Foto: flickr, by Selma90 |
Ik sta de was op te hangen, ik ben op de hand van Vincent. Als ik Vincent was dan zou ik ook lekker in die bosjes blijven zitten. De vrouw begint rondjes om de bosjes heen te rennen, af en toe doet ze pogingen erin door te dringen. Als het zo'n vijf minuten bezig is, de was is opgehangen en ik sta in de zon tegen het hekje van het balkon geleund, verander ik van kant: wie denkt dat rotjoch eigenlijk wel dat hij is. Er kan wel ik weet niet wat aan de hand zijn, kinderlokkers, auto's, als ze hem gevonden heeft moet ze hem maar even een paar stevige tikken verkopen, desnoods wil ik haar wel even helpen.
De vrouw begint steeds meer op een paniekerige hen te lijken, ze fladdert van links naar rechts, ze rent naar een speeltuintje om de hoek om versterking te halen. Vanaf het balkon heb ik een mooi overzicht, ik kan het hele grasveld met aan de achterkant de bosjes overzien. Ik hoop dat Vincent te voorschijn komt, dan kan ik tegen hem schreeuwen dat hij als de wiedeweerga naar zijn moeder moet gaan.
De vrouw komt terug met andere vrouwen, het begint al een beetje op een zoektocht te lijken. De man van een paar balkons verderop klimt naar beneden. Andere kinderen beginnen zich ermee te bemoeien. Dan komt Vincent op zijn gemakje aanwandelen, hij zat helemaal niet in die bosjes. Hij draagt een shirtje van Barcelona en hij zwaait met een stok. Zijn moeder geeft hem geen klappen, wat een beetje aanvoelt als een anti-climax.