zaterdag 13 augustus 2011

Treinen

Foto: flickr, by Leonard John Matthews
Co Adriaanse: een man waar je op kan rekenen in barre tijden. Waar de tijdsgeest die van 'geen blad voor de mond en als ik een flatscreen tv wil dan pak ik een flatscreen tv'  is, daar heeft Co een prettige 'tongue in cheek' jaren vijftig uitstraling. Groot verschil met Louis van Gaal: Louis gelooft heilig in zijn eigen gedachtenspinsels. Dat maakt het kijken naar de tirades van van Gaal ook wat ongemakkelijk, het begint leuk, maar na een tijdje ga je je toch bezorgd afvragen of er niet iemand gebeld moet worden.
  In tegenstelling tot Louis, weet Co precies waar hij mee bezig is. Je ziet het aan die pretoogjes, aan het aanloopje dat hij neemt: hij heeft weer iets verzonnnen en hij is er zelf erg tevreden over, hij weet dat er om gelachen zal worden maar dat kan hem bij voorbaat al helemaal niets schelen.
  Wat in zijn nieuwste inzicht?

'Ik zag twee lange sprinters voorbij komen. In het voetbal kun je dan wel op een langskomende trein springen, maar je hoort ze niet te zien vanaf het veld. Dat is levensgevaarlijk, want het leidt de spelers af”, aldus Adriaanse. FC Twente gaat doeken voor de openingen hangen om de treinen aan het zicht te onttrekken.'

Je ziet hem op het trainingsveld naar die treinen loeren en denken: hier moet ik wat mee. Ook mooi: de subtiele verwijzing naar de uitspraak van Ronald Koeman die als trainer ineens op een 'langskomende trein' sprong, oftewel zijn zakken in Spanje ging vullen en PSV de tering liet krijgen.
  Overigens ben ik het helemaal met Co eens: langskomende treinen, die zijn levensgevaarlijk. Zo stond mijn oom Ferdinand in de jaren zeventig in Amsterdam zijn heg te knippen, toen er ineens een trein langsdenderde. Mijn tante Ria draagt sinds die tijd een prothese als topje van haar neus. In de jaren tachtig werd dit geheim aan mij meegedeeld, iets wat me natuurlijk eindeloos fascineerde. Op familieverjaardagen zat ik vanachter een bank gespannen naar het topje van die neus te turen, in de hoop dat het er misschien af zou vallen. Wat de verjaardagen in die tijd extra pijnlijk maakten, was het feit dat mijn vader op zolder een gigantische treinenverzameling had.
  Aangezien mijn vader en oom Ferdinand begin jaren tachtig gebrouilleerd waren geraakt na een heftige discussie over het Ardenne-offensief, ging mijn vader op zolder met zijn treinen spelen als zijn zwager op de koffie kwam.
  Hij had zo'n ouderwetse perronfluit waar hij tijdens die bezoeken extra driftig op leek te blazen. Het snerpende geluid trok het hele huis door, en elke keer verstijfde mijn tante en bracht ze in een reflex haar hand naar haar neus.
  Het gefluit van mijn vader ten spijt hebben we echter nooit op de grond gelegen om het topje van mijn tantes neus te zoeken.