Ik sta bij Station Utrecht op een bus te wachten. Het regent, mensen staan als koeien samengeschoold onder een klein afdakje. Er worden paraplu's opgestoken, een oude vrouw verliest bijna haar linker oog. Omdat we allemaal elke dag op dezelfde tijd dezelfde bus nemen, weten we hoe de buschauffeur eruit ziet.
Als één man draaien we ons hoofd naar links, wanneer hij achter een andere bus tevoorschijn komt.
Hij heeft geen haast, hij heeft een pet en draagt een bruine aktetas. De tas zit volgeplakt met stickers, het zijn vooral stickers van FC Utrecht. Ook zit er een grote sticker van het Ajax-logo op, met een rode streep erdoorheen en daaronder in zwarte letters: dood aan Ajakkes. De buschauffeur is een jaar of vijftig. Hij maakt de deur open door op een knopje vooraan te drukken, installeert zich, schuift zijn geldla op de goede plek, gebaart dan dat we binnen kunnen komen.
De meeste mensen hebben een ov-pas, die hoeven alleen maar te scannen. Een meisje doet onhandig met een strippenkaart, de mensen die nog in de regen staan morren. Als we door de busbaan langs het spoor zijn gereden en rechtsaf onder de tunnel doorgaan richting kanaleneiland, trapt de chauffeur ineens op de rem.
Met een klap staan we stil, de chauffeur springt de bus uit en rent op twee jongens af die onder de tunnel voor de regen staan te schuilen. Ze dragen wijde broeken, één van de twee heeft een ajax-shirt aan. De chauffeur heeft zijn broodtrommel meegenomen, hij slaat de jongen met het ajax-shirt met de trommel op zijn hoofd. Op de broodtrommel zitten ook stickers van FC-Utrecht, de boterhammen die eruit vliegen zijn bedekt met kaas en met ham.
De jongens krimpen in elkaar, ze proberen de chauffeur af te weren. Als hij even inhoudt rennen ze weg, de chauffeur gooit zijn trommel achter ze aan.
Hij pakt de trommel weer op, veegt wat stof van zijn kleren en stapt de bus weer in.
'Excuses voor het ongemak', zegt hij door de microfoon. 'Volgende halte is de Croeselaan.'
Drie haltes verder durft er pas weer iemand op het knopje te drukken.