastische buurman die op z'n tijd kwam kijken of alles goed ging', herinnert de verdediger zich. 'Ik noemde hem altijd Ed. Een intelligente man die zijn talen beheerst. Hij was met afstand een van de grootste professionals in de selectie. Ik vond het prachtig te zien hoe ver Van der Sar zich kon strekken als hij naar een bal dook. Voor mij is hij een van de beste keepers ter wereld!'


Dit valt een beetje tegen, het blijft onduidelijk waar het fantastische van van der Sar als buurman nu precies in zit. Hij is een professional en een goede keeper, dat wisten we al, en dat is bijvoorbeeld Oliver Kahn ook, en ik betwijfel of die een fantastische buurman is. Kahn lijkt me meer iemand die midden in de nacht ineens keiharde Heavy Metal gaat draaien terwijl hij luidruchtig een krat Heineken soldaat maakt, maar dat is weer een ander verhaal.

Wat betreft het buurmanschap lezen we dat van der Sar 'kwam kijken of alles goed ging', dat Piqué hem 'Ed' noemde, dat hij intelligent is en zijn talen beheerst. Mwah. Val ik nog steeds niet van van mijn stoel. Een buurman die komt kijken of alles goed is en die zijn talen leuk spreekt, ik weet niet wat voor buurmannen Piqué voor van der Sar heeft gehad, maar zo fantastisch klinkt het nog steeds niet. En toch geloof ik het verhaal. Misschien had Piqué even geen pasklare voorbeelden bij de hand, hij was die keer vergeten dat het vruchtwater van zijn vrouw ineens brak en van der Sar stoicijns een tweeling ter wereld bracht (onderwijl lurkte hij wat aan zijn bidon met water) en die keer dat Edje eigenhandig drie inbrekers uit het huis van Piqué ranselde (hij hoorde een vreemd geluid en ging even polshoogte nemen).

De fantastische buurman bestaat: hij heet Edwin van der Sar, en hij staat al met een kopje suiker op je te wachten als je zelf nog niet eens weet dat je zin in koffie hebt.

vrijdag 14 januari 2011

Eer

Foto: Flickr, by alisharusher
Het aardige van het boek van Kwame Anthony Appiah, 'The Honor Code. How Moral Revolutions Happen' , dat ik niet gelezen heb, ik las er alleen een recensie in de Volkskrant over, is denk ik de aandacht die erin geschonken wordt aan eergevoel als psychologische drijfveer. Als ik tijd heb ga ik het zeker lezen, omdat ik denk dat  het een idee bevestigt dat ik zelf ook al een tijdje heb: (gefnuikt) eergevoel is veel vaker een onderliggende oorzaak van allerlei maatschappelijke ellende dan we beseffen.
 Ik bedoel dan niet alleen 'eerwraak' en dergelijke, maar ook het gewone huis-tuin en keuken eergevoel waar we allemaal behoefte aan hebben, en dat tegenwoordig niet zo makkelijk meer te verkrijgen is. Vroeger was het simpeler: als je een respectabele baan had, en je droeg een hoed, dan werd je op straat gegroet en was je een heer. Een eervol bestaan was niet zo heel ver weg. Toen in de jaren zestig de brave burgerman echter ontmaskerd werd als een fantasieloze droogstoppel, een schertsfiguur die zichzelf ook nog eens zonder morren aan het eerste de beste fascistisch systeem uit zou leveren, ontstond er een probleem.
 Gewoon naar je werk gaan en brood op de plank brengen, was niet genoeg meer voor het respect van je medemens. Je moest iets van je leven gaan maken. Tegenwoordig moet je minstens Idols twee keer gewonnen hebben en wekelijks aan de tafel van De Wereld Draait Door zitten, wil je enig respect genieten.
 Dus zitten we met een situatie waarin vijfennegentig procent van de mensen alleen tevreden met zichzelf kan zijn als ze iets kunnen wat per definitie maar vijf procent van de mensen kan. Je moet speciaal zijn, maar bijna niemand is speciaal. Daar zit naar mijn idee de pijn van de HBO-opgeleide systeembeheerder die elke dag vroeg naar zijn werk rijdt om daar in de pauze op GeenStijl de reaguurder uit te hangen. Doet ie verdomme elke dag z'n stinkende best, krijgt ie er nog niets voor terug. Ja, een beetje geld misschien, maar daar doet een man het niet voor.
 De ontvangers van al die scheldpartijen zitten ondertussen in hetzelfde schuitje. Mannen willen eer, maar jongemannen barsten al helemaal uit hun voegen. De Marokkaantjes die over onze straten struinen zijn kleine testosteron-bommetjes op zoek naar één ding: een mogelijkheid om te laten zien dat ze iemand zijn. En wanneer de gangbare manieren voor die jongens geen opties zijn (je profileren op de voetbalclub, de waardering van een goede opleiding, rocken in het schoolbandje), dan zoeken ze het wel ergens anders. Dan overvallen ze de buurtsuper wel, om te laten zien dat ze geen mietjes zijn.
 Zorg dat alle mannen in een land met een enigszins redelijke inspanning hun eergevoel kunnen bevredigen, en wel zo dat de rest van het land er in ieder geval niet al te veel last van heeft, en we zullen heel wat problemen armer zijn. Dat is in ieder geval mijn idee, nu dat boek van Appiah nog lezen. Als hij me gelijk geeft laat ik het onmiddellijk weten, zo niet dan hoort u er waarschijnlijk nooit meer wat van.

vrijdag 7 januari 2011

Werken

Foto: Flickr, by tbowl martini
Gisteren ben ik tot de ontdekking gekomen dat een compliment voor je mooie blauwe ogen wel eens prettiger kan zijn dan een compliment voor het harde werk dat je geleverd hebt. Ik was op gesprek bij de redactie van een tijdschrift, in verband met een eventuele stageplek. Van tevoren had ik wat teksten opgestuurd, die positief beoordeeld werden:

'Schrijven kan je al', zei de redacteur tegenover me, 'dat hoeven we je niet meer te leren.'

