Foto: flickr, by _ES |
Wat is er toch aan de hand met Bas Dost? De vrolijke jongen die er twee seizoenen geleden bij Heracles nog lustig op los scoorde, is bij Heerenveen veranderd in een ongeleid projectiel dat van gekkigheid niet meer weet waar hij het zoeken moet. Voor een antwoord op de vraag wat er aan de hand is bestuderen we beelden van de training van Heerenveen.
Er wordt afgewerkt op het doel. Ron Jans staat aan de zijkant goedkeurend te kijken, één voet op de bal, de handen in de zij. Hij lijkt op een hopman die vanaf een heuvel trots naar zijn jonge woudlopers staat te turen. Spelers die langskomen krijgen een tikje, of iets grappigs in het oor gefluisterd. Als Assaïdi wat plichtmatig naar zijn trainer lacht, glimt Jans van tevredenheid. Een niet meer zo heel jonge leraar die nog prima met die opgeschoten jeugd om kan gaan, dat straalt Jans uit. En dan na de training wat wijze woorden over de vrouwtjes en voorbehoedsmiddelen. Maar waar is Dost? Ik vrees dat Dost zich ergens achter een doeltje schuilhoudt voor dit toffe perengedrag dat in de jaren vijftig al redelijk oubollig aandeed.
Het conflict tussen Jans en Dost is een klassiek generatieconflict. Waar Jans na de training het liefst zijn gitaar tevoorschijn zou halen om in de kleedkamer met zijn allen nog eens gezellig 'Kumbaya my Lord' te zingen, daar springt Dost het liefst meteen in zijn auto, om al twitterend naar huis te scheuren, waar hij gaat playstationen, hyven, tussendoor een steen door een ruit gooit om wat schoenen te jatten en gedurende die bezigheden het liefst zo min mogelijk oogcontact maakt. Er is sprake van een totale spraakverwarring. Waar Jans nog van de generatie is die contact zoekt, daar is Dost van de generatie die contact in real life allang voorbij is. Jans voelt dat hij geen enkele grip op Dost kan krijgen en het vreet aan de man.
'Hoe kan ik toch doordringen tot die jongen', piekert hij s'-nachts in bed, wat eigenlijk betekent: 'waarom vind die jongen mij toch niet aardig, ik ben een gezellige toffe peer en houd best van een vieze mop op z'n tijd.'
Hoe harder Jans contact met Dost probeert te maken, hoe gekker Dost ervan wordt. Je ziet het aan die wilde ogen, hij voelt zich niet meer veilig. Elk moment kan Jans tevoorschijn komen om een arm om hem heen te slaan, of met zijn zoveelste voorstel op de proppen komen het eens lekker uit te gaan praten. Maar Dost wil niet praten, Dost wil scoren. Mijn advies aan Jans zou dan ook zijn om de rest van het seizoen geen woord meer te wisselen met Dost. Vijfentwintig goals zijn dan gegarandeerd. Voor elke keer dat Jans met zijn begrijpende sociale werkergezicht tot de zielenroerselen van Dost probeert door te dringen, kan je er een doelpunt vanaf trekken.