maandag 25 november 2024

Voor eeuwig

Als de mensen zijn uitgekletst
Door donkere vensters naar buiten staren
Opent ze haar geluidloze laden
Om het nieuws van de dag in goud te bewaren

Plechtig beleden beloften
Giechelend geloken zwijgen
Waarna ze voor haar balie verschijnen
Verdwaasd onbeholpen grijnzen

Er was niets meer aan te beginnen
Hij moest wel door de knieën
Zij kent de verhalen uit haar hoofd
leeft van wat de toekomst belooft

In stilte tuurt ze door vergrotende glazen
Smeedt mooie praatjes tot edel metaal
Weet dat haar werk het ruimschoots zal winnen
van de mensen en hun overmoedige zinnen. 

zondag 24 november 2024

Debat

Toen de film ‘Don’t look up’ een paar jaar geleden uitkwam, leek het me een wat vermoeiend progressief Amerikaans dram-project en daarom sloeg ik het even over. Inmiddels toch maar eens gekeken en ik moet zeggen, het viel me reuze mee. 

De film gaat over twee astronomen die ontdekken dat er een komeet op de aarde af raast die over zes maanden een einde aan al het leven zal maken. De Amerikaanse president (Meryl Streep) heeft eerst niet zoveel zin om veel met die informatie te doen, totdat ze in de problemen dreigt te raken door een seksschandaal en ze een afleiding nodig heeft.
   Streep is een van de acteurs die de film een niveautje hoger tillen. Ze is overduidelijk een Trump-karikatuur, waarbij het een slimme keuze is om voor een vrouwelijke versie te kiezen. Ook Cate Blanchett schittert als een door en door cynische presentatrice van een pathologisch opgewekte nieuwsshow.
  Er zitten een paar goede grappen in de film. Bijvoorbeeld als een van de astronomen, nadat ze voor de zoveelste keer door de FBI met een zak over haar hoofd is afgevoerd omdat ze te veel drukte maakt, besluit om terug te keren naar haar ouderlijk huis in Illinois. Als ze naar binnen wil, houden haar ouders angstvallig de hordeur dicht.
  ‘Geen politiek,’ waarschuwen ze hun dochter. ‘Wij zijn voor de banen die de komeet gaat creëren.’
  Tegen die tijd is er een hysterisch debat gaande tussen voorstanders van het opblazen van de komeet, tegenstanders van het opblazen (de komeet bevat waardevolle grondstoffen die nodig zijn om telefoontjes te maken) en mensen die überhaupt niet in het bestaan van de komeet geloven.
  Die laatste groep krijgt het wat lastiger als de komeet op een gegeven moment met het blote oog te zien is, maar daar hebben de politici die deze groep representeren een slimme oplossing voor: 
 ‘Don’t look up. Don’t believe the lies.’
  
  Het is satire met de subtiliteit van een kettingzaag, maar toch een stuk grappiger dan ik had verwacht.


donderdag 31 oktober 2024

Thema

Tijdens onze bedevaartstocht naar Bob Dylan waren we verzeild geraakt in een op Noord-Afrikaanse leest geschoeid Belgisch eettentje. Een jong meisje met een beige hoofddoek nam de bestellingen op. In een hoek schuin achter ons hingen een paar op Noord-Afrikaanse leest geschoeide jongens in een zithoek.
  
 ‘Hoeveel nummers heeft Dylan eigenlijk wel niet geschreven,’ vroeg iemand van ons Bob Dylangroepje.
  ‘Toch zeker wel vijfhonderd,’ meende ik. 
  Over een uurtje zouden we de oude bard zelf aan het werk zien.
  ‘Vijfhonderd nummers. Dat is een hoop materiaal.’
    
  Het kookgedeelte in het restaurant werd verzorgd door het jonge meisje met de hoofddoek en een vrouw van een jaar of veertig zonder hoofddoek, maar met priemende argusogen onder stevige wenkbrauwen. Met die argusogen volgde ze een jochie dat in de bediening werkte, maar dat vaak onderbrak om zijn matties in de zithoek ingewikkelde handjes te geven. Steeds als hij even die zithoek bezocht, werd hij ontvangen als een vriend die na een barre reis eindelijk weer thuis is gekomen.
  ‘Materiaal genoeg,’ zei ik. ‘Dylan is altijd wel weer boos op iemand, of verliefd.’
 
