Nadat MAGA-aanhangers jarenlang door de Republikeinse partij waren opgefokt over het bestaan van een 'klantenlijst' van zedendelinquent Jeffrey Epstein, blijkt deze lijst nu de Republikeinen zelf aan de macht zijn helemaal niet te bestaan.
Hier nemen de MAGA's uiteraard geen genoegen mee en het meest positieve dat hieruit voort kan komen, is dat zelfs tot deze halve garen eindelijk door gaat dringen dat Trump volstrekt niet in staat is om een coherent verhaal te vertellen dat langer dan drie zinnen duurt.
Bij de vierde zin gaat hij onvermijdelijk afdwalen naar Joe Biden, linkse radicalen, zijn eigen superioriteit of iets dat hij de vorige avond toevallig op tv heeft gezien.
Dat vonden die MAGA's helemaal prima zolang hij immigranten in concentratiekampen stopte en geld weghaalde bij arrogante studentjes, maar nu gaat het een keer over een onderwerp waar ze zich niet zo makkelijk bij laten afpoeieren.
De MAGA's moeten en zullen de pedo's zien hangen en Trump begint het al aardig benauwd te krijgen.
Wat is de oplossing? Als dit nog lang zo doorgaat, misschien toch maar een oorlog beginnen? Dat leidt lekker af en ruimt lekker op, zoals Jesse Welles heel aardig samenvat:
Toen ik nog in het centrum van Vught woonde, ging ik regelmatig in het Reeburgpark zitten lezen. Ik herinner me een zomer waarin ik naast het water een dappere poging deed om me door Ulysses heen te werken, wat me, net als in eerdere zomers, niet lukte.
Naast een van de bankjes in het park staat een gedicht van Petra van den Eerenbeemt, de eerste dorpsdichter van Vught:
Onlangs kreeg ik het heugelijke nieuws dat ik als nieuwe dorpsdichter mijn eigen poëziebankje mag maken. Denkend aan de vele uren die ik lezend in het park heb doorgebracht, heb ik het volgende gedicht ingestuurd:
Leeslint
Ga zitten, lees het park als een boek. Laat de wolken je hoofd bevolken. Beelden verschijnen op het hemelblad
weerkaatsen tussen kwetterende eenden, als uitroeptekens in de plas
die honden lokken, strakgetrokken met riemen als verbindingsstrepen. Losgehaakt gaan ze naar
onzichtbare sporen talen snuffelen komma’s in het gras, wijken uit voor een fietser die met kromme rug
de pagina binnen zeilt. Het voorwiel draaiend als een punt:
een open vraag waarmee je verder kunt?
Het Reeburgpark ligt op een stevige steenworpafstand van de DePetrus, een kerk waarin onder meer de Vughtse bibliotheek is gevestigd. Voorop de kerk hangt een vitrinekast waarin een 'wisselgedicht' geplaatst kan worden. Ook hier mocht ik een gedicht voor schrijven:
Als een buiging van het licht
In de Vughtse Petrus dwaalt een vrouw langs spitse bogen ze kijkt door loden ruiten naar de hemel in de hoogte
Het gekleurde licht wekt geen geloof de materie is haar te vertrouwd ze weet hoe het is opgebouwd ziet enkel een fotonenboog
Haar blik daalt af, blijft rusten op een lezer in een kring van licht de wereld opent zich voor hem in de taal van een gedicht
Hij lijkt in de ban van iets wat zij zelf nergens vond een hogere bezieling een geloven zonder God
Door de kerk vonkt verwachting als een buiging van het licht zij kijkt hem vragend aan hij reikt haar zwijgend zijn gedicht
Inmiddels woon ik niet meer in Vught, maar in Helvoirt, één van de dorpen die onder de gemeente Vught valt. Een ander dorp dat hieronder valt is Cromvoirt. Het buitengebied tussen Helvoirt en Cromvoirt was lang onderwerp van politiek debat: de Vughtse coalitie wilde hier windturbines plaatsen, om te voldoen aan groene doelstellingen. Totdat onlangs bij een stemming bleek dat de raad in meerderheid tegen was, reden voor PvdA-GroenLinks om uit de coalitie te stappen.
