dinsdag 12 maart 2024

De comeback: deel 9 - de toezegging

Menno geeft zijn woord aan Eva Rijckers en begint eindelijk aan de toekomst. 



Pexels
Voor de tweede keer deze week zat ik naast Eva Rijckers in de auto. De afgelopen dagen was er in mijn leven meer gebeurd dan in de vijf jaar daarvoor. Ik staarde naar het duister van de Bossche Broek. Onder het lantaarnlicht van de Bosscheweg draaiden vier jongens zich met het voetveer over de Dommel. Twee trokken uit alle macht aan de slinger,  twee anderen stonden met een blikje bier in de hand aanwijzingen te geven. 
  ‘Wat had Zeurman allemaal te zeuren?’
  ‘Zeurman?’
  ‘Hoe heet ze ook alweer. Steurman, Kleurman. Wat kon dat kind zeuren. Altijd om meer uitleg vragen. Ik had een pesthekel aan haar.’
   Ik vertelde kort over de ziekte van mijn vader. 
  ‘Het komt erop neer dat hij in zijn eigen vocht ligt te stikken.’
  ‘Ik had het idee dat hij je veel te veel pushte met dat tennissen.’
  ‘Hij had het idee dat jij een onbetrouwbaar secreet was.’
   We draaiden om de gouden draak heen, in het rimpelende water van de fontein zag ik de Cooper, het vage gezicht van Eva, bibberend als in een droom. 
  ‘Ik vind het moeilijk om hem te bezoeken. Vaak herkent hij me niet eens. Ik had een tijdje ook wat problemen. Toen zat ik nogal in mijn eigen wereldje.’
  We stonden stil tussen twee zwarte taxi’s. Verderop, naast de bushalte, hingen zwaar opgemaakte meiden en jongens met bontkraagjes rond. Ze daagden elkaar uit voor de ingang van de Burger King, stootten elkaar aan, duwden elkaar weer weg. Een zwerver scharrelde om de opgeschoten jeugd heen.
  ‘Heb je nog over dat nichtje van Roes nagedacht?’ 
  ‘Ik denk dat ik het ga doen. Ze bevalt me wel. En ik kan het geld goed gebruiken.’
  ‘Ik wist dat ik op je kon rekenen.'
   Ze keek tevreden naar een taxichauffeur die haar gebaarde dat ze door moest rijden.
  'Je bent een helper. Daarom heb je ook die finale verloren. Je bent geen killer.'
  'Ik heb die finale verloren omdat ik mijn backhand begon te slicen.'
  'Darius is een killer. Hij wil zijn tegenstanders letterlijk vermoorden. Het is een wonder dat het nog nooit gebeurd is.'
  Nadat ze weg was gereden slenterde ik naar de Burger King. Ik duwde de tientjes van de voetbalpot in de handen van de zwerver en liet me daarna door de roltrap naar boven brengen. 

(Voorlopig) einde.

zaterdag 9 maart 2024

De comeback: deel 8 - de reparatiepatch

Een doorbraak in het leven van Henriëtte Steurman, zowel in de wetenschap als in de liefde. Hoe eenzame pubermeisjes later levens kunnen redden. 



Pexels
Het preparaat onder de microscoop doet haar denken aan een poollandschap. Een ruige, lege ruimte, onbezoedeld door mensenstappen. Terwijl ze naar de grijze hartcellen in de witte matrix tuurt schiet het beeld van meneer Vervoort door haar heen. 
  Een kleine man met een puntig kabouterbaardje. In de vierde klas vertelde hij over de organisatie van cellen, de manier waarop DNA in de celkern wordt afgelezen, hoe de informatie wordt gebruikt om eiwitten in elkaar te zetten. Ademloos zat ze naar Vervoort te luisteren, ze vond het veel spannender dan de films waar meisjes uit haar klas het in de pauze over hadden. 
  Brad Pitt en George Clooney konden haar gestolen worden. In plaats van de BreakOut! en de Hitkrant las ze de Kijk, een tijdschrift over techniek waar haar vader op geabonneerd was. 
  Soms probeerde ze met een klasgenootje een gesprek over mitochondriën en ribosomen te voeren. Het maakte de afstand alleen maar groter. Ze werd niet uitgenodigd voor feestjes, ging nooit mee de stad in. Ze was een grijze muis waar niemand naar omkeek. Nu is ze het middelpunt van de aandacht. De hele groep van het Regenerative Tissue Center zit om haar heen. De postdocs, de AIOSSEN, de laboranten en de stagiaires. Zelfs de prof is uit zijn werkkamer geschreden om het moment met eigen ogen mee te maken.
  Een paar seconden blijft het landschap onder de microscoop doodstil liggen, dan gaat er van links naar rechts een golf door het beeld.
  ‘Ja!’ Ze rolt haar stoel naar achteren en balt haar vuist omhoog. ‘Laterale contractie. Het werkt!’
   Om haar heen stijgt een gejuich op als bij een voetbalwedstrijd. De prof glimlacht bedaard, Annelies Scheeren, een jonge AIOS, steekt twee duimen in de lucht. Haar blik blijft net wat langer aan Annelies hangen dan aan de andere mensen om haar heen. 
 
