Foto: Flickr, by AlexBlack |
Waarschijnlijk waren ze net bij hun dealer geweest: een puistige jongen van een jaar of zestien die aan de overkant van de straat woont. Vaak komen er rond een uur of twee jongetjes bij hem aan de deur om hun wiet te halen. Als hij open doet, is het net een slechte scene van het jeugdtoneel. Ze fluisteren wat, en wisselen onder donkere blikken hun zaakjes uit. Alsof er elk moment met gierende banden een politieauto de hoek om kan vliegen en ze een zware glock in hun rugzakjes hebben zitten, in plaats van 'Getal en Ruimte' en 'Chemie voor Havo Drie'.
Ik gooide de post in de brievenbussen en ze hielden me een beetje in de gaten. Toen de deur van het bejaardenhuis openzoemde en een vrouw van een jaar of tachtig haar hoofd om de hoek stak, stopten ze abrupt met hun werk. Ze keken naar de vrouw: wat zou ze zeggen? Zou ze de politie gaan bellen?
Even was het een soort Mexican-standoff, het ontbrak alleen nog aan een bolletje stof dat door de stille straat waaide, de vrouw loerde naar de jongens, de jongens staarden terug, het leken bijna heuse gangsters, tot de vrouw zich naar me over boog en met een gezicht vol vertedering tegen me scheeuwde:
'Ze staan daar te blowen!'
'Ach ja', schreeuwde ze verder, 'als ze de boel maar niet in de fik steken he.'
Ze keek nog één keer liefdevol naar het groepje jongens en verdween weer naar binnen.
De jongens leken lichtelijk verbijsterd. Dit was niet wat ze verwacht hadden. Ze hervatten het bouwen van hun jointje, maar de grandeur was er duidelijk wel een beetje af. Geen geschreeuw, geen politie. Een liefdevolle blik van een oude Oma: wat een rotland.