zondag 28 februari 2010

Hoe voelt 't nou?

Soms vraagt iemand: 'Michiel, wat is toch je favoriete filosoof?' Een lastige vraag, waar ik meestal op antwoordt: 'Nietzsche!' Niet echt op inhoudelijke gronden, meer vanwege zijn geweldige taal: Nietzsche is een dichter. Het is bijna onmogelijk Nietzsche te lezen, en er niet door opgetild te worden.

Een van Nietzsche's bekendere ideeën is zijn afrekening met de Christelijke moraal: dit is volgens hem een moraal geboren uit ressentiment, wraakgevoelens, haat en lafheid. Om dit te illustreren, gebruikt Nietzsche onder andere het beeld van de Tarantula:

'That man be delivered from revenge, that is for me the bridge to the highest hope, and a rainbow after long storms. The tarantulas, of course, would have it otherwise. "What justice means to us is precisely that the world be filled with the storms of our revenge" - thus they speak to each other. "We shall wreak vengeance and abuse all whose equals we are not" - thus do the tarantula-hearts vow.

"And 'will to equality' shall henceforth be the name for virtue; and against all that has power we want to raise our clamor!" '


Nietzsche- Also sprach Zarathustra

Iemand die deze boodschap ook aandachtig gelezen heeft, is waarschijnljk Bob Dylan, auteur van zo ongeveer het meest haatdragende liedje ooit geschreven. 'Like a Rolling Stone' heeft een bedrieglijk opzwepende toon, maar de tekst is er een vol haat en leedvermaak:

'How does it feel' ,vraagt Dylan aan een rijkeluismeisje dat het nooit moeilijk heeft gehad, maar nu op straat moet leven: 'When you're on your own, with no direction home, just like a rolling stone?'

En hij gaat maar door, met het schetsen van de verdwenen rijkdom en de luxe, en het beschrijven van figuren op straat waar ze nu afhankelijk van is, met een stem die dwars door haar heen snijdt.

Zelden zal er een rancuneuzer liedje geschreven zijn, Dylan omschreef het zelf wel als 'one long piece of vomit'. Rond die tijd schreef hij ook zijn eerste proza-boekje, en, wellicht met enig inzicht in zijn psychologische toestand van dat moment, noemde hij het: 'Tarantula.'

woensdag 24 februari 2010

Taaldaad

Sommige filosofen lijken lichtelijk geobsedeerd door het feit dat je met taal niet alleen iets kan beschrijven, je kan er ook iets mee doen.

Voorbeelden van dit soort 'taaldaden' zijn het geven van bevelen, het doen van beloften, het zeggen van 'ja' tijdens een huwelijksceremonie.

Ik denk dat we sinds gisteren een compleet nieuwe 'taaldaad' aan het bekende rijtje toe kunnen voegen:

'Het verkloten van olymisch goud'.

dinsdag 23 februari 2010

Meerkoet

Foto: Flickr, by *Harres*

(Ik mis Bril nog steeds een beetje)

Naast de Brabanthallen ligt een vaargeul. Het is een doodlopend stukje water, dat uiteindelijk met de Maas in verbinding moet staan. Er liggen een paar grote boten aan de waterkant: woonboten. Van die grote platte dingen, met een uitstekend kamertje aan de achterkant. Daar zal het stuurwiel wel staan. Op het dek staan fietsen, en een hoop rommel. Op de strook gras naast het water staan een paar brievenbussen, de woonbootbewoners kunnen hier post ontvangen. Het heeft mij altijd aangesproken: een woonboot. Het lijkt een huis, met die brievenbussen en die fietsen, maar als je wilt, dan ben je zo weer weg. Kwestie van de motor aanzetten. Binnen een paar uur vaar je langs de kust van Engeland.