Tegen wind
Politici in Vught met een groen ideaal Droomden van stroom langs het Drongelens kanaal Hoge molens moesten dat realiseren Tot de wind in de raad begon te keren
Vijftien leden stemden tegen De andere acht konden vertrekken Nu moet de zon energie op gaan wekken De raad heeft een klap van de molens gekregen.
Op de vrijmarkt stond ik naast een oudere dame die gretig door een stapel kinderboekjes graaide. Ze viste een boekje uit de stapel: Dikkie Dik en Sinterklaas. Ze bladerde door het boekje en leek de schok van haar leven te krijgen.
'Nee!' Vol ontzetting hield ze het boekje voor zich uit.
'Hier staat nog een Zwarte Piet in!'
Triomfantelijk keek ze naar de verkoopster, die vermoeid terugkeek.
'Dat is ook geschiedenis,' probeerde de vrouw.
'Nee hoor,' schudde de oudere vrouw haar hoofd. 'Jammer, maar dat kan echt niet meer.'
Geïnteresseerd nam ik haar op. Een echte ouderwetse deuger, die gewoon in het wild aan het deugen is, dat zie je niet vaak meer.
Je weet precies wat de lust en het leven van zo'n vrouw is. De complete vrijmarkt afspeuren op boekjes met Zwarte Piet, als een fanatieke ouderling die op zoek is naar pornografie bij zijn gemeenteleden.
Ondertussen weet je ook behoorlijk zeker dat die hele slavernij-kwestie zo'n vrouw wezenlijk een zorg zal zijn. Als we tien jaar geleden hadden bedacht dat afbeeldingen van vuurtorens beledigend zijn voor mensen met rood haar, omdat die vroeger voor vuurtoren werden uitgescholden, was ze de hele vrijmarkt af gaan struinen om zoek naar vuurtorens.
En als ze drie straten verderop de Marokkanen in geblindeerde busjes stoppen, om af te voeren naar een gevangenis in El Salvador, kijkt ze niet op of om.
Twintig jaar later komt ze echter fanatiek in actie: dan speurt ze de vrijmarkt af op boekjes waarin busjes voorkomen, of plaatjes van El Salvador, want dat kan echt niet meer.
Er wordt wat afgefeest in de dorpen en de steden. De mensen hebben veel te vieren. Carnaval is net voorbij, of er wordt hierachter in het weiland alweer een gigantisch festivalterrein uit de grond gestampt. Voor zestig euro mag je jezelf een hele dag laten verdoven door een geestdodende technodreun. Een weekend lang waaien de bassen door het het dorp. Er valt niet aan te ontsnappen, het geluid draagt ver.
De welvarende mens is een feestend mens.
Misschien viert hij dat het goed met hem gaat, misschien feest hij om even aan zijn tot in de puntjes geregelde welvarende bestaan te ontsnappen. Terwijl de techno voortdreunt bouwen de kauwtjes hier tegenover gestaag door een hun jaarlijkse nest onder de zonnepanelen. Als het klaar is vieren ze geen feest, dan gaan ze lekker slapen.
Belijdenis in wei en kerk
In Helvoirt is de lente echt begonnen Als de bassen dreunen in de weide Een weekend lang niet te vermijden Een wedergeboorte onder de zon
En als de tenten zijn neergehaald Komt er ruimte voor de stilte Een ritueel van licht en water Tijdens de wake is ieder drager
Twee manieren om het leven te vieren Twee manieren van verbondenheid Een gedragen kaars als herrijzenis Een partytent als belijdenis
Tussen Keienspellers en Dommelboarzen
Hé zwalkende man in het rood, geel en blauw Waar kom je vandaan, vertel me eens gauw
Ik kom uit een plaats waar ze spelen met keien In een dorp dat kijkt naar koeien die schijten Er zijn prinsen in mantels en vrouwen met mutsen Er zijn mensen die lachen en drinken en kussen
Wat heb je gezien, mijn geel-blauwe vrouw Oh vertel me nu snel, vertel me nu gauw
Ik zag een dorp waar drank stroomt als water Een Dommel van bier die stroomt door de straten Met boarzen en vlaggen en hoppende bollekes Met zingende zwaaiende stuiterende snollekes
Wanneer kom je weer terug, mijn grootogig kind? Wanneer kom je weer terug, door regen en wind?
