vrijdag 23 februari 2024

De comeback: deel 4 - til hem op en neem hem mee

Menno probeert zijn leerlingen de edele kunst van het tennisspel bij te brengen. Onno Roes laat geen gras over zijn plannetje groeien. 



Pexels
Anja ten Brinke waggelde richting het net als een hongerige zeehond die de oppasser met het tonnetje vis in de gaten heeft. In plaats van een visje gooide ik haar een tennisbal toe. Ze zwaaide haar racket naar de bal en wist hem min of meer te raken. 
  ‘Heel goed,’ riep ik zo enthousiast mogelijk. ‘Probeer nog iets meer in te stappen.’
  De bak onder mijn bruinverbrande armen was bijna leeg. Ik tuurde tegen de zon in naar de klok bovenaan de paal in het midden van het park. Het was 15:50. Alleen nog een partijtje, dan zat mijn werkdag erop. 
 ‘Wie tegen wie?’
  De dames hadden de ballen verzameld en staarden me verwachtingsvol aan. Met mijn racket sloeg ik wat gravel van mijn schoenzolen. Ze kwamen steeds dichterbij, de geur van deodorant en vrouwenzweet omhulde me als een verstikkende wolk. Ik deed een paar passen achteruit, er begonnen zwarte vlekken voor mijn ogen te zweven, scherp afgetekend tegen de hagelwitte tennispolo’s.
     Ik liet Evelien Remmers beginnen, ze mepte tegen de bal alsof ze een tapijt stond uit te kloppen. Met een paar stappen was ik bij het ongeleide projectiel en verlegde de koers met een dropvolley naar Anja ten Brinke, die daar zo van schrok dat ze haar hoofd introk en bijna haar racket liet vallen.
  ‘Dat doe ik nu ook altijd,’ schreeuwde Suzanne Raayman. Ze sloeg bijna dubbel van het lachen. Haar bolle toet was rood van de inspanning, de vetkwabben bungelden over haar lichtblauwe broekje. Ik plooide mijn gezicht in een stijve glimlach, ik wist dat dit zeker een minuut ging duren. Dames kunnen nooit een andere vrouw een fout laten maken, zonder uitgebreid te verklaren dat ze zelf net zo onhandig zijn.
  Van mijn eigen service maakte ik vooral een stretchoefening. Ik deed mijn best, maar Evelien Remmers wist de bal toch volledig verkeerd in te schatten. Als een dolle stier stormde ze op het projectiel af, zodat ze geen enkele ruimte meer over had om haar slag af te maken. Dit merkte ze pas op het laatste moment, zodat ze met een onhandige schepbeweging de bal een meter of vijf de lucht in jaagde. 
  ‘Jij!’ schreeuwde Suzanne Raayman terwijl ze log achteruit manoeuvreerde, als een tractor die zich uit een rul zandpad probeert te draaien.
  ‘Afstand tot de bal!’ hoorde ik mezelf roepen. ‘Ruimte voor jezelf maken.’ 
  Terwijl ik het zei bracht ik mijn eigen advies in de praktijk. Ik dribbelde een paar pasjes naar achteren, liet de bal stuiteren en tilde hem naar de overkant, zodat hij precies een meter voor de neus van Evelien Remmers stuiterde. Het enige wat ze hoefde te doen was haar racket naar achteren te halen en te slaan, maar uiteraard stormde ze weer veel te gretig op de stuiterende bal af, zodat ze er weer te dicht op stond en de bal deze keer met een hakbeweging tegen het hek achter Suzanne Raayman roste. 
  ‘Nog iets meer afstand!’ riep ik op dezelfde neutrale toon als een paar seconden eerder. ‘Til hem op en neem hem mee.’

 Ik was met mijn hoofd al bij de eerste Heineken, toen achter mijn fiets de kiezelsteentjes van de parkeerplaats opspatten. Zodra de auto stopte klapte het linker portier open, waarna er eerst een kruk met een rode baan aan de bovenkant naar buiten werd gestoken. Als een voelspriet zocht de grijze dop aan de onderkant van de kruk houvast tussen het grint, zodra het vaste grond had gevonden dook ook het blonde vlashaar van Onno Roes uit de Porsche op. 
 ‘Nog net op tijd.’
  Hij werkte zich met een soort hink-stap-sprong uit zijn auto, vond met moeite zijn evenwicht, waarna hij vlak voor mijn neus tot stilstand kwam. Even speurde hij met zijn felle oogjes de omgeving af, alsof hij wilde controleren dat er nergens om zijn manoeuvre gelachen werd. 
  Hij hoefde zich geen zorgen te maken. Tussen de struiken bij het paviljoen scharrelden wat merels, in de bomen tussen het grind en het modderige pad langs het weiland koerde een duif.
  ‘Hoe gaat het met je?’ vroeg Roes met een grijns. ‘Kijk eens wie ik voor je heb meegenomen.’
  Doordat de zon vol op de voorruit scheen had ik niet gezien dat er nog iemand anders in de auto zat. Roes gebaarde driftig met zijn arm, waarop het portier aan de rechterkant langzaam open scharnierde. 
  ‘Kunnen jullie even een balletje slaan.’
  Een spichtig meisje verscheen op de parkeerplaats, ze tuurde naar ons met haar hand boven haar ogen. 
  ‘Kom maar dichterbij hoor,’ Roes probeerde haar met een geïrriteerde hoofdbeweging onze kant op te krijgen. 'Hij bijt niet.’ 
  Terwijl ze naar de grond staarde schuifelde het meisje op ons af. 
  ‘Sorry,’ fluisterde ze toen ze naast Roes stond. ‘Hij trok me zo ongeveer zijn auto in.’
   Met haar rechterschoenpunt duwde ze een kuiltje tussen de kiezelstenen, haar blik schoot van de grond naar mijn ogen en weer terug naar beneden. 
  ‘Onzin!’ riep Roes. ‘Je staat te trappelen. Je wilt de WTA bestormen. Je wilt Wimbledon winnen. Wat sta je nou te schutteren als een overjarige bakvis. Menno heeft in de finale van Roland Garros gestaan. Hij heeft de kwartfinale van Wimbledon gehaald. Hij weet wat er in de top gevraagd wordt. Dit is je grote kans.’
  Hij nam zijn nichtje met samengeknepen oogjes op. Ik had sterk het idee dat hij haar het liefst met zijn kruk de tennisbaan op wilde rossen. 
  ‘We kunnen wel een kwartiertje spelen,’ zei ik terwijl ik het sleuteltje weer uit mijn fiets haalde. ‘Even wat van me afslaan kan geen kwaad.'

Wordt vervolgd