Bij de oever hebben meerkoeten een nest gebouwd. Er zwemt er eentje driftig heen en weer, wat het enige teken van leven is. Weliswaar staat er aan de overkant een reiger, maar die beweegt zich niet. Lelijke vogels: reigers. Spitse oude tangen, met een haakneus en een knijpbrilletje. Alleen zo’n kneuterig damestasje ontbreekt nog, of een stel breipennen.

Op die boten gebeurt ondertussen helemaal niets.

De gordijnen achter de raampjes zijn gesloten, misschien liggen ze nog te slapen. Of ze zijn op een fiets de stad ingegaan. Erg ruim ziet het er allemaal niet uit, maar dat hoeft natuurlijk ook niet. Ze hebben het hele water tot hun beschikking. Zouden ze één postadres hebben? Of zouden ze meerdere aanlegplaatsen hebben, met meerdere brievenbussen, verspreidt over het land?

Iemand duwt een luik open.

Er komt een groot hoofd tevoorschijn, kaal, maar met een flinke snor. De reiger aan de overkant gaat er alvast vandoor. De man klimt op het dek, hij kijkt even naar de lucht en hij inspecteert de fietsen. Dan laat hij zich door het luik weer naar beneden zakken.

Raadselachtig.

Zelfs de meerkoet laat zich nu niet meer zien. Hoewel de dag vrolijk begonnen was, beginnen zich donkere wolken boven de Brabanthallen te verzamelen. Het zal wel gaan regenen. Echt een dag om lekker in mijn kajuit te blijven, zal die man hebben gedacht.

maandag 22 februari 2010

De grenzen van de taal


Foto: Flickr, by Lao Wai
 Het schijnt dat de roman 'De val van Hippocrates' van Menno Lievers, mijn docent Voortgezette Taalfilosofie, enkele weken geleden door Arie Storm in het Parool werd afgekraakt. Rond die tijd moet hij ook tot zijn nek in de essays hebben gezeten, gelukkig heeft hij de dingen kunnen scheiden en eventuele woede niet op zijn studenten bekoeld: ik had een 7,5.

De essays moesten over Wittgenstein en zijn ideeën over taal gaan. Een van de ideeën van Wittgenstein is, dat filosofische problemen eigenlijk niet bestaan, het zijn problemen die we zelf creëren door onjuist taalgebruik:

‘Die Philosophie ist ein Kampf gegen die Verhexung unsres Verstandes durch die Mittel unserer Sprache.’

De opgave van de Filosofie bestaat er volgens Wittgenstein dan ook uit, dat we ons niet langer laten misleiden door het ingewikkelde gebouw van taal dat we zelf hebben opgetrokken. Een gebouw van taal is niet meer dan dat: een middel tot communicatie. We moeten niet de in de val trappen dat we door dit zelf opgerichte bouwwerk gaan dwalen, in de hoop antwoorden te vinden op metafysische vraagstukken:

‘Die Ergebnisse der Philosophie sind die Entdeckung irgend eines schlichten Unsinns und Beulen, die sich der Verstand beim Anrennen an die Grenze der Sprache geholt hat. Sie, die Beulen, lassen uns den Wert jener Entdeckung erkennen.’

Dankzij Wittgenstein weten we wat de taak van de filosofie is: het ontdekken van de builen op ons hoofd, die we op hebben gelopen door tegen de grenzen van de taal aan te beuken.

vrijdag 19 februari 2010

Kant en de onmondigheid

In zijn essay 'Beantwortung der Frage: Was ist Aufklarung?', uit 1783 riep Immanuel Kant mensen op zich te bevrijden van hun 'Unmϋndigkeit'.

Kant doelde met deze Unmϋndigkeit op ‘het onvermogen van de mens om gebruik te maken van zijn verstand, zonder de directie van iemand anders.’ Daar moest de Verlichting ons van bevrijden, van dat onvermogen om zelf na te denken. Het zou een maatschappij van allemaal verantwoordelijke en verlicht denkende burgers opleveren. Inmiddels leven we in een maatschappij waar we nauwelijks meer in enige richting worden geduwd door een heersende ideologie, maar die ‘Mϋndigkeit’ van Kant, daar is het toch niet echt van gekomen. Zeker, de moderne burger is ‘mondig’, maar dan in een iets andere betekenis: de moderne burger is geen originele vrije denker, maar een assertieve praatjesmaker, een egocentrische babbelaar met een kort lontje.