  Een brede jongen in een wijde broek maakte zich in slow-motion los van de zithoek en slofte naar de balie, waar het jonge meisje druk bezig was. Hij begon tegen haar te babbelen, maar ze moest er vooralsnog weinig van weten.
  ‘… nog steeds geen ring aan je vinger,’ ving ik op.
  Daarop draaide het meisje zich snel even om, wierp een gegeneerde blik de eetzaal in en maakte de jongen duidelijk dat hij op moest hoepelen. Veel indruk leek dat niet op hem te maken, maar dat veranderde toen de vrouw met de stevige wenkbrauwen zijn kant op marcheerde. Met een brede lach liet hij de balie weer los en sjokte terug naar zijn zithoek. Wat zingt Dylan ook alweer in ballad in plain D?
 
  In a young summer's youth I stole her away
  From her mother and sister, though close did they stay
 
Of je nu een twintigjarige Amerikaans-Joodse folkzanger in New York bent halverwege de vorige eeuw, of een Noord-Afrikaanse Belg in Antwerpen in 2024, er zijn altijd jonge meisjes en er zijn ook heel vaak schoonmoeders met argusogen die je wegen en te licht bevinden. 
  Zo zal er ook voor de jonge troubadours van de eenentwintigste eeuw altijd weer genoeg materiaal zijn, terwijl de thema's nauwelijks veranderen. 


zondag 27 oktober 2024

Ringo

Soms schrik ik wakker en dan denk ik: Beatles. Hoe is dat toch ooit mogelijk geweest? Dan ga ik als deeltijd cultureel-antropoloog weer op onderzoek uit en trek ik een paar conclusies. Mijn laatste conclusies betreffen een aantal waanzinnige toevalligheden. Ik zet ze op een rijtje:
 
Dat haar. Het is nu moeilijk voorstelbaar, maar begin jaren zestig was het voor Engelse jongens van achttien sociale zelfmoord om rond te lopen met het kapsel van een vijftigjarige vrouw. De Beatles waren dat kapsel tegengekomen in Hamburg en Parijs en omdat ze ‘iets nieuws’ nu eenmaal onweerstaanbaar vonden, lieten ze hun Elviskuiven gewoon uitgroeien tot een pony. Zodat ze er een paar jaar later, precies op het juiste moment, uitzagen als vier zachte knuffelbeertjes die opwindende muziek speelden, wat precies het juiste product was voor een naoorlogse generatie bakvissen met tijd, zakgeld en een hele luide stem.
 
Brian Epstein: precies de juiste man om ze te managen, met precies de juiste psychologische complexen om er zijn levenswerk van te maken die vier druktemakers naar de top de loodsen, komt precies op het juiste moment tevoorschijn.
 
George Martin: precies de juiste producer om ze op te pikken, terwijl ze nog nauwelijks origineel materiaal geschreven hebben en niemand kan weten wat voor muzikaal talent ze zijn. Martin schaaft de nummers bij, voegt klassieke instrumenten toe, speelt op piano en orgel, zonder hier ooit een penny extra voor te vragen. 
 
Ringo: wordt vaak de ‘luckiest man in showbusiness’ genoemd. Precies op het moment dat ze op landelijk doorbreken staan, meldt Martin de andere Beatles dat hij Pete Best op de drums niks vindt. Enter Ringo Starr, de drummer uit Liverpool, die meteen zijn baardje afscheert en zijn haar laat groeien. Een half jaar later is Starr een van de bekendste Britten ter wereld. Dus ja, Starr heeft geluk gehad. Maar de andere drie Beatles hebben ook weer eens ontzettend veel geluk had. Want Pete Best was niet alleen een matige drummer, hij moest ook niets hebben van dat kapsel voor vijftigjarige vrouwen. Hij was ook niet zo ad rem en energiek als de andere drie, ging na een optreden zijn eigen gangetje. Met Pete Best waren de Beatles nooit de Beatles geweest. 
 
Met Ringo veranderen ze pas in het ‘vierkoppige monster’, zoals Mick Jagger ze noemde. Ze waren niet alleen een muzikaal fenomeen, ze waren, met name in die eerste jaren, vooral ook een variéténummer. Ze waren het ultieme vriendengroepje dat de wereld veroverde, een onweerstaanbaar mengsel van jongensachtige bravoure, saamhorigheid, nieuwe energie, humor. 
  En daarin was Ringo onmisbaar. 
  Hij hield de toen al kritische en cynische Lennon bij de les, hij was een maatje voor de soms verongelijkte Harrison. Ringo was het sluitstuk van een serie waanzinnige toevalligheden in een waanzinnig verhaal. Als ze in een film zoiets verzinnen geloof je er niets van. 