  Als ze de volgende ochtend aanschuift bij het multidisciplinaire cardio-overleg heeft de overwinningsroes haar nog steeds niet helemaal verlaten. Na de borrel in de Cambridgebar is ze met Annelies de stad ingegaan. Het meisje nam haar mee naar een studentenkroeg aan de Oudegracht, voerde haar veel te zoete cocktails. Tijdens de derde cocktail legde ze haar hand op haar onderarm. Voor het eerst in tien jaar werd ze niet wakker in het stille huis aan de Xenophonlaan, maar in een krappe twijfelaar, met de arm van Annelies nog altijd stevig om haar heen geklemd. 
   ‘In de wandelgangen heb ik vernomen dat Henriëtte heuglijk nieuws heeft.’ 
    Ze schrikt op. Jan-Pieter Reverink kijkt haar vanaf het hoofd van de tafel glimmend aan. Voor een deel heeft ze haar succes aan hem te denken. Hij zat ook in de klas bij meneer Vervoort. Hij schopte het tot cardioloog en haalde haar tijdens haar promotie naar het Regenerative Tissue Center. 
  Door het slaapgebrek en de ongebruikelijk hoeveelheid alcohol is ze niet helemaal haar scherpe zelf. Nu ze alle ogen op zich gevestigd weet schiet ze alsnog in haar professionele personage.
  ‘We zijn klaar met de dierproeven,’ deelt ze zakelijk mee. Het bewonderende gemompel neemt ze met een bescheiden glimlach in ontvangst. 
  ‘De structuur van de patch is geoptimaliseerd. Het scaffold staat en we krijgen voldoende diepte, met een efficiënte vascularisatie. De contracties synchroniseren met het ontvangende weefsel. Wat we nu nodig hebben zijn patiënten met eindstadium hartfalen. Dan kunnen we zien of we echt gebroken harten kunnen gaan repareren.'
  Terwijl ze zichzelf hoort praten dwaalt haar blik naar Annelies, die vanaf de buitenste ring om de vergadertafel bewonderend naar haar kijkt. Jij bent mijn reparatiepatch, schiet er door haar heen als ze naar Annelies glimlacht en Jan-Pieter het woord weer heeft overgenomen. Het is zo ongeveer de meest poëtische gedachte die ze ooit heeft gehad. Ze schrikt er nog meer van dan van al het andere dat er de afgelopen vierentwintig uur is voorgevallen. 

Wordt vervolgd

dinsdag 5 maart 2024

De comeback: deel 7 - de finale

De reünie bij Jan-Pieter wordt opgeluisterd door een Europa League finale. Menno spreekt sinds lange tijd een oude vriend en een oud-klasgenote die mogelijk iets voor hem kan betekenen. Eva Rijckers is de ster van het bal. 



RGB Free, by midwest
Bij elke bal die Ajax inleverde ging er een kreunende zucht door de rij mannen voor het grote scherm boven Jan-Pieters veranda. Met samengebalde vuisten zaten mijn oud-klasgenoten naar de finale te staren. 
  Misschien was ik zelf ook zo’n fanatieke sportkijker gebleven, als ik niet op jonge leeftijd professionele wedstrijden was gaan spelen. Het is een beetje als met soldaten: als je zelf aan de oorlog meedoet heb je meer begrip voor de jongens aan de andere kant van de linie, dan voor de burgers die veilig achter een tv-toestel commentaar zitten te leveren. 
  Mijn blik gleed over de kalende achterhoofden. Alles was veranderd en niets was veranderd. Knokige puistenkoppen waren zelfvoldane veertigersgezichten geworden, blozende bakvissen waren getransformeerd tot struise moeders en pittige zakenvrouwtjes. 
  De rouwdouw van vroeger had ook nu weer het hoogste woord. Als hij commentaar op het spel leverde stemde zijn coterie snel in, als hij lachte lachte de hele kring met hem mee. 
  Op veilige afstand van het scherm vormde Eva net als vroeger het stralende centrum van de zwerm kwetterende vrouwen. Ze had me een paar keer een knikje van verstandhouding gegeven, maar we hadden nog geen woord met elkaar gewisseld. 
   