Ik blijf hier nog even een paar dagen wat hangen Ik blijf hier nog even een paar dagen wat knallen Ik speel en ik drink en ik zwier heel gezwind Ik zing en het lijkt of ik mezelf hervind
Dus geef me nog even, ik word weer geboren Dus geef me nog even, het begint weer van voren
In een goede roman veroorzaakt het streven van de hoofdpersoon altijd een strijd, speelt zich een wedstrijd af, en daarom kost het geen enkele moeite zo'n boek uit te lezen.
Rosenboom geeft enkele voorbeelden om zijn stelling te ondersteunen:
Wat wil Medea? Jason straffen
Wat wil Frank Laarmans? Kaas verkopen
Wat wil kapitein Ahab? Moby Dick doden
Wat wil Dorian Gray? Eeuwig jong blijven
Ik moest aan deze stelling denken na het zien van 'A Complete Unknown', de film over Bob Dylan. Na het zien van die film kun je je afvragen: wat wil Bob Dylan?
Het dichtst in de buurt komt misschien een antwoord aan zijn vriendinnetje als ze ergens in een eetcafé zitten: 'I wanna be a musician that eats'. Hij is op dat moment nog niet doorgebroken en zijn vriendinnetje mag de rekening betalen.
Het klinkt een beetje als een typische 'doe-maar-gewoon-het-is-allemaal-niet-zo-belangrijk' Dylan-zinnetje, maar er zou wel eens een kern van waarheid in kunnen zitten. De film draait voor een groot deel om Dylans meest in het oog springende eigenschap: hij wil vooral een heleboel dingen niet zijn.
Hij wil geen spreekbuis voor een generatie zijn, hij wil niet het boegbeeld van de idealistische folk-beweging zijn. Maar hij wil wel een muzikant zijn, en dat is natuurlijk ook een streven. Het is alleen een streven dat zich niet zo makkelijk in drama laat vertalen: het is de strijd met jezelf. De strijd om een instrument onder de knie te krijgen, om teksten te schrijven, om innovatief te zijn, jezelf altijd te blijven ontwikkelen.
De kunstenaar is een continue strijd met zichzelf verwikkeld en, als hij een beetje ambitie heeft, met zijn vakgenoten. In A Complete Unknown is daar echter niet zoveel van te merken, de geniale liedjes stromen uit de mompelende krullenbol als water uit de kraan. Dylan lijkt in de film daardoor wel een beetje op De idioot van Dostojevski. Een van de weinige tegenvoorbeelden die Rosenboom van zijn stelling over strevende personages geeft:
In zijn bijna onnozele onschuld verkeert hij in een volmaakte eenheid met zichzelf, net als een bloem of een heilige, hij kent geen hoop of teleurstellingen en vormt zo als het ware het volstrekt onveranderlijke, onkwetsbare en neutrale, om niet te zeggen lege centrum van de roman.
In A Complete Unknown heeft Dylan ook wel wat van een halve heilige. De vrouwen krijgen in elk geval geen vat op hem en dat is dan ook precies waar het drama vandaan komt, net als bij De Idioot: onder de bijfiguren.
Joan Baez is er wel klaar mee als Dylan in haar slaapkamer onverstoord aan zijn zoveelste liedje zit te schrijven zonder haar verder nog een blik waardig te keuren en gooit de jonge bard de deur uit. En Suze Rotolo (in de film veranderd in Sylvie Russo) krijgt een dramatische afscheidsscène, als ze zich realiseert dat ze nooit enige vat op het 'lege centrum' van de film gaat krijgen.