vrijdag 27 september 2024

Sprong

De zon scheen en ik mocht mee
naar hun huisje aan de zee
Tante had me aan haar overgegeven
ik staarde naar dat frêle wezen

In het zand had ze een hinkelbaan gemaakt
ik bleef veilig aan de buitenkant staan
Ze zweefde zorgeloos over de grond
ze viel, ze lachte, ik was verstomd
 
Ze krabbelde op en sprong weer door
Vond het niet erg een beetje te breken
Net zoals ze later in het leven
in de koude aula staat te spreken
 
Niet bang een kleine val te maken
Over tijd en dankbaarheid te praten
Een beetje breken is ook wat geven
Zodat je vrijer door kan zweven

En als de rouwenden zijn verdwenen
En de stilte het overneemt
Sta ik nog steeds aan de buitenkant
En teken haar sprong op in het zand

maandag 23 september 2024

Leven met een poes

De poes verliet nooit langer dan vijf minuten de tuin. Nu was ze al ruim twee uur weg.
  Waar te beginnen? Een eindeloze rij van heggen, tuintjes, struiken.
  Afwachten en er maar het er beste van hopen.
  Drie uur: geen poes
  Vijf uur: geen poes
  Zeven uur: geen poes
  Eten naar binnen werken, nog maar eens een rondje lopen. Bij de eerste mensen aanbellen: zijn jullie misschien in jullie schuurtje bezig geweest?
  Het donker valt. Een leven zonder poes: weinig aanlokkelijk. De tuin in met de mobiel als zaklantaarn, bijna op een egel stappen.
  Leuk hoor, een egel.
  Maar nog altijd geen poes.
  Voetbal kijken met het geluid uit. De moed verliezen, de waarheid onder ogen zien.
  Het luik kleppert: de poes is terug. Verdwaasd en angstig, terug van god weet wat voor ontberingen.
  De poes gaat op de bank liggen, ik doe het luik op slot en zet het geluid van de televisie aan. Ajax speelt slecht, maar wat maakt het uit. 
  De poes is terug.

maandag 9 september 2024

Renovatie

Het huis tegenover mijn werkkamer is verkocht. De nieuwe eigenaars trokken het 'Te Koop'-bordje uit de grond en renden hierna de tuin in om met de renovatie te beginnen. 
  Het lijkt me een pars pro toto van wat er wereldwijd gebeurt. 
  Wekenlang zit de hele buurt in de herrie, er worden duizenden insecten vermoord, aanhangwagens vol aarde braken CO2 de lucht in, alleen maar om de ene tuin voor de andere te verwisselen, waar verder niemand wat aan heeft, behalve twee mensen die ergens graag ‘hun eigen gevoel’ aan willen geven.
  Die onvermoeibare protestantse nijverheid, het idee dat het de taak van de mens is om de wereld te verbeteren, in plaats van aan te nemen dat alles precies goed is zoals het is.  
  Het heeft ons in vierhonderd jaar van de middeleeuwen naar het internet en openhartchirurgie gebracht, en zal ons binnen de volgende vierhonderd jaar waarschijnlijk weer net zo hard terugbrengen naar de middeleeuwen, als het meezit.
  Wat we nodig hebben, is een cultuuromslag.
  Maar leg dat die mannen op die heftrucks maar eens uit. Met een gelukzalige glimlach rausen ze door de oude tuin heen. Als over honderd jaar ergens in Chili de laatste paar duizend bomen staan, moeten ze dag en nacht tegen dit soort mannen bewaakt worden.
  Het beeld van de laatste mens op aarde, als atoombommen van de derde grondstoffenoorlog de laatst overgebleven mensenstammen hebben uitgeroeid: een man die met een hamer een schutting in de grond staat te slaan.