Het is een geestdodende en vermoeiende mondigheid, de meeste mensen maken niet gebruik van hun recht zich uit te spreken en zelf na te denken door intelligente stukken te schrijven, mensen maken ervan gebruik door een euro af te dingen bij een bedremmelde groenteboer, om de leraar van hun misschien toch niet zo hoogbegaafde zoontje in te peperen wat een onbenul het is, om tegen de dokter te schreeuwen dat hij maar wat beter zijn best moet doen, als zij dankzij veertig jaar roken nauwelijks meer op adem kunnen komen. Het is een mondigheid die ervoor heeft gezorgd dat de praatjesmakers de baas zijn geworden, de denkers hebben het nakijken. Als een straatvechter moet de moderne burger zich door zijn dag slaan, van de ene mondige medemens naar de andere, om, als je eindelijk doodmoe thuis bent gekomen, je mondige kinderen nog eens aan je hoofd te krijgen.

Ach, die zalige tijd van de onmondigheid! De tijd dat iedereen nog zijn sociale plaats wist, en er niet over peinsde ruzie te maken met een autoriteit. De tijd dat het leven in de openbare ruimte kalm verliep, volgens duidelijk voorgeschreven patronen, zonder dat je je elk moment van de dag tegenover je uiterst creatieve en individualistische medemens moest verdedigen voor het kleine beetje ruimte dat je innam. Dat was een tijd waarin er nog kon worden nagedacht! Bezinning! Is het toeval dat er sinds de jaren zestig, het tijdsgewricht waarin echt alle laatste autoriteit overboord werd gegooid, nauwelijks meer revolutionaire filosofen zijn doorgebroken? Natuurlijk niet, de potentieel briljante filosofen hebben het veel te druk met ruziemaken bij de kassa van de Albert Heijn. De filosoof, verzonken in zijn grote gedachten, wordt ruw op zijn schouders getikt. Voordringen, meneer? Wie denkt u wel dat u bent? En daar vervliegen zijn briljante gedachten alweer, weggeschoven door het eindeloze gesteggel in onze geweldig mondige maatschappij.

Je moet niet denken dat je zomaar in mijn tuintje kan staan, dan gebruikt ik dus wel even mooi mijn door de Verlichting verkregen recht op mondigheid! En ondertussen vrolijk op de eerste de beste populist stemmen, want ´die weet het toch maar mooi te zeggen.´

Nee, het wordt tijd dat al die mondige burgers weer eens de mond wordt gesnoerd, dat we ons weer even gaan gedragen en netjes in de rij gaan lopen, zodat de mensen die daar echt de mogelijkheid toe hebben, weer tijd en ruimt krijgen om eens rustig na te gaan denken. Het wordt tijd de onmondigheid in ere te herstellen!

(In iets andere vorm ook verschenen in de Filosoof, departementsblad Wijsbegeerte Utrecht, nr 45, febr. 2010)

dinsdag 9 februari 2010

Schoonheid verscholen in mystiek

Het stukje over camera's in de kleedkamers is omgewerkt tot column, geplaatst als lezerscolumn op VI.nl.

Hopelijk heeft Derksen hem gelezen, en van gedachten doen veranderen!

maandag 1 februari 2010

10.000 Euro

De Turing Nationale Gedichtenwedstrijd beleefde afgelopen jaar zijn eerste editie, het is een gedichtenwedstrijd waarbij iedereen zoveel gedichten in mag sturen als hij wil, het kost drie euro om een gedicht mee te laten doen, de winnaar verdient 10.000 euro.

