Foto: flickr, by stevendepolo |
het waaide hard,
de takken vlogen om me heen.
Ineens kwam er
een bel voorbij
doorzichtig, een tweede
kwam er met hem mee.
Ze bleven heel, ze dansten,
ze leken nooit kapot te gaan.
Ik keek om: er stond een meisje
in een portiek te blazen
ze joeg de bellen van zich af
zonder zich te haasten: teder,
zoals je kinderen bij school afzet.
Als poëzie een daad is,
zoals Campert zegt
dan was zij natuurtalent.