woensdag 4 september 2024

Controle

De gang met de mozaïek betegelde vloer ligt er nog precies zo bij als twintig jaar geleden. Ik leun met mijn hoofd tegen de vierkanten ruitjes bovenin de voordeur. Achterin het pand het keukentje met ouderwets opgestapelde vaat, daar weer achter is nog net een een streep van de diepe tuin te zien. Mijn kamer was voor de keuken links, met een tweede ingang die direct op de tuin uitkwam. 
  Het begin is dus veelbelovend en ook het tweede checkpunt, het bakkertje een dertigtal huizen verderop, laat me niet in de steek. Hier kocht ik soms een halfje wit, als ik met een katerhoofd geen zin had om naar de Albert Heijn op het Ledig Erf te sjokken.
   Ook de ventilatoren op de hoek van de Vrouwjuttenstraat en de Lange Nieuwstraat zijn er nog. Een stuk of twintig antiek ogende dingen achter een glasplaat, boven een plankje met een soort kookwekkers en een bordje met ‘Philips Lampen’. 
  Een raadselachtig stukje absurdistische kunst, ik heb een foto waarop ik met een vriend ’s nachts voor die mysterieuze vitrine sta, een vitrine die al twintig jaar onveranderd is gebleven.
  Waarom is dat belangrijk? Het zal wel iets met een gevoel van identiteit te maken hebben, het verhaal van het verleden dat in essentie alles is wat je bent. De fysieke bewijzen dat dat verhaal echt heeft bestaan, een plank vol oude ventilatoren als bewijs dat je hebt geleefd.
 







  







Op de Oudegracht zit nog steeds de Plaatboef, waar ik af en toe een Bob Dylan-cd’tje kocht. Dylan was nog niet veel meer dan een naam, een bos krullen op een cd-hoesje. Het was nog voor de tijd dat je alles googelde. Geen internet op m’n kamer, geen smartphone. Een discman en een cd. Zoals zo vaak: hoe minder je weet, hoe magischer het is.  
  Even verderop is de oude Tivoli afgeschermd door bouwstellages en netten. Hier was ik op voorbereid: de voormalige concertzaal is jaren geleden al gesloten.
  Hier kwam ik een keer J. tegen, die een paar weken later met een fles witte wijn voor de deur aan de Nieuwegracht stond. Ze had ‘De Oesters van Nam Kee’ bij zich, wat ze een flauwe imitatie van ‘Turks Fruit’ vond. Ik had beide boeken toen nog niet gelezen, inmiddels wel en ze had gelijk. We dronken de wijn in die tuin achter de keuken met de opgestapelde vaat. Ze was gek op het liedje ‘Angie’ van de Rolling Stones en had net een relatie met een skileraar achter de rug.
 
  Soms liep ik helemaal de Oudegracht af, naar boekhandel Broese op de hoek, tegenover het gemeentehuis en de bibliotheek ernaast. Broese is verhuisd naar de hoek met de Potterstraat, de bibliotheek is verhuisd naar het oude postkantoor op het Neude. In de vroegere bibliotheek kon je op de begane vloer internetten, je gooide een euro in een gleuf en dan kon je een kwartier online.
   Het ergst is nog altijd het Centraal Station. Ik ben er inmiddels toch wel weer een keer of twintig geweest, maar nog altijd is er een lichte verbijstering.
  Alles is weg.
  Het grote bord met de vertrektijden, het bloemwinkeltje bij de roltrappen naar de bussen, de Kiosk-winkeltjes waarin ik zelf nog een jaartje gewerkt heb. In plaats daarvan een grote, heldere, luchthaven-achtige hal. Het is ontegenzeggelijk mooier geworden, zoals heel Hoog Catherijne mooier is geworden. Maar het is niet mijn Hoog Catherijne is dat zal het ook nooit meer worden. 
  Achter het station loop ik de Croeselaan af naar een café waar ik nooit eerder ben geweest, voor een borrel  met collega-journalisten.
  De zon schijnt en we praten over nieuwsberichten, webinars, opdrachtgevers en gages. Het café is een lichte, doorschijnende kubus. Op het terras staan loungebanken met paarse kussens. We drinken halve liters Weizener en de zon blijft maar schijnen, terwijl mijn blik af en toe getrokken wordt naar een rond, ouderwets raampje in een slordig gebouwtje net naast het café. Een stukje negentiende-eeuwse architectuur te midden van alle eenentwintigste-eeuwse hipheid.
  Een journaliste met een mooie Belgische tongval vraagt of ik ook weleens andere dingen dan medische teksten schrijf. Ik beken dat dit zo is, hoewel het soms lastig is om er de tijd voor te vinden. Ze vertelt over een kunstenaar die ze bewondert, die overal de tijd voor neemt, die de tijd probeert te vangen door herfstbladeren van net verschillende kleurschakeringen op een rij te fotograferen.
  ‘Of kijk naar dat ronde raampje daar,’ wijst ze naar het gebouwtje dat mij ook al was opgevallen.
  ‘Daar zou hij dan bijvoorbeeld iets mee doen.’
  ‘De Martin-Bril-blik,’ knik ik. ‘Daar hou ik ook erg van.’
  ‘De Martin-Bril-bril,’ lacht de Belgische, ‘De Bril hangt bij ons op de wc.’
   We wisselen een blik van verstandhouding, Martin-Bril-kenners onder elkaar.
  Als ik in de trein terug naar het zuiden zit, denk ik nog steeds aan het rondje raampje naast het oude gebouwtje naast het hippe café waar ik de borrel met collega-journalisten had.  
  Misschien loop ik over twintig jaar weer over de Croeselaan, om te controleren of het raampje er nog steeds is, terwijl ik net gezien heb dat de keuken aan de Nieuwegracht nog steeds vol aangekoekte vaat staat en dat de ventilatoren aan de Vrouwjuttenstraat nog steeds achter hun glasplaat stof staan te verzamelen, precies zoals het hoort. 

