zaterdag 7 maart 2020

Darwinisme (5)

Foto: Wikipedia
Ik schuifel door een lege straat richting de supermarkt, mijn handen tot vuisten gebald. Maar wat heb je aan bokslessen, als de vijand te klein is om te raken?  
 
  Een deskundige journalist verklaarde in een kwaliteitskrant dat het virus vooral 'de verzwakten' oogst. Het woord 'oogsten' speelde daarna dagen door mijn hoofd, het deed me denken aan een opperwezen dat mensen weggraait alsof het dadels zijn, lekkernijtjes om in zijn muil te stoppen, botten vergruizelend tussen gulzige godenlippen.
  Naast de supermarkt staat een huis in aanbouw, in de steek gelaten door bouwvakkers die liever niet geoogst willen worden. Een geraamte van een huis is het, de ribbenkast van een prehistorisch dier, Jona in de wallevis. Ik bedwing de neiging om er beschutting te zoeken, ik moet brood en drinken kopen.
    De supermarkt is vrijwel leeg, mensen met mondkapjes knijpen argwanend in overrijp fruit. Op de terugweg besluit ik toch een kijkje te nemen in het halve huis. Ik loop het hele bouwwerk door en kom uit in een verwilderd tuintje. Er ligt een man onder een boom, hij lijkt te slapen maar begint te spreken zodra ik de tuin inloop.

  'Jullie wilden niet luisteren. Jullie zijn zelfingenomen en volgevreten. Eerst wilde ik niets zeggen en nu lig ik rustig te wachten. Alleen de sterksten zullen overleven en dan mogen jullie het nog een keer proberen.'

  Pas als de man is uitgesproken, zie ik dat hij drijfnat is en dat er grote slierten slijm om zijn middel verstrengeld zitten. Ik draai me om en ren naar huis, waar het uren duurt voordat ik de lucht van zee en vis van me afgeschud heb.