Foto: flickr, by Anirudh Koul |
– Lennaert Nijgh, de Waterdrager
De waterdrager heeft haast: Maastricht schijnt zonder te zitten. Aan de Oudegracht zakt hij via een wiebelend ijzeren trappetje naar de werf. Liefdevol vult hij zijn flessen, groene slierten krinkelen om hem heen.
Op het station koopt hij een kaartje met korting, in de trein ziet hij iemand van een kantoor. 'Reis je met korting?', vraagt hij.
De man schrikt op, hij vouwt meteen zijn laptop in elkaar.
De trein rijdt niet verder dan Den Bosch, hij moet een bus naar Boxtel nemen. Hij denkt aan Londen, daar rijden de treinen altijd op tijd. Maar Londen wilde hem niet meer.
Als hij de bus naar Boxtel zoekt, ziet hij beneden een fontein. Een rilling raast langs zijn ruggengraat: roze vissen en waterbogen. Hij zwenkt langs een kind dat op de grond ligt te krijsen, een vrouw kijkt met grote ogen naar hem op.
Hij is gek op waterbogen. Hij rent de roltrap af, hij heeft nog één lege fles. Klaterend loopt hij vol, de zon breekt door, hij aait de vissen en even vergeet hij de reden dat hij Londen uit is gejaagd.