Tijdens onze bedevaartstocht naar Bob Dylan waren we verzeild geraakt in een op Noord-Afrikaanse leest geschoeid Belgisch eettentje. Een jong meisje met een beige hoofddoek nam de bestellingen op. In een hoek schuin achter ons hingen een paar op Noord-Afrikaanse leest geschoeide jongens in een zithoek.
‘Hoeveel nummers heeft Dylan eigenlijk wel niet geschreven,’ vroeg iemand van ons Bob Dylangroepje.
‘Toch zeker wel vijfhonderd,’ meende ik.
‘Toch zeker wel vijfhonderd,’ meende ik.
Over een uurtje zouden we de oude bard zelf aan het werk zien.
‘Vijfhonderd nummers. Dat is een hoop materiaal.’
‘Vijfhonderd nummers. Dat is een hoop materiaal.’
Het kookgedeelte in het restaurant werd verzorgd door het jonge meisje met de hoofddoek en een vrouw van een jaar of veertig zonder hoofddoek, maar met priemende argusogen onder stevige wenkbrauwen. Met die argusogen volgde ze een jochie dat in de bediening werkte, maar dat vaak onderbrak om zijn matties in de zithoek ingewikkelde handjes te geven. Steeds als hij even die zithoek bezocht, werd hij ontvangen als een vriend die na een barre reis eindelijk weer thuis is gekomen.
‘Materiaal genoeg,’ zei ik. ‘Dylan is altijd wel weer boos op iemand, of verliefd.’
Een brede jongen in een wijde broek maakte zich in slow-motion los van de zithoek en slofte naar de balie, waar het jonge meisje druk bezig was. Hij begon tegen haar te babbelen, maar ze moest er vooralsnog weinig van weten.
‘… nog steeds geen ring aan je vinger,’ ving ik op.
Daarop draaide het meisje zich snel even om, wierp een gegeneerde blik de eetzaal in en maakte de jongen duidelijk dat hij op moest hoepelen. Veel indruk leek dat niet op hem te maken, maar dat veranderde toen de vrouw met de stevige wenkbrauwen zijn kant op marcheerde. Met een brede lach liet hij de balie weer los en sjokte terug naar zijn zithoek. Wat zingt Dylan ook alweer in ballad in plain D?
In a young summer's youth I stole her away
From her mother and sister, though close did they stay
Of je nu een twintigjarige Amerikaans-Joodse folkzanger in New York bent halverwege de vorige eeuw, of een Noord-Afrikaanse Belg in Antwerpen in 2024, er zijn altijd jonge meisjes en er zijn ook heel vaak schoonmoeders met argusogen die je wegen en te licht bevinden.
‘Materiaal genoeg,’ zei ik. ‘Dylan is altijd wel weer boos op iemand, of verliefd.’
Een brede jongen in een wijde broek maakte zich in slow-motion los van de zithoek en slofte naar de balie, waar het jonge meisje druk bezig was. Hij begon tegen haar te babbelen, maar ze moest er vooralsnog weinig van weten.
‘… nog steeds geen ring aan je vinger,’ ving ik op.
Daarop draaide het meisje zich snel even om, wierp een gegeneerde blik de eetzaal in en maakte de jongen duidelijk dat hij op moest hoepelen. Veel indruk leek dat niet op hem te maken, maar dat veranderde toen de vrouw met de stevige wenkbrauwen zijn kant op marcheerde. Met een brede lach liet hij de balie weer los en sjokte terug naar zijn zithoek. Wat zingt Dylan ook alweer in ballad in plain D?
In a young summer's youth I stole her away
From her mother and sister, though close did they stay
Of je nu een twintigjarige Amerikaans-Joodse folkzanger in New York bent halverwege de vorige eeuw, of een Noord-Afrikaanse Belg in Antwerpen in 2024, er zijn altijd jonge meisjes en er zijn ook heel vaak schoonmoeders met argusogen die je wegen en te licht bevinden.
Zo zal er ook voor de jonge troubadours van de eenentwintigste eeuw altijd weer genoeg materiaal zijn, terwijl de thema's nauwelijks veranderen.