  Nu eens kantelde Michel zijn hoofd om ironisch naar het getetter achter ons te luisteren, dan weer nam hij het in zijn handen om met een eindeloos droevige blik naar de voetbalwedstrijd te staren. 
  ‘Dat wordt niks. Zelfs ik zie dat die Engelsen beter zijn.’
  ‘United slaat het middenveld over. Ajax bereikt de vleugels niet.’
  ‘Vroeger was Ajax volgens mij een stuk beter,’ zei Michel terwijl hij een blikje bier naar binnen goot.
  'Alles wordt minder, zoals Prediker al wist. Niets nieuws onder de zon wat dat betreft. Laten we wat geroosterd dier verzamelen. Dat is toch een van de hoogtepunten in de Westerse beschaving. Boven een paar gloeiende kooltjes een zielige kip halfgaar bakken.’ 
  Een vrouw van onze eigen leeftijd en een meisje van halverwege de twintig stonden bij de barbecue worstjes om te draaien. 
  ‘Waar halen we die patiënten dan vandaan?’ vroeg het meisje terwijl ze aanhankelijk naar de oudere vrouw opkeek. ‘Kan Jan-Pieter dat regelen?’
  De vrouw knikte terwijl ze aandachtig de worstjes op hun gaarheid inspecteerde.
  ‘Het moeten mensen zijn die niets meer te verliezen hebben. Echt eindstadium hartfalen.’
  ‘Nog steeds gebroken harten aan het repareren? We moeten maar weer eens bellen voor een update. Henriëtte doet onderzoek naar weefselreparatie na een hartinfarct,’ legde Michel me uit. ‘Ik heb er een stuk over geschreven voor een vakblad.’
  De vrouw kwam me vaag bekend voor, maar het lukte me niet om het gegroefde gezicht te matchen met een meisje van vroeger.
  ‘Mijn vader heeft eindstadium hartfalen. De artsen kunnen er niet veel meer aan doen.’ 
  ‘Dan zou hij een kandidaat kunnen vormen voor ons onderzoek.’ Het jonge meisje straalde. ‘Annelies Scheeren’ zei ze terwijl ze haar hand naar mij uitstak. ‘Ik ben de partner van Henriëtte.’
  ‘Henriëtte Steurman!’
  Zodra de naam me te binnen schoot, kwamen ook de beelden tevoorschijn. We hadden samen nog op de basisschool gezeten. Het slimste meisje van de klas, twee zwarte paardenstaartjes en een ernstig muizengezichtje. Bij gym hurkte ze berustend in een hoek neer, lijdzaam wachtend tot ze werd uitgegooid en ze aan de zijkant op een bankje mocht gaan zitten.
  ‘Hoe gaat het met je?’
  ‘Ik geef leiding het Regenerative Tissue Center,' zei Henriëtte. Het klonk wat defensief, alsof ze moest verantwoorden dat het echt goed met haar ging. 
  'Ik kan elke dag doen wat ik leuk vind, met mensen die dezelfde passie hebben. Hoe ouder ik word, hoe meer ik besef dat mijn middelbareschooltijd de eenzaamste tijd van mijn leven was.’
  Michel grijnsde terwijl hij probeerde om op een plastic bordje een stukje stokbrood te besmeren. 
  ‘Eenzaam zijn we allemaal. Eenzaam worden we geboren en eenzaam gaan we weer dood.’ 
  ‘Kunnen jullie iets voor mijn vader betekenen?’
  ‘Staat hij op de lijst voor een donorhart?’
  ‘Hij heeft ook vasculaire dementie.’
   Het jonge meisje staarde onafgebroken naar Eva en haar hofhouding, een meter of vijftien van ons vandaan. Henriëtte begon te ratelen over cardiomyocyten, scaffolds en vascularisatiemogelijkheden. Ik luisterde aandachtig. De artsen hadden mijn vader min of meer opgegeven, maar dit klonk veelbelovend. 
  ‘We zijn eerst vijf jaar bezig geweest om op gelijke hoogte met de Müller-groep te komen. Daarna konden we de volgende stap zetten: een elastische, hexagonale structuur voor de reparatiepatch, die de nieuwe hartcellen synchroon met het ontvangende hart moet laten kloppen.’
  ‘Dat was een briljant idee,’ zei Annelies zonder haar blik van Eva af te halen. ‘De vorm aanpassen om de functie te sturen.’
  ‘Wisselen!’ klonk er vanaf de veranda. ‘Schuif De Ligt naar het middenveld!’
   Ik keek naar het gezicht van Henriëtte terwijl de medische termen om ons heen dwarrelden. Ik herinnerde me nu dat ze gepest werd en op hetzelfde moment schaamde ik me dat ik daar nooit wat aan had gedaan. 
  Ze was te serieus geweest, ze barstte in huilen uit als ze bij de tafel van negen ergens haperde, terwijl ze altijd mooie stickertjes in haar schrift kreeg. Toen ze even stil viel herhaalde ik mijn vraag. 
  'Misschien,' zei ze peinzend. 'Jan-Pieter gaat over de patiëntenselectie. Ik zal het er met hem over hebben.'
  'Dank je. Dat is al heel wat.'
  Ze haalde haar schouders op.
  'Jij was de enige die me een beetje beschermde.'
  'Ik beschermde je?'
  'Met de gym. Als die rotjongens ballen op me gooiden. Dan gooide jij ze snel af.’
  ‘Onze ridder op het witte paard.’
  Michel had eindelijk een broodje besmeerd en stopte het in zijn mond.
  ‘Wat een held ben je toch. Redder van hulpeloze deernen in het gymlokaal.’
  Er klonken drie fluitjes van het eindsignaal. Een voor een stonden de mannen op van hun krakende houten tuinstoeltjes, een verslagen processie sjokte richting de barbecue. Als laatste kwam een brede kale man omhoog. Dat was de rouwdouwer, de jongen uit een boerenfamilie die op zijn veertiende al een natuurlijk gezag had. In plaats van de barbecue op te zoeken stapte hij recht op mij af en duwde een stapel tientjes tegen mijn borst. 
  ‘Gefeliciteerd Jonkman, hier heb je de pot. Je hebt nog steeds verstand van sport. Alleen jammer van die finale toen.’
  ‘Ze komt eraan, ze komt eraan.’
   De vriendin van Henriëtte pakte haar arm alsof er een gevaarlijk dier op ons af kwam sluipen. 
  ‘Wat zitten jullie hier gezellig,' zei Eva. Ze zette haar liefste glimlach op, een lachende poes met vlijmscherpe nageltjes. 
  ‘Ik was vroeger echt zo verliefd op jou.’
   Het meisje sloeg verschrikt een hand voor haar mond. 
  ‘Sorry,’ zei ze tussen haar vingers door. ‘Dit is echt te awkward.’
   ‘Annelies is een AIOS,’ verbrak Henriëtte na een paar seconden de pijnlijke stilte, alsof dat alles verklaarde.
  ‘Ik wilde zo maar eens gaan,’ zei Eva, terwijl ze mij aankeek. ‘Zal ik je bij station Den Bosch afzetten?’

