zaterdag 1 oktober 2011

Vooroordelen

foto: Flickr, by Dottie Mae
De intercom ging: er stond iemand beneden aan de flat te bellen. Met tegenzin slofte ik naar de telefoon op de gang. Bezoek verwachtte ik niet, en ik had wel een idee wie het was. De psychotische buurman bijvoorbeeld, die op zoek is naar zijn ex-vriendin waar hij nog meerdere appeltjes mee te schillen heeft. Of anders wel de politie met het vriendelijke verzoek onmiddelijk het pand te verlaten omdat het bestormd dreigt te worden door tokkie-groepje nummer 1, dat in een generaties terugvoerende vete is verwikkeld met tokkie-groepje nummer 2.
  'Ja?'
  'Kinderpostzegels!'
Kinderpostzegels. Er klonken inderdaad hoge stemmetjes, maar het konden natuurlijk ook van die opgeschoten etterbakken zijn die denken dat ze grappig zijn. Voordeel van de twijfel. Openzoemen. Vier jongetjes rennen de trap op. De grootste draagt een map. Kinderpostzegels.
  Wat een geniaal idee, dacht ik bij mezelf. In plaats van te denken: 'laten we maar geen achtjarige kinderen in deze wijk loslaten en die bij willekeurige mensen laten aanbellen, de kans is net iets te groot dat er eentje aanbelt bij een psychoot die met een mes achter de deur op zijn ex-vriendin zit te wachten' , het gewoon toch doen.
  'Kom maar binnen', zei ik. Vier jongetjes verdrongen zich in mijn halletje. Jongetjes van Berberse afkomst. De ene begon onmiddelijk alle magneetjes op de koelkast te herrangschikken. De tweede begon uitgebreid naar binnen te loeren. De derde vroeg: 'heb jij een hond?' De vierde, de grootste met de map, vroeg wat ik wilde kopen.
  Ik kruiste wat dingen aan, een tweede groep jongetjes rende ondertussen naar boven. 'Ze zijn je fiets in elkaar aan het schoppen', schreeuwden ze tegen het oudste jongetje. 'Wie', vroeg deze, weinig onder de indruk. 'Huppeldepup en huppeldepup, omdat jij hun fiets in elkaar heb geschopt.' 'Moet ik deze getallen zelf bij elkaar optellen', vroeg ik aan het jochie. Hij begon het uit zijn hoofd uit te rekenen en kwam met een getal op de proppen. 'Ik pak wel even een rekenmachientje', zei ik.
  Ik rekende het na, verdomd dat het nog klopte ook.
  Toen ze allemaal schreeuwend de trap weer af waren gerend, telde ik onmiddelijk mijn magneetjes na. Ze waren er allemaal nog.