Foto: flickr, by Komimo |
De hel, dat is de NS die bussen inzet. In het kader van zinloos wetenschappelijk onderzoek zou ik wel eens onderzocht willen zien wat er gebeurt in een mensenlichaam als de eigenaar ervan dit zinnetje hoort. Ik schat dat de fysiologische respons ergens tussen 'ja, dat wordt een wortelkanaal' en 'penalty voor Duitsland' inzit.
Maar goed.
De rij voor de bussen liep vanaf het station naar beneden, waar de bus stond. Maar liefst vier NS medewerkers waren ingezet om dit proces in goede banen te leiden. Eén van die vier was een dame die cadeautjes uitdeelde ter compensatie. Weinig dingen wordt ik zo treurig van als een cadeautje van de NS. Om Vergilius maar eens te parafraseren: ik vrees de NS, en als ze cadeautjes gaan geven dan voel ik me een slachtoffer dat op deportatie staat te wachten.
De rij kringelde de bus binnen, een jonge man stond met een tikker te tellen hoeveel mensen die bus ingingen. Ook daar kreeg ik de kriebels van, gelukkig gebeurde er iets onverwachts: van beneden, over de busbaan kwam een lichtelijk verwaaide man met een vouwfiets aanrennen. Hij wilde de bus in.
'Mag mijn vouwfiets in het ruim', vroeg hij aan de dichstbijzijnde NS-medewerker, een forse kerel die het niet slecht zou doen als kampbewaarder, om de erudiete Italiaanse spreker Silvio Berlusconi maar eens te parafraseren.
'Meneer, ik moet u verzoeken boven aan te sluiten', schreeuwde de NS-man veel te hard tegen die vent, alsof hij een uitsmijter was die van alle kanten door hordes stijf gesnoven hooligans werd aangevallen, in plaats van een verwaaid mannetje op een station om acht uur 's-ochtends.
'Maar mijn fiets', probeerde de man nog.
'Meneer!'
De man keek omhoog: om achter in de rij aan te sluiten moest hij met zijn vouwfiets eerst het halve station omlopen, een roltrap omhoog nemen, een roltrap weer naar beneden nemen om dan aan te sluiten in een rij die tegen die tijd waarschijnlijk allang verdwenen was, net als de bus.
Ik dacht aan de Joden en dat er relatief veel meer Joden uit Nederland zijn gedeporteerd dan uit Italie, terwijl Italie toch een van de asmogendheden was, maar die gedachte was natuurlijk veel te kort door de bocht dus die liet ik snel weer varen.
De man met de vouwfiets nam een beslissing en begon te rennen. Toen ik langs de beul kwam zag ik de man net de hoek aan het einde van de busbaan omslaan. Ik ging achteraan zitten en maakte mijn cadeautje open: het was een doosje met vier dropjes erin.
'Dat is toch aardig', zei een oude vrouw tegen haar oude vriendin.
De man met de vouwfiets heb ik nooit meer teruggezien.