Wordt vervolgd

vrijdag 1 maart 2024

De comeback: deel 6 - het klooster

Twintig jaar geleden zit Michel van Dijk zijn huiswerk te maken als Menno Jonkman langskomt. Menno heeft een nieuwtje dat alles zal veranderen. 
 


Michel krabbelt een songtekst in de kantlijn van zijn wiskundeschrift. Out here in the perimeter, there are no stars. Out here we are stoned, immaculate. 
   Als de laatste tonen van het orgel wegsterven komt de housebeat van zijn broer van de andere kant van de zolder door de muur heen. Een verdieping lager ratelen de vingers van zijn moeder over een toetsenbord. Tussen de kakofonie door klinken de krakende treden van de zoldertrap, een roffel op zijn kamerdeur. Menno stapt naar binnen zoals hij altijd naar binnen stapt, alsof hij een ervaren rechercheur is. Zijn ogen glijden door de zolderkamer, hij knikt Michel toe en wandelt naar de cd-speler, duwt de muziek uit, gaat in dezelfde beweging op de rand van Michels bed zitten. Hij slaat een been over het andere, rekt wat op, knakt iets in zijn nek. 
 ‘Je kleine broertje en zijn vriendjes namen me net weer onder vuur.’
 ‘Zitten ze op straat?’
 ‘Ze beschieten voorbijgangers met blaaspijpen. Die gastjes zijn out of control.’ 
 ‘Ik pak mijn broertje zo wel even aan.'
 ‘Ik heb met Eva Rijckers in de kiosk gepraat.’
  Michels mond valt open, iets wat hem niet vaak overkomt. Twee opengesperde ogen in een hoofd dat verder vooral uit haar bestaat. 
  ‘Wat de fuck? Hier moeten we over praten, maar niet in dit gekkenhuis.’
  Hij komt uit zijn leren stoel, stopt een pakje shag in de borstzak van zijn houthakkersblouse. Op de overloop van de zolder de geur van deodorant, brylcream en clearasil. Een verdieping lager steekt zijn moeder haar linkerhand op, met haar rechterhand blijft ze stug doortypen. In de woonkamer zit zijn zusje met een vriendinnetje Kinderen voor Kinderen op volume twintig mee te blèren. Een kind onder de evenaar, is meestal maar een bedelaar. 
   ‘Ik ben weg,’ schreeuwt hij naar boven terwijl hij de voordeur opendoet. Vrijwel meteen klappen er een paar rode besjes op zijn gezicht kapot.
  ‘Godverdomme. Nu is het klaar!’
  Schreeuwend stuiven jongetjes alle kanten op, alleen zijn jongste broertje vertrekt geen spier. Die zit op de stoeprand stroken te scheuren uit oude kranten die hij daarna opvouwt tot pijltjes. Hij stopte een nieuw pijltje in zijn blaaspijp en richt op Michel.
  ‘Waag het eens.’
  Even is het helemaal stil in de Tiresiaslaan, als bij een duel in een cowboyfilm. 
  ‘Zonde van het pijltje. Komt het precies in zo’n gore puist van jou.’
  Zijn broertje is watervlug, Michel schopt lucht.
  ‘Alto!’ roept het jongetje van een veilige afstand. ‘Ga eens naar de kapper,’ roept een ander.
  ‘Mijn moeder schrijft haar nieuwste boekje over kinderen die elkaar bestoken met blaaspijpen,’ schampert Michel terwijl ze over het doventerrein slenteren. ‘Ze jat gewoon wat er recht voor haar neus gebeurt.’
  Eigenlijk mogen ze hier niet komen, maar anders moeten ze helemaal om het doveninstituut heenlopen. Of linksom langs het Minerva en dat is wel het laatste waar ze na schooltijd op zitten te wachten. Achter bungalowramen zitten kinderen met hun handen tegen elkaar te praten. Wat een treurigheid als je nooit van je leven muziek kunt luisteren. Ze steken de parkeerplaats over, glippen door een hek en lopen de brede oprijlaan van het oude klooster op. Aan het begin van de eeuw gaven nonnen hier taalles aan rijkeluisdochters. Daarna werd het een opvangtehuis voor dove kinderen, tot in de jaren zeventig het moderne instituut ernaast werd gebouwd. Sindsdien staat het leeg, een vervallen monument voor een vervallen geloof. 
  Naast het hoofdgebouw staat een kleiner, zeshoekig gebouwtje met een spits torentje erbovenop. Geroutineerd trekken ze een plank opzij, schuiven door een smalle doorgang naar binnen. In de zeshoekige ruimte een gerafelde bank, een tafeltje met stoelen, op de grond wat platgestampte bierblikjes.
  ‘Zat je in je eentje in de kiosk?’
  Michel is op een van de houten stoelen gaan zitten, draait met zorg een shagje.
  ‘Tussenuur. We moesten wachten op het laatste uur Frans. Ik dacht dat ze naar het fietsenhok onderweg was. Ineens draaide ze mijn kant op. Ze kwam recht op me af.’
  ‘En?’
  ‘En ze begint tegen me te babbelen. Over mijn tennis. Of ik veel reis. Naar buitenlandse toernooien enzo.’
  Michel staart zijn vriend aan. Ze hebben het eigenlijk nooit over het tennissen van Menno. Dat geren over zo’n tennisbaan zegt hem helemaal niets. En nu begint Eva Rijckers erover. Hij verzinkt in gepeins.
  ‘Ik had het idee dat ze al wist dat ik over een paar weken naar Parijs ga. Daar is ze zelf vorige maand geweest. Voor een fotoshoot. En ze vroeg wat ik dit weekend ging doen. Of ik weleens de stad inging.’
  Michel steekt zijn shagje aan, inhaleert diep. 
  ‘Moet je niet trainen?’
  ‘Eigenlijk wel. Ik weet het niet. Ik ben er een beetje klaar mee ofzo. Ik bedoel: Eva Rijckers. Moet ik nu gewoon naar de Maaspoort gaan voor bondstraining? Eva Rijckers man. Dat verandert alles.’