Maar het sterkste strevende personage in de film is toch wel Pete Seeger, geweldig gespeeld door Edward Norton. Die vangt precies het bijna pijnlijk naïeve idealisme van Seeger, die oprecht denkt dat je met een akoestische gitaar de wereld kan verbeteren. En hij krijgt nog gelijk ook, als de jaren-zestig-generatie daadwerkelijk, onder meer gesteund door Dylans muziek, de barricaden van conservatief Amerika begint te bestormen.
Helaas voor Seeger is dit ook meteen het begin van het einde voor de in rap tempo oubollig wordende folk-beweging. Dylan gaat elektrisch en de nieuwe generatie is niet meer te porren om in een kringetje 'Kumbaya My Lord' te gaan zitten zingen.
De pijn bij Seeger als hij ziet hoe de muzikale tijden veranderen is voelbaar, juist omdat hij er zo diep betrokken bij is.
In 2014 is hij op 94-jarige leeftijd overleden. Had hij nog iets langer geleefd, dan had hij tot zijn eigen verschrikking kunnen constateren dat de dingen waar hij in 1964 over zong, weer akelig relevant beginnen te worden.
Een paar weken geleden heb ik The Sopranos uitgekeken. Deze maffiaserie draait om Tony Soprano, een meesterlijke rol van James Gandolfini. In het laatste seizoen doen de makers van de serie duidelijk hun best om Tony zo negatief mogelijk neer te zetten. Waar hij in de eerste seizoenen nog wel voor rede vatbaar lijkt en over empathie lijkt te beschikken, verandert hij de laatste afleveringen in een impulsieve, egoïstische, achterlijke idioot.
Een van de redenen hiervoor schijnt te zijn dat het publiek Tony te sympathiek vond en dat beviel de makers niet, dus deden ze er qua hufterigheid op het einde nog een paar schepjes bovenop.
Toen ik het gesprek tussen Zelensky, Trump en Vance zag, moest ik meteen aan The Sopranos denken. Trump en Vance gedragen zich als maffiabaasjes die een ondergeschikte tot de orde proberen te roepen. Ze maken zich fysiek groot, blaffen hem af en wijzen hem terecht. Met name het gebrek aan ‘respect’ lijkt Vance bijzonder te storen. Dat is typisch de logica van de maffia: wij zijn sterk, jij bent zwak. Dus kus de ring en kruip je, of we slaan je hersens in met een huishoudelijk apparaat dat toevallig in de buurt ligt. Dat Trump en Vance zich gedragen als wanna-be wiseguys is misschien niet eens zo verrassend. Wat wel verrassend is, is hoe verschrikkelijk slecht ze erin zijn.
Ze zijn niet eens de succesvolle Tony Soprano uit de eerste paar seizoenen. Die leefde mee met zijn ondergeschikten en deed zelfs zijn best om een homofiele onderbaas uit de handen van zijn wraakzuchtige collega’s te houden. Met name Vance lijkt meer op de doorgedraaide Tony uit de laatste paar afleveringen: impulsief, veel te snel gekwetst, de onzekerheid en frustratie spatten er vanaf.
