RGB Free, by Seepsteen |
Nu schijnt Sigmund Freud overleden te zijn, maar gelukkig heb ik op Koningsdag op de rommelmarkt een boekje van zijn hand gekocht met vijf colleges getiteld 'Over Psychoanalyse' en volgens mij is dat meer dan genoeg om de geestesgesteldheid van Abulkasim Al-Jaberi in kaart te brengen.
Ik heb de beelden uitvoerig bestudeerd en ik heb vastgesteld dat we met een hystericus van doen hebben. Dit is een beetje een inkoppertje, want volgens Freud zijn we allemaal in meer of mindere mate hysterisch, een diagnose waar ik het overigens volledig mee eens ben.
Bij Abulkasim Al-Jaberi lijken zijn complexen de vorm aangenomen te hebben van de hysterische onheilsprofeet. Op de beelden zien we hem met een deemoedige oogopslag, maar ook met een strijdvaardig opgestoken arm en we zien hem genieten van de aandacht.
De onheilsprofeet lijkt me typisch een halfproduct. Het is iemand die niet echt kan kiezen wat hij met zijn complexen aan moet vangen: moet hij ze in de wereld uit acteren, of moet hij de kunstzinnige oplossing kiezen? Freud omschrijft deze tweede oplossing als volgt:
Als de met de realiteit gebrouilleerde persoon de voor ons in psychologisch opzicht nog raadselachtige kunstzinnige gave bezit, kan hij zijn fantasieën in plaats van in symptomen, in artistieke scheppingen omzetten, daardoor het lot van de neurose ontlopen en de relatie met de realiteit langs deze omweg herwinnen.
Abulkasim Al-Jaberi de onheilsprofeet kiest echter niet voor de omweg van de artistieke schepping en ook niet voor de daadkrachtige. Hij gaat er een beetje tussenin zitten en door die halfslachtigheid zie je veel beter dat je met een neuroot van doen hebt. Als je je complexen een beetje overtuigend uit wil acteren, moet je wel honderd procent ergens voor gaan. Bij de schrijver gaat het boek voor de neurose staan, bij de Syrië-ganger verbloemen het bloed en de heroïek dat we met iemand te maken hebben die in laatste instantie vooral een beetje in de war is.
Maar de onheilsprofeet schrijft geen boeken en hij gaat niet vechten, in plaats daarvan gaat hij in een bouwkeet 'fuck de koning' staan roepen. Het had natuurlijk net zo goed iets anders kunnen zijn:
'fuck de fiscus', of 'fuck voetbal.' 'Fuck bananen, fuck je moeder, fuck het Frederiksplein.'
In zekere zin heeft hij nog geluk gehad dat hij net op tijd met het woordje 'koning' op de proppen kwam, wat net niet gek genoeg is om hem te ontmaskeren als een hystericus. Voor hetzelfde geld had hij 'fuck de magnolia's' geroepen en dan was het ineens doodstil geworden voor die schaftkeet, terwijl bij iedereen het besef indaalde dat ze naar een psychiatrisch patiënt stonden te kijken.
Fuck de koning, wat een ongelooflijk ongetalenteerd amateurisme. Als je je complexen een beetje serieus neemt, dan is 'fuck de koning' slechts het startpunt. Vervolgens ga je aan de slag. Je schrijft een prachtige literaire roman vol symboliek waarin een koning van zijn troon wordt gestoten door een jongeman die Arul Karim heet en die veertig dagen lang wordt toegezongen door zeventig maagden in witte gewaden.
Je krijgt de Libris Literatuurprijs en de literatuurvorsers storten zich op je meesterwerk. Er ontspint zich een debat in de landelijke dagbladen of de koning symbool staat voor de vader van de hoofdpersoon, of voor de patriarchale samenleving, of dat we het niet te academisch moeten maken en er misschien wel gewoon letterlijk een koning wordt bedoeld.
Of je pakt het praktisch aan en je verstopt een fragmentatiebom in het kapsel van Maxima en blaast Willem Alexander zo de Eikenhorst uit. Maar wat je in ieder geval niet gaat doen is op een winderige middag in november als een soort wanna-be Christus 'fuck de koning' staan roepen en het daar verder maar bij laten. Om Sigmund Freud nogmaals te citeren:
Wat een prutser