woensdag 2 november 2011

Stapelgek

Foto: flickr, by stargardener 
Een kleine tien jaar geleden deed ik tijdens een wetenschappelijke stage onderzoek naar de rol van de mu-opioid receptor bij verslaving. Hiervoor moest ik speciaal geprepareerde muizen inspuiten met cocaine en vervolgens kijken of dit invloed had op bepaalde handelingen van die beesten. Hiervoor was ik weken bezig met het maken van een plannetje, het opzetten van het experiment en het preparen van de muizen. Vervolgens werden deze muizen ingespoten met cocaine en bekeek mijn stage-begeleider in haar eentje, in een afgesloten ruimte hoe het experiment verliep  voerde ik zelf, onder begeleiding, de experimenten uit.
  Ik had geloof ik geen heel groot talent voor de wetenschap, maar ik heb gedurende die tien weken wel iets geleerd. Bijvoorbeeld dat het mu-opioid receptor systeem inderdaad een rol speelt bij verslaving, maar ook iets over de aard van de wetenschapper.
  De wetenschapper is sceptisch, laconiek, nuchter en heeft één hoofdregel: eerst zien, dan geloven. Als ik inderdaad niet bij mijn eigen experimenten aanwezig was geweest, zou ik veel opgetrokken wenkbrauwen hebben geoogst. Had ik op het instituut gezegd dat mijn stage-begeleider dat liever in haar eentje deed, dan was het rond gaan zingen alsof er op een voetbalclub een trainer rondliep die zijn pupillen nooit met een bal liet trainen.
 
  Het idee dat je een experiment opzet, vragen bedenkt, snoepjes uitzoekt voor je proefpersonen maar vervolgens niet even een kijkje wilt nemen op de school waar dit experiment uitgevoerd gaat worden, is een waanzinnig idee. Je zou moeten willen weten hoe het gebouw eruit ziet, je wilt de leerkrachten spreken, je wilt weten met wat voor kinderen je te maken hebt, je wilt de omstandigheden zien waaronder die lijsten worden ingevuld.
  Als je hier geen behoefte aan hebt, ben je blijkbaar niet bijzonder in de waarheid geinteresseerd. Wordt een dergelijke gang van zaken binnen een onderzoeksveld jarenlang getolereerd, dat is het veld structureel blijkbaar niet bijzonder kritisch ingesteld. Op de voetbalclub zou de trainer zonder bal het misschien een weekje vol houden, voordat er een paar ouders of een bestuurslid op de stoep staat met de vraag of er ondertussen toch niet echt eens wat op goal geschoten moet worden.

  Dit leidt dan ook tot mijn stelling: menswetenschappers zijn gemankeerde romanschrijvers zonder wetenschappelijk verstand. Wil ik deze stelling onderbouwen, dan moet ik een paar jaar lang menswetenschappers gaan observeren, opschrijven wat ze zeggen, hun gedrag en uitspraken vergelijken met proefpersonen die geen menswetenschapper zijn.
  Gelukkig kwam ik Diederik Stapel tegen die een oplossing voor me had: ik hoefde alleen maar wat vragenlijsten in zijn auto te leggen en dan kwam het helemaal goed.
  Ik had Stapel net aan de lijn en wat blijkt: mijn hypothese is bevestigd! Menswetenschappers zijn inderdaad gemankeerde romanschrijvers zonder wetenschappelijk benul, het is nu voor eens en altijd wetenschappelijk aangetoond. Informatie over tijd en locatie van mijn promotie volgen zo snel mogelijk.