Bescheiden eenakter ter herinnering aan Ray Manzarek (1939-2013), toetsenist extraordinaire van The Doors
Tijd: Ergens rond het jaar 2000
Plaats: Studentenkamer aan de Cambridgelaan, Uithof, Utrecht
Handeling: Vier brakke jongeren ontwaken
Personages: Ikzelf en vriend 1, 2 en 3
Ik word wakker. Mijn mond is droog. De kamer ademt zweet en bier. Ik sta op om naar het toilet te gaan. Op de grond liggen twee slaapzakken te ademen, een derde ligt opgerold op een bankje.
Terug in de kamer is alles nog steeds roerloos. Ik laveer tussen de slaapzakken door naar de waterkoker die op mijn bureau staat, onder het raam. Ik stop een cd in de cd speler en loop met de waterkoker naar de wasbak. Ik sta ergens op.
Vriend 1: 'Auw'
Ik: : 'Sorry. Even water opzetten.'
Vriend 2, verward: 'Waar zijn we?'
Vriend 1: 'Volgens mij zijn we bij Giel.'
Vriend 2: 'Kut. Ik dacht dat ik thuis was. Wat is dat voor muziek?'
Ik: 'The Doors, nieuwe cd gekocht.'
Vriend 2: 'Het stinkt hier.'
Vriend 1: 'Kan die muziek niet af?'
Vriend 3, inmiddels ook wakker geworden, zittend op de bank, zoekend door zijn broekzakken: 'Heeft iemand mijn shag gezien?'
Vriend 2: 'Volgens mij zit er bier in mijn slaapzak.'
Vriend 3: 'Volgens mij heb ik m'n shag in de Stairway laten liggen.'
Vriend 1: 'Kan die muziek niet af, ik heb gigantische koppijn. En het stinkt hier.'
Vriend 2: 'Het stinkt hier altijd.'
Vriend 1: 'Jij stinkt altijd.'
Vriend 3: 'Ha, ik heb nog een sigaret. Heeft iemand een aansteker?'
Vriend 1: 'Nee ik heb geen aansteker. En kan dat gigantische kutorgel niet uit? Wat een teringherrie.'
Ik: 'Dat orgel is geniaal.'
Vriend 3: 'Ik zoek in de keuken wel een aansteker'
Vriend 1: 'Auw, dat is de tweede keer. Je ziet toch dat ik hier lig.'
Vriend 3: 'Je bent twee meter. Ik kan moeilijk over je heen springen.'
Vriend 2: 'Ik ga douchen. Ik moet naar een verjaardag.'
Ik: 'Wie is er jarig?'
Vriend 2: 'Mijn nichtje. Ze wordt elf.'
Ik: 'Gefeliciteerd. Wil er iemand thee?'
Vriend 3 komt de kamer weer binnen, tevreden rookpluimen naar het plafond blazend: 'Aardige huisgenoot heb je. Heeft ze al een vriend?'
Ik: 'Ja, een dokter.'
Vriend 3: 'Jammer dan'
Vriend 1, woest: ' Sta je weer op mijn poten EN ZET IEMAND VERDOMME DAT TERINGORGEL UIT'