Foto: flickr, by mooste |
Uit de schaduw onder een afdak stapt zijn oudste broer tevoorschijn. In het lantaarnlicht ziet hij korsten op zijn broers gelaat, alsof hij aangevallen is door een bende wilde katten.
'Wat is er met je gezicht gebeurd?'
'Kinderen. Ze wilden mijn voetbalplaatjes hebben. Ik heb gevochten als een leeuw.'
'De wereld is gek aan het worden. Waar is iedereen?'
'Op de boot. Jij bent de laatste.'
'Heeft Wilma haar minnaar meegenomen?'
'Ik heb hem niet gezien.'
Zijn vrouw is er een paar jaar geleden vandoor gegaan met de tuinman, een romantisch cliché waar hij vreemd genoeg nog steeds wel om kan grinniken. Het was een Pool met een rug vol tatoeages, een platte buik en een vierkante kop.
Hij loopt achter zijn broer naar de kade. Ze moeten een trappetje af en lopen over een houten plank de boot binnen. Het is er druk, vochtig en lawaaierig. De ramen zijn beslagen, er is niets van de stad te zien. Zijn kleindochter zit op schoot bij zijn dochter, het kleine meisje haalt een viltstift met driftige halen over een vel papier. De helft van de mensen staat foto's te maken van de andere helft. Alsof de stuurman op hem gewacht heeft, begint de motor meteen na zijn binnenkomst te draaien.
Hij wisselt beleefdheden uit en speurt naar zijn vrouw. Ze zit achterin, ze is in gesprek met een stel tieners. 'Triggerfinger is echt de bom', hoort hij haar boven de muziek uit schreeuwen, 'vet chill.' Hij geeft haar een kus op de wang, ze lacht naar hem en pakt zijn hand. 'Fijn dat je gekomen bent', schreeuwt ze in zijn oor.
Al snel houdt hij het binnen niet meer vol. Hij klimt het dek op, er is een bankje met een afdakje. Hij had vanavond eigenlijk de papieren van Waterman & Co na moeten kijken. Jansen zal woest op hem zijn.
De deur naar het dek piept open. Zijn kleindochter rent het dek op, ze speurt om zich heen en als ze hem ziet ploft ze naast hem neer.
'Deze heb ik voor jou gemaakt', zegt ze tegen hem, ze haalt een verkreukeld vel papier onder haar jasje tevoorschijn. Ze bungelt driftig met haar beentjes heen en weer, ze analyseert zijn reactie.
Het papier staat vol woeste krassen, het lijken twee gezichten.
'Zijn dat papa en mama', vraagt hij aan het meisje.
'Dat ben jij met oma', zegt het meisje. 'Als jullie weer samen zijn. De tuinman is weg opa, die is weer naar Polen. En mama zegt dat oma verdrietig is.'
Met deze boodschap laat ze hem weer alleen, ze rent door de regen en smijt de deur achter zich dicht.
In het lantaarnlicht van de Herengracht kijkt hij naar de kleurige halen van zijn kleindochter en hoewel het hard regent, lijkt het toch een traan te zijn die daar even aan zijn oude neus blijft hangen.