Foto: flickr, by JPott |
In het oude paleis zitten nu de universiteitsbibliotheek en enkele collegezalen. In de pauze van mijn college over 'praktische rationaliteit, moraal en identiteit' loop ik door de tuin achter de gebouwen van de Drift. Het is er stil: er zou zomaar een hofdame om de hoek kunnen wandelen, ware het niet dat er een trapje lager zo'n honderd fietsen slordig in hun rekken hangen. Langs de fietsen loop je onder studentenkamers door de Keizerstraat op. Ergens staat een raam open: opzwepende nu-metal komt naar buiten, een jongen legt zijn voeten op een kratje bier. Uit de Korte Jufferstraat komt een meisje fietsen, ze zet haar fiets tegen een lantaarnpaal en bekijkt de honderden bellen van de kamertjes.
Het raam gaat dicht, het is weer stil in de Keizerstraat. Een paar huizen verderop steekt ineens een grote, rood-bruine fabriekspijp schuin de lucht in, zo'n pijp uit de tijd van Vestdijk en Bordewijk, toen mannen aan het eind van de maand nog een loonzakje kregen en hun vrouwen thuis hoopten dat ze niet direct de kroeg indoken.
Wat doe ik hier? Waarom sta ik hier naar een schuine fabriekspijp te turen? Het wordt tijd om terug te gaan naar college, misschien heb ik geluk en schrijft de professor juist op dit moment het antwoord op het bord.