15.688 gedichten werden ingestuurd, uiteindelijk won er een, onderstaand gedicht van Gerwin van der Werf:

Misbruik

Met de pen roer ik mijn koffie
met de schaar krab ik mijn kop
met een mouw veeg ik mijn snot weg
dweil met mijn sok een melkvlek op

Mijn nagel drukt in 't tafelblad
een diepe kloof groeit daar gestaag
woorden weeg ik met het vreten
dat retour komt uit mijn maag

Met mijn tanden bijt ik splinters
uit de poten van mijn stoel
uit mijn tenen vloek ik psalmen
tot ik er niets meer bij voel

Zelfhaat weeg ik bij het opstaan
in jouw levenloze blik
woede meet ik met mijn knokkels
en mijn schaamte met mijn pik

Licht verpulver ik met vuurwerk
herrie met een spijkerboor
waanzin smoor ik in mijn verzen
waar zijn die dingen anders voor?

- Gerwin van der Werf

10.000 Euro voor 20 regels tekst, dat is niet verkeerd..

Bij DWDD mocht de winnaar zijn gedicht voordragen, ondersteund door beats van Giel Beelen:

Voetbal voor psychologen


Het voetbalprogramma 'Voetbal International', is niet alleen boeiend voor voetballiefhebbers, het is ook voor huis-tuin en keuken-psychologen interessant. Net zoals ze in Boy-Bands voor elk meisje een 'type' proberen te stoppen (een lieve, een stoere, een grappige en een homo), lijkt ook het gezelschap voor dit programma kunstig in elkaar geflanst. Aan de ene kant hebben we de Blaaskaak in de vorm van Hans Kraay jr: erg blij met zichzelf, zelden verstand van zaken, makkelijk gekwetst maar een grove belediging ook zo weer vergeten (waarom blijft ie anders steeds weer terugkomen?)

Johan Derksen is een typisch voorbeeld van de sluipmoordenaar, een straatboef die heel goed de beschaafde jongen uit kan hangen, maar als het moet ook zo vals als een in het nauw gedreven beverrat kan zijn. Een uitstekende dynamiek, die door de programmamakers goed is aangevoeld: Hans Kraay Jr. begint elke aflevering wel weer aan een verhaal waar hij zelf erg van onder de indruk is, maar dat iedereen of al drie keer gehoord heeft, of waarvan zelfs de grootste voetbal-onbenul weet dat het volslagen onzin is.

De camera blijft een halve minuut op het geraaskal van Kraay gericht, om dan langzaam naar Derksen te schuiven. Deze zit quasi-geinteresseerd te luisteren, maar de vaste kijker begint al te gniffelen en wordt niet teleurgesteld: Derksen onderbreek Kraay eerst nog redelijk beleefd, om hem vervolgens met een paar goed gemikte stoten glimlachend totaal onderuit te halen. Is hij in een echt valse bui, dan sleept hij ook de vader van Kraay er nog bij, om het ultieme effect te bereiken: de leeghoofdige Kraay ziet al zijn zogenaamde wijsheid door Derksen onterecht belachelijk worden gemaakt en onploft als een heet gekookte tomaat om zoveel onrecht dat hem wordt aangedaan, hierbij zijn zaak alleen maar verslechterend:





De kijker ligt dubbel, net als Genee, de stylish gefohnde en gekapte presentator, ook ijdel, maar net iets te slim om zich ook zo makkelijk door Derksen te laten vangen.

Dit bal der ego's zou misschien onsmakelijk of op termijn zelfs saai kunnen worden, als van der Gijp, de labrador van het stel niet was toegevoegd. Van der Gijp heeft de rol die Ringo Starr bij de Beatles had: hij is er vooral voor de gezelligheid. Neemt zichzelf niet serieus, heeft altijd een grapje klaar, een aai voor de gekwetste Kraay of een verstandig woord voor Derksen. Hij is de olie die het geheel een beetje soepel houdt, en doet me vermoeden dat er zomaar een iemand met een psychologisch oog in die redactie zou kunnen zitten..