vrijdag 17 februari 2023

De kikkerprins

Foto: Pexels
Er hangt een warme loomheid om je heen. Ik zet een kop koffie voor je neer en veeg een haarlok uit je slaperige gezicht. Je neemt een slok en gaat weer liggen. Vijf minuten later begin je zo hard te snurken dat de kat van je afspringt. Verontwaardigd gaat ze in haar mandje liggen. 
 
  ‘Ik ben weer in slaap gevallen. Wat speel je een zielig liedje.’
  ‘Lost cause van Beck.’
  ‘Mooi wel. Is er nog koffie?’
 
Als je helemaal bent ingepakt, blijf je nog even bij de deur dralen. 
  ‘Ik wil eigenlijk niet naar huis.’
  ‘Dan blijf je toch lekker. De buurman kan hem toch te eten geven.’
  ‘Maar hij heeft me al twee dagen niet gezien. Ik vind het zielig voor hem.’
  ‘Je mist je konijn.’
  ‘Erg he. Maar het is wel zo.’
 
Je stapt naar buiten en loopt de straat uit zonder nog om te kijken. Aan de overkant maakt de buurman met een stofzuiger zijn auto schoon. Ik ga naar binnen en denk aan gistermiddag. Je zat voorin de Sint-Nicolaaskerk. Er was een rondleiding met een gids. Vooral de muurpanelen met afbeeldingen van planten en dieren schenen zeer de moeite waard te zijn.
  De rondleiding werd gegeven door een breekbare man van een jaar of tachtig. Hij moest vaak op zijn papiertje kijken en was de helft van de tijd niet te verstaan. Er waren een stuk of twintig mensen op de rondleiding afgekomen, grotendeels toeristen, waarschijnlijk logees in het hotel aan de rand van de Loonse en Drunense duinen. 
  Toen de man bij een prachtig houtsnijwerk zei dat de zijpanelen hun beste tijd helaas wel hadden gehad, zei een blond wijf met zo’n grote zonnebril op haar fok net iets te hard: ‘die heeft ie zelf ook wel gehad.’
  Er werd wat gegrinnikt, de man leek het niet gehoord te hebben, of deed alsof hij het niet hoorde.
  Na de rondleiding kon je een vrijwillige bijdrage in een busje stoppen. De meeste mensen maakten dat ze wegkwamen. Ik duwde een tientje in de bus, we waren al met al toch een uur vermaakt, daar mag best wat tegenover staan.
  Bovendien ben ik niet gelovig, maar geloof ik wel in het zekere voor het onzekere.
  Je stopte een paar munten in de bus en beende naar de uitgang. 
  ‘Trutwijf,’ riep je, alsof je een ontdekking gedaan had waar je de anderen even op wilde wijzen.
  Voor de zekerheid riep je het nog een keer, heel nadrukkelijk, terwijl je naar de vrouw met de zonnebril wees: ‘Trutwijf!’ Daarna ging je op het bankje voor het kerkhof zitten.
  ‘Gezellig hier,’ zei je terwijl je naar het restaurant tegenover het kerkhof gebaarde. ‘Lekker vreten terwijl je al kan zien waar het op uit gaat lopen.’
  Ik stond een beetje schaapachtig naar je te kijken.
  ‘Ben jij soms de kikkerprins?’ vroeg je wat bokkig. ‘De kikkerprins is vrijgevig, ik zag dat je een tientje in het busje schoof.’
  Ik schudde mijn hoofd.
  ‘Sorry,’ zei ik. ‘Ik ben niet de kikkerprins.’
 
Uren later vertelde je me dat je het iets was tussen jou en je dochter. Ooit zou de kikkerprins verschijnen en dan zou alles goed komen. Dan zouden jullie in een huis met een zwembad gaan wonen. De kikkerprins heeft een auto die wel tweehonderd kilometer per uur kan. Hij is nooit sacherijnig en hij kan heel lekker koken. Hij kijkt graag naar Disney-films en hij houdt niet van voetbal. 

Misschien keek je daarom de volgende ochtend niet meer om. Je had al je aandacht nodig voor de weg die voor je lag. Je weet immers nooit wanneer de kikkerprins op kan duiken.