De vloek werd opgeheven en met een schok werden we wakker. In een langdurig coma gesust door Spaanse robotjes hadden alleen de allersterksten van geest nog ergens
een vage herinnering aan het feit dat voetbal ooit opwindend was. Dat er
een tijd was dat voetbalwedstrijden niet praktisch stilstaand werden
afgewerkt. Een complete generatie jongetjes is opgegroeid met het idee
dat voetbal een spel is waarbij drie Spanjaarden vierhonderd keer de bal
naar elkaar toespelen terwijl elf tegenstanders daarnaar staan te
kijken.
Eén-nul voor Spanje, dat was het mantra van de afgelopen zes jaar. Tachtig procent balbezit en dan een wk winnen door na de poule-fase vier keer met één-nul te winnen. Zelden heb ik met meer genoegen gekeken hoe een elftal aan stukken werd gescheurd. Nederland bleek slechts het voorproefje te zijn, de laaggeplaatste crimineel die je een paar keer op je bek slaat, voordat de Chilenen binnen komen om je echt de vernieling in te helpen.
Alleen Iniesta, de hoge Tiki-Taka priester met het bleke duivelsgezicht, stribbelde tot het laatste moment nog tegen.
De rest had allang de handdoek in de ring gegooid: overklast, overbluft, overlopen en overrompeld. Godzijdank krijgt voetbal zijn gezicht weer terug. In de lange bal van Blind op van Persie zit alles wat voetbal de moeite waard maakt en ik zou alle prachtige Tiki-Taka combinaties met liefde inruilen voor de explosie waarmee Robben eerst Ramos eruit liep en vervolgens Casillas liet grabbelen als een blinde bedelaar die ergens door de steeg een muntje hoort stuiteren.