Wordt vervolgd

dinsdag 27 februari 2024

De comeback: deel 5 - de eerste les

Maaike Roes blijkt aardig te kunnen tennissen. Onno Roes wil meteen zaken doen. Een berichtje van een oude vriend zet Menno aan het denken. 



Pexels
Als iemand die van een grote last bevrijd was rende ze achter mijn ballen aan. Na een minuut of tien was ze helemaal los, ze knalde een backhand langs de lijn die ik met een uiterste reddingspoging nog de lucht in kreeg. Ze stond trappelend te wachten tot de bal weer daalde, met snelle voetjes ramde ze de smash genadeloos in de hoek. 
  Als ik eerlijk was, had ik me in jaren niet zo levendig gevoeld. Toen we een pauze namen viel ze meteen weer terug in meisjesachtige schutterigheid. Ze friemelde wat aan de plooiband van haar rokje, veegde een lok achter een oor. 
  ‘Ik speelde ruk. Je liet me wat rally’s winnen, dat merkte ik wel hoor. Die hoge ballen op mijn backhand…’ 
  ‘Je speelde prima.’
   Ik liet mijn ogen over haar lichaam glijden. Haar benen waren te dun, haar buik moest strakker. 
  ‘Jij wilt dus de WTA bestormen.’
  Een blos schoot uit haar nek naar haar kruin. Haar ogen draaiden bijna uit hun kassen, haar handen wrongen zich in elkaar alsof ze een washandje stond uit te knijpen.
  ‘Oom Onno is een beetje apart,’ fluisterde ze. ‘Zeker sinds die verschrikkelijke toestand in de Arena. Ik vind het zo erg voor hem. Eigenlijk verbaasde het me niet eens. Hij is soms net zo’n keffend hondje dat niet beseft dat de herder hem in een hap kan doorslikken.’ 
 ‘Maar je wilt wel echt de tour op? Of doe je dit alleen maar om je oom een plezier te doen?’
  ‘Ik wil Wimbledon winnen.' Ze staarde naar de grond alsof ze aan me had opgebiecht dat ze ongewenst zwanger was. 
  ‘Dat is een mooie ambitie.’
  ‘Denkt u dat het mogelijk is?’
  ‘Waarom wil je Wimbledon winnen? Wat er is zo leuk aan tennis? Dat achterlijke balletje dat steeds weer terugkomt. Ik heb in een grand slam-finale gestaan. Kijk waar ik nu ben,’ ik wees om me heen naar de lege gravelbanen die in de zon lagen te bakken.
  ‘Ik wou dat ik net als jij gestudeerd had en aan een normale carrière was begonnen. Dan had ik nu een serieuze baan, in plaats van les te geven aan motorisch uitgedaagde zeehonden.’
  Ze schoot in de lach, even ontspande de trekken van haar magere gezicht. 
  ‘Ik hou van dat achterlijke balletje. Het houdt je nooit voor de gek.’
  Voor het eerst keek ze me recht aan, terwijl haar ogen zachter werden en haar gezicht een dromerige uitdrukking kreeg.
  ‘Ik hou van de lijnen. Die zijn overal hetzelfde, op elke baan. Als ik mijn voeten op de juiste plek neerzet en de bal op de juiste manier opgooi, kan ik met mijn ogen dicht serveren. Ik hou ervan om een bal precies goed te raken. Nou ja,’ haar ogen verhardden zich en meteen begon haar blik weer over de grond te zwerven, ‘dat dus. Ik hou ervan om te winnen.’ 
  ‘En als je over een jaar nog op Futures loopt te ploeteren?’
  ‘Dat gaat niet gebeuren. Ik ga Wimbledon halen.’
   Uit de richting van het clubhuis klonk het driftige getik van een kruk op de tegels tussen de banen.  
  ‘Alles goed?’ 
  ‘Ze kan leuk tennissen.’
  ‘Zestigduizend,’ hij duwde een vinger tegen mijn borst en staarde naar mijn adamsappel. ‘Zestigduizend voor het eerste jaar. En een deel van het prijzengeld. Toevallig weet ik dat je probleem met onze vriend in Ondiep dan meteen is opgelost. Geen jochies met petjes meer aan de deur die je tv mee willen nemen.’
  ‘En dat andere?’
  ‘Dat andere…’
  Roes sloeg een paar keer met zijn kruk tegen het bankje naast de baan. 
  ‘Dat andere hebben we het ook nog wel eens over. Als we onder elkaar zijn.’
  Hij knipoogde naar zijn nichtje. Die keek haar oom bezorgd aan, schopte op haar beurt met de onderkant van haar tennisschoen tegen het bankje.
  ‘Jullie moeten dit wel met papa bespreken.’
  ‘Komt goed, komt goed. Je bent nu een volwassen vrouw. Maar ik ga nog wel even om de tafel met mijn weledelgeleerde broer. Jij wordt de eerste Nederlandse vrouw die Wimbledon gaat winnen. Daar zet ik al mijn kennis en mijn contacten voor in. De eerste stap is een topcoach. Een topcoach die weet hoe het op het laatste moment fout kan gaan. Zodat het bij jou op het laatste moment goed zal gaan.’ 
  Maaike staarde naar de grond, wrong haar handen weer in elkaar.
  ‘U had die finale moeten winnen,’ fluisterde ze zonder me aan te kijken. ‘U was de betere tennisser.’
  ‘Dat is dan de eerste les,’ zei ik terwijl ik weer naar mijn fietssleuteltje begon te zoeken. ‘De betere tennisser wint niet altijd de wedstrijd.’
  
