zondag 10 januari 2010

Woestijn

Foto: Flickr, by Hamed Saber
'Voor jongeren is er geen samenleving'

aldus Evelien Tonkens in de Volkskrant van 06-01-10:

'Individualisering heeft veel positieve gezichten, maar ook een armoedige kant: wie heeft je nodig?...Je moet grote keuzes maken, maar op basis waarvan? Je moet iets nuttigs doen, maar niemand zit op je te wachten... De maatschappij heeft je niet nodig, is de basis die ze vooral mee krijgen... Volle vrijheid is een sociale woestijn.'

Het is een sterk stukje, dat me deed denken aan een essay van de filosoof Ad Verbrugge.

In zijn essay 'De dood van God? De Verlichting, religie en de toekomst van het Westen', gepubliceerd in de essaybundel 'Tijd van onbehagen' (Sun, eerste druk april 2004), beschrijft Verbrugge hoe de Westerse maatschappij sinds de Verlichting langzaam aan haar innerlijk ziel en doel is kwijtgeraakt. Hij betoogt dat de idealen van de Verlichting in nauwe samenhang met het Protestantisme zijn ontstaan, zowel het idee van een 'vrije', individuele mens, als het idee van de mensenrechten en de waarde van elk individu.

Dat laatste is, betoogt hij, een zeer Christelijk idee, want uit de rationele ideeen van de Verlichting zelf, valt helemaal niet af te leiden dat elk mens uniek en evenveel waard zou zijn. Sinds God echter echt is overleden, is dat deel van de Verlichting, het 'protestantse' deel, langzaam maar zeker verdwenen. We werken tegenwoordig niet meer voor God, of voor onze naaste, we werken alleen nog maar voor onszelf, en denken alleen nog maar aan onszelf. Er is geen 'bovenindividuele bezieling' meer, betoogt Verbrugge, en als samenleving zullen we daar uiteindelijk kapot aan gaan:

'De bovenindividuele bezieling is uit het leven verdwenen; de mens ervaart zich niet meer als lid van een heilig geheel, dat hij met zijn inzet en toewijding in ere houdt en doorgeeft aan de komende generatie... De mens wil niet meer het leven als leven, hij wil niet meer de geest van zijn land of volk in leven houden, een cultuur voortzetten, maar hij wil bovenal een goede tijd hebben en carriere maken. Dit ideaal is het enige dat hij het nageslacht te bieden heeft, maar waarom zou er op grond van dit ideaal eigenlijk een nageslacht moeten zijn?

... Het verveelde amusement en de baldadigheid van de jonge generatie vormen er het levende bewijs van hoe weinig gevoel voor zinvolheid er heden ten dage wordt overgedragen. Daarover zou de discussie in de eerste plaats moeten gaan.'

Ad Verbrugge, essaybundel 'Tijd van Onbehagen', p. 241 en 243.

Het is tijd voor een nieuwe innerlijkheid, aldus Verbrugge, anders manifesteren we ons als samenleving alleen nog maar negatief: we positioneren ons tegen de Islam bijvoorbeeld, maar hebben zelf geen enkele cultuur om te verdedigen. Slechts een woestijn verdedigen we nog, en die is zo ingenomen, zeker door mensen die van oudsher gewend zijn op kamelen te rijden.