maandag 22 februari 2010

De grenzen van de taal


Foto: Flickr, by Lao Wai
 Het schijnt dat de roman 'De val van Hippocrates' van Menno Lievers, mijn docent Voortgezette Taalfilosofie, enkele weken geleden door Arie Storm in het Parool werd afgekraakt. Rond die tijd moet hij ook tot zijn nek in de essays hebben gezeten, gelukkig heeft hij de dingen kunnen scheiden en eventuele woede niet op zijn studenten bekoeld: ik had een 7,5.

De essays moesten over Wittgenstein en zijn ideeën over taal gaan. Een van de ideeën van Wittgenstein is, dat filosofische problemen eigenlijk niet bestaan, het zijn problemen die we zelf creëren door onjuist taalgebruik:

‘Die Philosophie ist ein Kampf gegen die Verhexung unsres Verstandes durch die Mittel unserer Sprache.’

De opgave van de Filosofie bestaat er volgens Wittgenstein dan ook uit, dat we ons niet langer laten misleiden door het ingewikkelde gebouw van taal dat we zelf hebben opgetrokken. Een gebouw van taal is niet meer dan dat: een middel tot communicatie. We moeten niet de in de val trappen dat we door dit zelf opgerichte bouwwerk gaan dwalen, in de hoop antwoorden te vinden op metafysische vraagstukken:

‘Die Ergebnisse der Philosophie sind die Entdeckung irgend eines schlichten Unsinns und Beulen, die sich der Verstand beim Anrennen an die Grenze der Sprache geholt hat. Sie, die Beulen, lassen uns den Wert jener Entdeckung erkennen.’

Dankzij Wittgenstein weten we wat de taak van de filosofie is: het ontdekken van de builen op ons hoofd, die we op hebben gelopen door tegen de grenzen van de taal aan te beuken.