  Ik gooide mijn tennistas in de hoek en pakte een biertje uit de koelkast. Op de keukentafel blikkerde het lichtje van mijn mobiel. Een appje van mijn moeder, of ik de appelboom binnenkort kwam snoeien. En een berichtje van Michel van Dijk. Ik staarde naar de naam die ik zeker tien jaar niet meer gehoord had. 
  'Kom je ook naar de reünie bij Jan-Pieter? Zou leuk zijn elkaar weer eens te zien.'
  In mijn hoofd leefde Michel nog als een slungelige puber met pijpenkrullen. Het fotootje naast zijn naam liet zien dat er van die krullen weinig meer over was. Ik dacht aan het grote huis aan de Tiresiaslaan waar het altijd een gezellige teringbende was. Het leek erop dat het verleden zich steeds meer op begon te dringen. Misschien was het moment aangebroken om er voorgoed mee af te rekenen, zodat ik eindelijk aan de toekomst kon beginnen. 
  
Wordt vervolgd

vrijdag 23 februari 2024

De comeback: deel 4 - til hem op en neem hem mee

Menno probeert zijn leerlingen de edele kunst van het tennisspel bij te brengen. Onno Roes laat geen gras over zijn plannetje groeien. 



Pexels
Anja ten Brinke waggelde richting het net als een hongerige zeehond die de oppasser met het tonnetje vis in de gaten heeft. In plaats van een visje gooide ik haar een tennisbal toe. Ze zwaaide haar racket naar de bal en wist hem min of meer te raken. 
  ‘Heel goed,’ riep ik zo enthousiast mogelijk. ‘Probeer nog iets meer in te stappen.’
  De bak onder mijn bruinverbrande armen was bijna leeg. Ik tuurde tegen de zon in naar de klok bovenaan de paal in het midden van het park. Het was 15:50. Alleen nog een partijtje, dan zat mijn werkdag erop. 
 ‘Wie tegen wie?’
  De dames hadden de ballen verzameld en staarden me verwachtingsvol aan. Met mijn racket sloeg ik wat gravel van mijn schoenzolen. Ze kwamen steeds dichterbij, de geur van deodorant en vrouwenzweet omhulde me als een verstikkende wolk. Ik deed een paar passen achteruit, er begonnen zwarte vlekken voor mijn ogen te zweven, scherp afgetekend tegen de hagelwitte tennispolo’s.
     Ik liet Evelien Remmers beginnen, ze mepte tegen de bal alsof ze een tapijt stond uit te kloppen. Met een paar stappen was ik bij het ongeleide projectiel en verlegde de koers met een dropvolley naar Anja ten Brinke, die daar zo van schrok dat ze haar hoofd introk en bijna haar racket liet vallen.
  ‘Dat doe ik nu ook altijd,’ schreeuwde Suzanne Raayman. Ze sloeg bijna dubbel van het lachen. Haar bolle toet was rood van de inspanning, de vetkwabben bungelden over haar lichtblauwe broekje. Ik plooide mijn gezicht in een stijve glimlach, ik wist dat dit zeker een minuut ging duren. Dames kunnen nooit een andere vrouw een fout laten maken, zonder uitgebreid te verklaren dat ze zelf net zo onhandig zijn.
  Van mijn eigen service maakte ik vooral een stretchoefening. Ik deed mijn best, maar Evelien Remmers wist de bal toch volledig verkeerd in te schatten. Als een dolle stier stormde ze op het projectiel af, zodat ze geen enkele ruimte meer over had om haar slag af te maken. Dit merkte ze pas op het laatste moment, zodat ze met een onhandige schepbeweging de bal een meter of vijf de lucht in jaagde. 
  ‘Jij!’ schreeuwde Suzanne Raayman terwijl ze log achteruit manoeuvreerde, als een tractor die zich uit een rul zandpad probeert te draaien.
  ‘Afstand tot de bal!’ hoorde ik mezelf roepen. ‘Ruimte voor jezelf maken.’ 
  Terwijl ik het zei bracht ik mijn eigen advies in de praktijk. Ik dribbelde een paar pasjes naar achteren, liet de bal stuiteren en tilde hem naar de overkant, zodat hij precies een meter voor de neus van Evelien Remmers stuiterde. Het enige wat ze hoefde te doen was haar racket naar achteren te halen en te slaan, maar uiteraard stormde ze weer veel te gretig op de stuiterende bal af, zodat ze er weer te dicht op stond en de bal deze keer met een hakbeweging tegen het hek achter Suzanne Raayman roste. 
  ‘Nog iets meer afstand!’ riep ik op dezelfde neutrale toon als een paar seconden eerder. ‘Til hem op en neem hem mee.’

