Foto: flickr, by G.Stolk |
De jongetjes hebben twee personen afgevaardigd, stuurs kijken ze voor zich uit. Als de manager tegen mij praat, zitten ze achter zijn rug gekke bekken te trekken. Heeft hij het tegen hen, dan laat ik snel mijn gigantische verzameling plaatjes zien. De manager lijkt sprekend op die man van de reclames, misschien is hij het wel. De manager vraagt of ik me niet te oud voor dit soort gedoe voel.
'Hoe oud ben je eigenlijk?' Het jongetje trekt een brutaal gezicht erbij. 'Tachtig ofzo?'
'Zevenenveertig.'
'En waarom doet u dit? Heeft het iets met uw jeugd te maken?'
De manager trekt een Yvon Jaspers-gezicht, ik houd me taai.
'Mocht u soms vroeger', de manager buigt zich vertrouwelijk voorover, 'van uw moeder geen plaatjes sparen?'
Ai, recht in mijn ziel gekeken door een supermarktmanager. Vol tranen vertel ik over de panini-plaatjes, iedereen had ze, behalve ik. Langzaam maar zeker veranderen de gezichten tegenover me, van haat naar begrip.
'En één keer mocht ik een zakje kopen, en dat waren allemaal plaatjes van een Mexicaanse rechtsback, met een gigantische snor. Heel mijn boek was leeg, behalve waar ik die Mexicaanse snor had geplakt.'
De manager koestert me aan zijn borst.
'Rustig maar, alles is nu voorbij.'
Als ik uitgehuild ben schenk ik de jongetjes al mijn plaatjes, dansend en zingend verlaten we de Zee&Zo.