Het Witte Huis wordt momenteel niet alleen bezet door maffia, maar ook nog eens door volledig incapabele maffia. Als je wil weten hoe het met incapabele maffia afloopt, moet je maar eens een aflevering van The Sopranos opzetten. Bijvoorbeeld die met Fat Dom. Fat Dom leek het wel een goed idee om bij de concurrentie naar binnen te wandelen en grapjes te maken over die homofiele collega :
Als kersverse dorpsdichter zit ik bovenop de lokale actualiteit. Zo las ik dat in er in Helvoirt noodlokalen komen voor Oekraïense kinderen. En in Vught is een pannakooi neergezet voor Vughtse kinderen. Beide gebeurtenissen hebben me geïnspireerd tot een gedicht:
Een nieuw verhaal
Als hij ver van huis is omdat zijn huis niet meer bestaat Als hij met zijn moeder door onbekende straten gaat
Als ze in het vreemde dorp voor het eerst de woorden hoort in een taal die ze niet verstaat een natte-aarde-taal
Als ze hun woorden kwijt zijn de nieuwe nog niet kennen als ze verdwalen in wind en gras van dit natte groene land
Als ze worden neergezet tussen kinderen van klei en kinderen van ijs, met oude en met nieuwe taal
Dan ademen ze in en weten: er begint een nieuw verhaal
Een panna geven
In de pannakooi is het
overleven, geen tablets en pagina’s vegen, maar bewegen, je wacht even op het juiste moment, je stapt de ander hapt je slaat toe maar je was te traag
nu hou je angstvallig je poten gesloten
te laat
lachende hoon is je deel slechts één ding dat baat: snel die bal weer onder je voeten en
schuiven, draaien, tikken faken en dan, precies op het juiste moment: die bal tussen de schenen vergeefs klappende benen
je lacht
een panna geven is leven je bent baas voor een flits tot je weer mist. In de kooi duurt een zege nooit lang.
Halverwege de jaren negentig bestudeerde ik in het lokaal van meneer Wetzer de ondergang van Macbeth. Over de verrader Cawdor lazen we:
Nothing in his life
Became him like the leaving it
Een tekst die ook over Jim Morrison had kunnen gaan, wiens teksten me meer aanspraken dan het vrij onbegrijpelijke Engels van Shakespeare:
Let's swim to the moon Let's climb through the tide Penetrate the evenin' that the City sleeps to hide
Dertig jaar later zit ik weer in een lokaal met meneer Wetzer en we zijn weer met teksten bezig. Aspirant dorpsdichters en voormalige dorpsdichters werken samen aan gedichten, lezen voor, discussiëren. Aan het eind maakt meneer Wetzer de nieuwe dorpsdichter van Vught bekend. Hij looft mijn winnende gedicht 'Wat je lichaam weet' en benoemt de manier waarop ik het spelen van muziek in de eerste regels verwerkt heb.
Het heeft iets van een cirkel, als je een beetje met je ogen knijpt en van goede wil bent.
Wat je lichaam weet
Zoals noten zich in je vingers zingen je handen een melodie blindelings vinden zo kunnen een bankje, een speelterrein voor altijd je lichaam binnendringen
Een weerhaak in je maag geslagen een lijn die je het park inhaalt je hart klopt feller, je mond valt droog hier zaten jullie oog in oog
En verderop, het veldje achter voor altijd in je vastgeroest een rekstok in de schemering haar handen die de stang omsloten
Je schommelt traag en stopt abrupt zet je schrap in eigen schreden je lichaam zal het nooit vergeten pint je vast in tijdloos heden
in de hof van Eden om die te bewerken en te onderhouden.
Dat is dan toch ergens misgegaan. Je hoeft alleen maar de weg op te gaan. Dode egels tellen. Die pootjes en die snuit zo’n bolletje dat vermorzeld wordt.
Tijd om een oordeel te vellen.
Voor het gericht hoeven niet eens de miljarden mishandelde varkens geteld. Een blik op het asfalt volstaat
Ze stellen nooit een vraag, of juist te veel Ze staan lang om haar heen, of negeren haar Ze dragen lange gele sokken Ze zijn slecht in dates Ze zijn middelmatig en komen ermee weg Ze spreken geen straattaal, terwijl Aisha zich juist zo fijn bij straattaal voelt
Waarom kan de wereld niet uit louter Aisha’s bestaan?
Vrouwen die ook zijn opgegroeid in multicultureel Amsterdam Die net zo praten als Aisha
Er zit weinig anders op dan door te blijven schrijven over lange blanke mannen en hun lange gele sokken en hun terugwijkende haargrens en hun beroerde communicatie-skills
Aisha M. is een belangrijke stem in het hedendaags debat.