 Ik was met mijn hoofd al bij de eerste Heineken, toen achter mijn fiets de kiezelsteentjes van de parkeerplaats opspatten. Zodra de auto stopte klapte het linker portier open, waarna er eerst een kruk met een rode baan aan de bovenkant naar buiten werd gestoken. Als een voelspriet zocht de grijze dop aan de onderkant van de kruk houvast tussen het grint, zodra het vaste grond had gevonden dook ook het blonde vlashaar van Onno Roes uit de Porsche op. 
 ‘Nog net op tijd.’
  Hij werkte zich met een soort hink-stap-sprong uit zijn auto, vond met moeite zijn evenwicht, waarna hij vlak voor mijn neus tot stilstand kwam. Even speurde hij met zijn felle oogjes de omgeving af, alsof hij wilde controleren dat er nergens om zijn manoeuvre gelachen werd. 
  Hij hoefde zich geen zorgen te maken. Tussen de struiken bij het paviljoen scharrelden wat merels, in de bomen tussen het grind en het modderige pad langs het weiland koerde een duif.
  ‘Hoe gaat het met je?’ vroeg Roes met een grijns. ‘Kijk eens wie ik voor je heb meegenomen.’
  Doordat de zon vol op de voorruit scheen had ik niet gezien dat er nog iemand anders in de auto zat. Roes gebaarde driftig met zijn arm, waarop het portier aan de rechterkant langzaam open scharnierde. 
  ‘Kunnen jullie even een balletje slaan.’
  Een spichtig meisje verscheen op de parkeerplaats, ze tuurde naar ons met haar hand boven haar ogen. 
  ‘Kom maar dichterbij hoor,’ Roes probeerde haar met een geïrriteerde hoofdbeweging onze kant op te krijgen. 'Hij bijt niet.’ 
  Terwijl ze naar de grond staarde schuifelde het meisje op ons af. 
  ‘Sorry,’ fluisterde ze toen ze naast Roes stond. ‘Hij trok me zo ongeveer zijn auto in.’
   Met haar rechterschoenpunt duwde ze een kuiltje tussen de kiezelstenen, haar blik schoot van de grond naar mijn ogen en weer terug naar beneden. 
  ‘Onzin!’ riep Roes. ‘Je staat te trappelen. Je wilt de WTA bestormen. Je wilt Wimbledon winnen. Wat sta je nou te schutteren als een overjarige bakvis. Menno heeft in de finale van Roland Garros gestaan. Hij heeft de kwartfinale van Wimbledon gehaald. Hij weet wat er in de top gevraagd wordt. Dit is je grote kans.’
  Hij nam zijn nichtje met samengeknepen oogjes op. Ik had sterk het idee dat hij haar het liefst met zijn kruk de tennisbaan op wilde rossen. 
  ‘We kunnen wel een kwartiertje spelen,’ zei ik terwijl ik het sleuteltje weer uit mijn fiets haalde. ‘Even wat van me afslaan kan geen kwaad.'

Wordt vervolgd

dinsdag 20 februari 2024

De comeback: deel 3 - de reünie

Eva geeft openheid van zaken over haar situatie met Darius Bari. Menno vertelt over het voorstel van Onno Roes. De wonden uit het verleden lijken nog niet volledig geheeld. 



RGB Free, by vierdrie
We zwegen tot we Overvecht binnen reden. Ik dacht aan het voorstel van Roes. Het zou een makkelijke oplossing voor mijn geldproblemen kunnen zijn. Na mijn tenniscarrière was ik een aantal jaar ondergedoken in een penthouse in De Bilt. Ik wilde helemaal niets meer met tennis te maken hebben en de wereld bleek mij ook vrij makkelijk te kunnen vergeten. 
  Dat werkte goed, totdat ik boven de Chinees mijn laatste duizendje verspeelde. Toen had ik ineens een baan nodig en bij T.V. Overvecht kon ik zo beginnen. Ik leefde van week tot week, elke vrijdagavond stond er een jongen met een capuchon op de galerij om geld te innen. De eerste keer dacht ik er nog wel onderuit te kunnen komen, maar die droom prikten een paar potige gasten snel door. Als je over een reling wordt gehangen besef je pas goed dat de vierde verdieping meer dan hoog genoeg is om te pletter te vallen.
    ‘Ze bengelt je als een worstje voor mijn neus,’ had Roes daarnet gezegd. Het zinnetje was door mijn hoofd blijven spoken. Had ze dat op het Minerva ook niet gedaan? Met die ogen die van alles beloofden, die blik die je deed hopen dat er werkelijk een mooier leven mogelijk was, een betere wereld, als je alleen maar zoveel mogelijk in de buurt van Eva Rijckers bleef. Als je alleen maar even deed wat Eva je vroeg. 
  
