Foto: flickr, by kartikay.sahay |
Hij veegt door zijn dunne haar. Zijn gezicht is getekend, maar zijn ogen staan scherp. Hij is alleen, maar hij is niet verslagen. Hij begint te schrijven, met rustige, bedachtzame halen. Als hij klaar is ondertekent hij en laat hij de kaart even drogen. Zijn telefoon gaat, hij aarzelt en haalt hem dan uit zijn tas.
'Ik zit in de trein', zegt hij. 'Dat moet wachten tot morgen.'
Hij legt de telefoon, een dik model van jaren geleden, neer naast de drogende kaart op het blad. Na een paar tellen pakt hij hem weer op, toetst een nummer en zegt: 'Het spijt me, ik doe het vanavond wel.'
Meteen daarna stopt hij de kaart in de enveloppe. Meteen haalt hij hem er ook weer uit, de inkt is uitgesmeerd, zijn mooie handschrift is een kliederboel geworden. Hij kijkt er even naar en scheurt de kaart dan bedachtzaam in tweeën, en nog een keer, en stopt hem in het vuilnisbakje onder het tafelblad. Hij legt de gescheurde stukken bovenop een zwarte bananenschil en klapt het smoezelige bakje weer dicht.
Weer veegt hij door zijn dunne haar en net voordat hij ze sluit, is te zien dat zijn ogen zo fel niet meer staan.