woensdag 28 april 2010

Leedvermaak

Ik ben niet dol op reality tv: het is me te gemakzuchtig. Een dag lang met aan camera tegenover een visboer gaan staan, en dat dan ‘reality’ noemen, of achter een politieman aansjouwen die wielklemmen verwijderd, ik kan er niet enthousiast van worden.

‘Maar het is zo levensecht’, zeggen de voorstanders: ‘mooi man, die echte mensen.’

Voor deze voorstanders heb ik een tip: echte mensen lopen gratis en voor niets door je straat, er zijn er miljoenen van en je kan er de hele dag naar kijken. Toch gaat er niemand een dag op een markt naar een visboer staan turen, of blijft geïnteresseerd staan kijken naar een politieman die zijn werk doet. Wanneer iets op tv wordt uitgezonden, krijgt het blijkbaar extra waarde, enkel en alleen omdat het op tv is.

Nee, wil ik echte mensen zien, dan kijk ik wel uit mijn raam, als ik de tv aanzet wil ik iets waar een beetje werk in is gestoken: acteurs, een plot, vormgeving. Reality tv: de oplichterij van het afgelopen decennium.

Kleine uitzondering hierop: het genre van de ‘grove zelfoverschatting.’

Mannen die wel eens een muurtje hebben gestuct, en nu denken dat ze ook wel even een huis uit de grond kunnen trekken.

Het begint al bij de kennismaking: ‘En, Paul, hoe denk je dat je het aan gaat pakken: binnen een jaar een huis verbouwen, een ander huis op die kavel neerzetten en jullie eigen huis ondertussen verkopen?’

Paul: ‘Nou, ik klus erg graag hoor, ik heb een zwager die is tegelzetter en mijn vader werkte vroeger in de bouw.’

Camera zwenkt naar bouwval en lege kavel, de vrouw van Paul lacht en zet tevreden haar zonnebril op.

Drie maanden later:

‘En Paul, hoe gaat ’t nou?’

‘Ja, nou, meer werk dan verwacht hoor, jemig, misschien moeten we maar wat mensen gaan inhuren.’

Camera zwenkt naar kavel waar drie gammele muurtjes staan, een hele oude man doet iets vaags met een kruiwagen.

Zes maanden later:

‘Zo Paul, toch maar wat mensen ingehuurd?’

‘Ach ja, het begon een beetje uit de klauwen te lopen.’

‘En waar is je vrouw?’

‘Daar wil ik het niet over hebben.’