  Ze parkeerde voor de flat tussen twee gebutste bestelbusjes, draaide de motor af en staarde door de voorruit. 
  ‘Heb je snel een Van Gogh onder je jurk geschoven? Toen je naar de wc ging?’
  ‘Een korte inventarisatie. Voor een mogelijk plan B.’
  ‘Waar ben je allemaal mee bezig?’ 
  ‘Waarschijnlijk is het onzin. Sowieso was het een goede zet om jou mee te nemen. Hij was al een stuk relaxter.’
  ‘Jullie hebben elkaar geen moment aangekeken.’
  ‘De vorige keren begon hij als een idioot te schelden zodra hij mijn stem hoorde.’
  ‘Wat heeft hij tegen je gezegd? In de Arena? Wat triggerde je beer?’
  Ze glimlachte.
  ‘Mijn beer. Dat is een goede vergelijking. Ze willen allemaal even de beer porren. Al die zwakkere mannetjes, allemaal willen ze hun hand door de kooi steken. Maar soms port de beer terug.’
  We zwegen terwijl om de hoek van de flat een oude vrouw aan kwam stiefelen. Ik kende haar, ze woonde op de tweede verdieping. Elke dag liep ze naar de Marokkaanse groenteboer, haar gerafelde boodschappentas op wieltjes achter zich aan trekkend. Hoewel het zeker vijfentwintig graden was droeg ze een lange winterjas, met vastgekoekt vuil aan de zoom. Meestal rook ze naar te lang doorgekookte broccoli, soms kwam daar de doordringende stank van urine bij. 
   ‘Wat is er met je gebeurd Menno?’
   Ik voelde mezelf fronsen en kruiste mijn armen. Ik zette me schrap in de autostoel, ik wist precies wat er ging komen. 
  ‘Ik heb je gevolgd. Je was een ster. Je hebt op al die grote toernooien gespeeld. En nu dit.’
  Ze maakte een vaag gebaar met haar arm, maar het was duidelijk wat ze bedoelde. De bakken met opengescheurde vuilniszakken. De graffiti op de muren, de schichtige blik waarmee de vrouw de deur van de flat openmaakte, alsof ze elk moment een klap op haar achterhoofd verwachtte.
  ‘Wat heb je gedaan?’
  ‘Wat heb ik gedaan? Wat heb jij gedaan? Ik volg de internationale modescene niet zo, maar volgens mij was je een soort superster. Als jij mij nodig hebt om een financieel probleem op te lossen moet er bij jou ook iets ernstig mis zijn gegaan.’
    Voor het eerst voelde ik wat meteen al had moeten voelen: een fijne boosheid, de boosheid van iemand die weet dat hij in zijn recht staat. 
 ‘Dat klopt.’ 
  Er gleed een schaduw over haar gezicht. 
 ‘Ik ga bij hem weg. Ik wil van hem af voordat hij alles heeft uitgegeven aan hoeren en rechtszaken. Een deal met Roes kan voor ons allebei een nieuw begin zijn.’
  Ik stootte een schamper lachje uit.
  ‘Je bent wel echt schaamteloos. Na wat er op het Minerva gebeurd is, gewoon doodleuk weer een dealtje voorstellen. Je hebt me toen vreselijk genaaid. Mijn carrière was bijna vernietigd voor hij goed en wel begonnen was.’
  We bleven even stil, allebei alleen met onze eigen versie van het verleden.
  ‘Hoe gaat het met je vader?’ doorbrak ze de stilte. ‘Ik denk niet dat er ooit iemand zo boos op me geworden is. Ik was echt bang voor hem. Banger dan ik ooit voor Darius ben geweest.’
  ‘Het gaat niet goed. Maar laten we het daar niet over hebben. Roes heeft me een voorstel gedaan.’
  Haar gezicht lichtte op.
  ‘Toen ik naar de wc was? Ik vermoedde al zoiets. Die gluiperd heeft een plannetje.’ 
  ‘Hij wil dat ik zijn nichtje ga coachen. Zogenaamd een toptalent.’
  ‘Interessant. Hier moeten we over nadenken.’
  ‘We moeten helemaal niets. En ik ben jou sowieso niets verschuldigd. Ik ga naar binnen.’ 
  Ik maakte de portier open, ze greep me bij een arm. 
  ‘Tot woensdag,’ zei ze, terwijl ze me doordringend aankeek. ‘Dan praten we verder.’
  Even was ik in verwarring. Hadden we nog een afspraak gemaakt?
  ‘De reünie In Vught? Die voetbalfinale? Jan-Pieter organiseert het. Check je spam maar eens.’ 
  Ze boog zich langs me heen, duwde mijn portier wat verder open en voordat ik er iets tegen kon doen had ze me in dezelfde beweging op mijn wang gekust. 

Wordt vervolgd