Het WK is nog geen dag begonnen en ik kan het woord 'selesjao' al niet meer horen. Het volk juicht om de selesjao, de selesjao komt op stoom, gisteren heeft de selesjao op
het strand een broodje gegeten. Door om de vier woorden quasi-achteloos
het woordje sjelesjao te laten vallen probeert de verslaggever de
indruk te wekken een insider te zijn, iemand die de Braziliaanse
volksaard op zijn duimpje kent. Hij is dan weliswaar niet opgegroeid in
een favela, maar hij heeft er wel twee uur doorheen gelopen en met echte
Brazilianen gesproken. Die hebben hun ziel aan hem geopenbaard en hem
verteld wat ze van de sjelesjao vinden.
Nog twee weken verder en de verslaggevers zijn zo verbraziliaant, dat ze niet meer op het Hollandse woord voor vrije trap kunnen komen.
'Trapsjano', roepen ze dan, 'trapsjano vrijano di Sneijdaro.' Ondertussen eten ze een broodje kip en houden ze met hun linker been een balletje hoog.
In de medische wereld zie je het ook: mensen gaan doorschieten. Het mooist zijn verpleegkundigen die zich op latere leeftijd omscholen tot arts. Die gaan de arts in extremis uithangen. Zoals sommige allochtonen een vreemd soort vlekkeloos Nederlands spreken waardoor je onmiddellijk hoort dat het allochtonen zijn, zo gaan omgeschoolde verpleegkundigen een soort medische taal in extremis bezigen: 'hic est patiëntus occeruntus idiopathus pulmonalus fibrosus.'
Dat zal een hoop laborum medicum opleveren, maar gelukkig kunnen we daarna naar de selesjao televiseren.