Foto: Flickr, by Globovision |
Dat van Persie hiernaast een geweldige voetballer is, wil ik niet ontkennen. Daarom ook een voetbaltechnisch argument: die hang naar grootsheid, het dwepen met talent, dat kan ons de kop gaan kosten. Stel je voor: achtste finale, vijf minuten voor tijd staat Nederland 1-0 achter. Van Persie krijgt de bal op de rand van de zestien, er is een gaatje, wat gaat hij doen? Eerst neemt hij de bal aan, op zijn eigen fluwele wijze. Hij kapt, hij draait. Heeft de camera het gezien? Is er iemand van de grote vier in de buurt om iets briljants mee op te zetten? Waar is de camera? Wat een moment, hier is hij voor geboren, de dramatiek, de heroiek, sliding, verdediger, weg bal, weg kans, weg WK.
Zelfde situatie, maar nu met Klaas Jan Huntelaar. Hij krijgt de bal op de rand van de zestien, gaatje, hij schiet: goal. 1-1. Nederland wordt wereldkampioen. Een spits moet scoren. Als je Klaas Jan tijdens het boodschappen doen opeens een bal naar zijn hoofd gooit, midden in een volle Albert Heijn, knalt hij hem zonder met zijn ogen te knipperen zo de magazijnruimte binnen, tussen de stellingen door, rakelings langs de meisjes van de kaas. Puur instinct: hij kan er niets aan doen. Klaas Jan geeft niets om camera's of status. Hij wil alleen maar die bal in een goal schieten. Vroeg of laat, hard of zacht, mooi of lelijk, een volley of een intikker, het hele wezen van Klaas Jan is alleen maar gericht op scoren. Laat je Klaas Jan midden in de nacht los in een bos, staat hij binnen een minuut keihard dennenappels in het dichtsbijzijnde konijnenhol te rossen.
We hebben geen spitsenstrijd, want we hebben maar één echte spits. En een talentvolle Diva, en daar hebben we twee vleugels voor.