maandag 20 januari 2020

Even met je kop schudden

RGB Free, by Lusi
Het boekje Schaduwkind van P.F. Thomése heb ik lang weten te ontwijken. Ik ben een fan van Thomése, maar niet van dode kinderen. Ook hou ik niet van boeken over dode kinderen, dode  echtgenoten, dode vrouwen of dode huisdieren.

  Het boekje heeft echter geduldig zijn kans afgewacht en me uiteindelijk toch besprongen, vanuit de boekenkast in een half leeg geruimd huis, als een drenkeling die zich aan een voorbijdrijvende plank vastgrijpt.
  Thomése verloor zijn dochtertje toen het een paar weken oud was en heeft met Schaduwkind een kleine honderd pagina's aan korte stukjes over zijn rouw geschreven, wat vrij inzichtelijke stukjes zijn over rouw in het algemeen en over de manier waarop mensen daarmee omgaan.
  Scherp is bijvoorbeeld de observatie dat mensen die er wat verder van afstaan, het drama zo snel mogelijk af willen sluiten:

  Overal worden er deuren van troost zachtjes achter me dichtgetrokken: cynische deuren, ontroerende deuren, afstandelijke deuren, herkenbare deuren, berustende deuren, vergeetgrage deuren, ontkennende deuren, interessante deuren, voorzichtige deuren, superieure deuren, dooddoenersdeuren.

  Dit lijkt me een correcte observatie: de meesten mensen zijn gek op 'afsluiten', ergens 'overheen komen' en 'dingen een plekje geven'. Je zou dit typisch 'menselijk' kunnen noemen, ware het niet dat het juist typisch dierlijk is.

  De bel gaat: er komt een vreemde ons huis binnen. Mijn kat vliegt in doodsangst achter de verwarming, met grote ogen volgt ze het gevaar: een loodgieter met overgewicht. Tijdens zijn bezoek zit ze opgerold als een bolletje, klaar voor de ultieme vlucht of de aanval.
  Als de man is verdwenen, komt ze na tien minuten aarzelend weer tevoorschijn. Ze ruikt nog wat argwanend hier en daar, dan schudt ze even met haar kop. Een minuut later ligt ze heerlijk te slapen.
  Als ze diezelfde avond met een spartelende vlinder binnen komt rennen, pak ik die van haar af. Ik gooi de vlinder uit het raam. Ze staart een halve seconde naar het gat waar haar geliefde prooi in verdwenen is en rent dan weer naar buiten.
  Wat ze niet doet: de hele avond verbeten aan een opiniestuk werken waarin ze betoogt dat loodgieters een gesel voor de samenleving zijn. Ook schrijft ze geen droevige gedichten over heerlijke vlindertjes die totaal onnodig van haar worden afgepakt door wrede baasjes die haar behoeftes niet begrijpen.
  In een openbare brief aan Thomése schreef Arnon Grunberg over Schaduwkind:

  [...] bij herlezing van uw boek maakt ontroering plaats voor verbazing. Een kind verliezen is erg, maar is het zo erg?

  Grunberg vindt dat Thomése een beetje overdrijft. Maar Grunberg lijkt me dan ook een man die beter in staat is om even met zijn kop te schudden. Dat is trouwens iets wat je al af kan leiden aan drie willekeurige regels van Grunberg, terwijl drie regels Thomése genoeg zijn om te weten dat die vlieger voor hem niet opgaat.
  De biografie van beide schrijvers enigszins kennende zou ik zeggen dat dit waarschijnlijk komt doordat Grunberg zijn halve jeugd door loodgieters is achtervolgd, terwijl er nergens een verwarming was om achter te schuilen. Maar dat is dan weer typisch menselijk gepsychologiseer.

vrijdag 3 januari 2020

IM: 2019

RGB Free, by Lajla
Geen cup
Geen kut
Geen beker
Geen ruk

Geen stem
Geen Face
Geen Brexit
Geen May

Geen tram
Geen hert
Geen zwart
Geen Piet

Geen fuck
Geen kloot
En Deelder
Is dood