dinsdag 19 april 2011

Panda

Foto: flickr, by The Bode
Ze zakten met z'n drieen langzaam Den Bosch binnen: Panda, Mees en Boelie. Panda was blond en slurpte aan een slurry, Mees leunde zelfverzekerd met zijn schouder tegen de reling van de roltrap, met zijn andere hand stak hij frietjes in zijn mond. Hij sprak tegen Panda, die zijn praatjes over zich heen liet komen. Boelie stond een treetje hoger en keek over de reling de diepte in, want Mees 'had Panda teerst gezien en aangesproken en mocht nu het dichts naast haar lopen.'

Dat laatste is de derde zin uit Het leven is Vurrukkuluk van Remco Campert over drie jongeren die een zomerdag in het Vondelpark rondhangen, praten, vrijen, drinken, praten en drinken. En feest vieren, natuurlijk, want dat ben je als jongere verplicht.

Het trio van Campert is een archetype: je ziet ze in de zomer overal opduiken. De vlotte jongen met de babbel, het sletterige meisje dat het zich een beetje laat aanleunen en als hij echt zo nodig wil dan gaat ze wel met hem naar bed en de slome vriend die er een beetje bijhangt en met zijn gedachten elders lijkt te zijn.

'Hij koketteert met zijn verlegenheid', zegt Mees over Boelie tegen Panda, 'Eén van zijn weinige charmes.'

Het boek eindigt met één van de geweldigste zinnen om een boek mee te eindigen:

'Een gevoel van geluk, zo hevig als hij het nog nooit had gekend, stroomde door hem heen en verzoende hem met bijna alles.'

Het is pas zomer als je Boelie, Mees en Panda door de stad hebt zien slenteren.