Foto: Flickr, by ganesha.isis |
Een dikke vrouw vroeg of ze ook op mij kon stemmen, ik antwoordde dat ik me dit jaar niet verkiesbaar had gesteld.
Echt interessant werd het, toen ik het pad opliep bij twee allochtone medelanders. Een man die zat te roken, en een vrouw die ernaast in de zon zat. Ik had de post al gegeven en was op weg naar het volgende huis, toen de buurvrouw me riep. Wat ik ging stemmen.
‘Groen Links’, antwoordde ik naar waarheid.
‘Hij stemt op Wilders’, zei de vrouw, met een schuine hoofdbeweging naar de rokende buurman. Ik dacht aan humor, dat denk ik wel vaker wanneer mensen in mijn ogen iets vreemds zeggen, en zoals meestal zat ik er ook nu weer naast. De man van allochtone afkomst ging op ‘Giert Wielders’ stemmen. Waarom dan, vroeg ik, met nog steeds een ambivalente twinkeling in mijn ogen, als om de mogelijkheid voor ironie open te houden, ik wilde hier natuurlijk niet door twee allochtone medelanders een beetje voor lul worden gezet.
‘Iedereen die niet werkt, moet het land uit’, verklaarde de man, nadat hij krachtig zijn sigaret had uitgestampt.
‘Ik werk, mijn vrouw werkt, mijn twee zonen werken, als je niet werkt, dan moet je weg.’
De buurvrouw zat wat te grinniken, ze had deze mededeling waarschijnlijk vaker gehoord. Mijn probleem was nu niet langer het al dan niet in de maling genomen worden, mijn probleem was nu hoe ik hier zo snel mogelijk weer weg kwam.
‘We zullen zien’, zei ik maar, en daar ging ik al.
Nog niet helemaal van de schrik bekomen, een Wilders stemmende allochtoon, mijn hele wereldbeeld stond op zijn kop, werd ik twee straten verder aangesproken door een piepklein meisje. Of ik iets wilde kopen. Een stel kinderen zat rond een kleedje waarop oud speelgoed lag uitgestald. Zowel de Wilders stemmende allochtoon als Mark Rutte konden trots zijn op deze kinderen: ze waren allochtoon en ze probeerden nu al iets van hun leven te maken. Ik liet me voorlichten over het speelgoed, onder andere een pakketje oude pokemonkaarten waar een jongetje zo enthousiast over vertelde dat ik begon te twijfelen of hij wel helemaal afstand had genomen van zijn koopwaar, emotioneel dan, en uiteindelijk kocht ik voor vijftig cent een klappertjespistool.
Toen ik het in mijn schoudertas stopte, vroeg één van de oudere meisjes:
‘Heb jij eigenlijk wel kinderen?’
De manier waarop ze dit zei, alsook de manier waarop ze naar me keek, liet zien dat ze hier ernstig aan twijfelde.
‘Nee’, antwoordde ik alweer naar waarheid, ‘ik heb geen kinderen.’
Zij en de andere meisjes staarden me onderzoekend aan, de jongens waren te druk bezig met ruzie maken over mijn vijftig cent om veel aandacht te hebben voor mijn kinderloze status en wederom besloot ik dat het tijd was om verder te gaan.