Een fijn compliment als je ambities in die richting hebt, aan het eind van het gesprek zei hij ook nog: 'leuk om er weer eens een man bij te hebben.'

Ook de hoofdredacteur die ik kort even zag, sprak zijn genoegen uit over een nieuw mannelijk gezicht. Terug in de bus naar het centrum kon ik me niet aan de indruk onttrekken dat ik meer tevreden was over de positieve reacties op mijn mannelijke status, dan op mijn teksten, terwijl ik toch niet ontkennen kan dat ik harder voor het tweede dan voor het eerste heb moeten werken. Misschien is het met complimenten als met geld: hij fijnste blijft het om geld uit te geven waar niet je niet voor hebt hoeven zwoegen.

Zeer tevreden nam ik een uurtje later plaats voor een college Taal en Geest van Menno Lievers. Helaas was mijn overmoed me naar de bol gestegen: ik raakte met de docent in een discussie over het verschil in moraliteit tussen mensapen en mensen. Mijn argumenten dat hier weinig verschil in zat werden vrij kordaat van tafel geveegd. Het feit dat ik een man was hielp me op dat moment bitter weinig, mijn kennis schoot te kort: had ik de afgelopen weken maar wat harder moeten werken.

woensdag 5 januari 2011

Wie is de oplichter?

Foto: Flickr, by buxx
Vermakelijke column vandaag in de Volkskrant, van tv-criticus Jean-Pierre Geelen. Hij schrijft met betrekking tot de nieuwe BNN-soap 'Walhalla' over 'het pijnlijke misverstand dat elke BN'er meteen maar een multitalent zou zijn'. Specifiek heeft hij het nog over Bridget Maasland, die eigenlijk gewoon niet kan acteren. Wat ze eigenlijk wel kan weet volgens mij niemand, maar ze is nou eenmaal BN'er, dus wordt er maar weer een flutprogramma omheen gebouwd.
 Naar aanleiding van de column moest ik ook meteen denken aan dat andere BN'ers-vehikel: 'Wie is de reisleider?' Ik zou deze titel maar veranderen in 'Wie zijn de reislijders?', en het antwoord is al snel duidelijk: de arme mensen die hun hele leven gespaard hebben voor een mooie safari en er dan opeens achter komen dat ze een bijrolletje spelen in de Grote Eddy Zoey Show: 'even de koffers tellen hoor!'

'De betalende reizigers weten van tevoren niet wie hun reisleider wordt. Het is dus maar de vraag of de vakantiegangers op Schiphol blij of teleurgesteld zijn met hun onervaren begeleider.'


Kijk, ik vind dat dus gewoon zielig voor die mensen. Dat matig getalenteerde BN'ers van de ene flop naar de andere hobbelen is tot daaraan toe, maar  moet de gewone, hardwerkende burger (om maar eens een populaire slogan van stal te halen) die eindelijk een keer op vakantie kan daar nu echt de dupe van worden?

Laten we hopen dat het een valstrik is, en dat er in Afrika een afgesloten terrein klaar staat van een hectare waarin ze Bridget Maasland en Eddy Zoey willen vangen, zodat we in Nederland een jaartje tv kunnen kijken zonder acteurs die niet kunnen acteren en zangers die niet kunnen zingen.

dinsdag 4 januari 2011

Lollig

Foto: Flickr, by Mo Morgan
Het nieuwe jaar begint weinig hoopvol: in de krant lees ik dat George Bush Jr. en Tony Blair het zich in Februari 2001 gezellig maakten door samen naar 'Meet the Parents' te kijken. Op zich geen vervelende film, maar toch niet het soort film waarvan je hoopt dat de machtigste mannen van de moderne wereld zich mee kunnen vermaken. Ben Stiller die als aanstaande schoonzoon met een champagnekurk de urn met de as van de moeder van zijn aanstaande schoonvader omver schiet: lollig hoor, maar George Bush en Tony Blair die hier samen op de bank om zitten te grinniken, daar wordt ik nou weer niet vrolijk van.
 Alsof je Mark Rutte in een onbewaakt moment diep verzonken ziet zitten met de nieuwste Simone van der Vlugt op schoot, je vertrouwen loopt toch een deukje op.
Nou hadden we met George Bush wel kunnen verwachten dat het niveau niet al te hoog zou zijn, misschien moeten we blij zijn dat hij zijn Engelse gast niet naar 'Turbo: A Power Rangers Movie' liet staren.
Je gaat je toch afvragen waar al die mensen naar kijken in hun vrije tijd. Balkenende is een makkie: Harry Potter natuurlijk, en Wouter Bos vind ik wel iemand voor de frisse avonturen van 'Snuf de Speurhond'.

En Geertje Wilders? Dat is helemaal makkelijk: iedereen is groot en ik ben klein en DAT IS NIET EERLIJK!