donderdag 25 juli 2024

Rood waren zijn gedachten

Pexels
Mijn meest favoriete verhaal aller tijden is geschreven door Saki en gaat over een fret die Sredni Vashtar heet. Het is een verhaal over wraak, over genoegdoening, over iemand die haar verdiende loon krijgt. In die zin is het niet echt een literair verhaal, die kennen immers zelden happy endings. Laten we zeggen dat het een literair vormgegeven jongensfantasie is.
  Sredni Vashtar gaat over een jongetje (Conradin) dat wordt opgevoed door zijn nicht (mevrouw De Ropp, oftewel de Vrouw). Voor de Vrouw is Conradin een ergerlijk, moeilijk te controleren element dat haar propere huishouden en haar keurige burgerlijke voorkomen verstoort. Conradin heeft slechts één plek om aan haar blik te ontsnappen: een schuurtje waar hij een Houdankip en een fret heeft verstopt. De Houdankip overstelpt hij met ‘liefde die elders geen uitweg vond.’  Voor de fret heeft hij grote angst en bewondering:
 
Conradin was vreselijk bang voor het lenige beest met zijn scherpe tanden, maar het was zijn dierbaarste schat […] Iedere donderdag, in de gedempte en schimmelige stilte van het schuurtje, hield hij een mystieke, omstandige plechtigheid voor de houten kooi waar Sredni Vashtar, de grote fret, troonde.
 
Dan slaat het noodlot toe: de Vrouw krijgt in de gaten dat Conradin zich ergens mee vermaakt:
 
‘Het is niet goed voor hem daar bij alle weer maar rond te scharrelen,’ bedacht ze dadelijk, en op een goede morgen bij het ontbijt kondigde ze aan dat de Houdankip de avond tevoren weggehaald en verkocht was. Met haar bijziende ogen gluurde ze naar Conradin, wachtend op een uitbarsting van woede en verdriet, klaar om die weg te praten met een stroom van belerende argumenten.
 
De kooi met de fret, helemaal achter in het schuurtje, heeft ze echter nog niet ontdekt. Conradin blijft dus bidden tot zijn god:
 
‘Doe één ding voor mij, Sredni Vashtar.’
 
Hij blijft naar het berghok gaan, zodat het niet lang duurt voordat de Vrouw ook het tweede kooitje ziet:
 
‘Wat heb je in dat afgesloten kooitje zitten?’ vroeg ze. ‘Het zijn zeker marmotten. Ik zal ze allemaal laten opruimen.’
 
Vanuit de eetkamer moet Conradin toekijken hoe de Vrouw het schuurtje binnenmarcheert. Straks zal ze weer naar buiten komen en dan zal zijn god veranderd zijn in een doodgewone bruine fret en zal de Vrouw getriomfeerd hebben, zoals ze altijd triomfeert. Hij begint de hymne te zingen van zijn bedreigde afgod: 
 
Sredni Vashtar ging heen.
Rood waren zijn gedachten en zijn tanden wit.
Zijn vijanden smeekten om vrede, maar hij bracht de dood.
Sredni Vashtar, de schone.
 
De minuten kruipen voorbij, terwijl de hoop ‘centimeter voor centimeter zijn hart insluipt.’ Dan is er eindelijk de verlossing:
 
[…] uit de deur kwam een lang, laag, geelbruin beest met rode natte vlekken op de pels rond zijn keel en zijn klauwen, dat met zijn ogen knipperde tegen het schemerige licht.
 
Conradin valt op zijn knieën, een ‘zure meid’ gaat maar eens kijken waar haar meesteres blijft, en terwijl in het huishouden van de Vrouw totale hysterie uitbreekt, en ze met elkaar ruzie maken over wie het ‘de jongen’ moet gaan vertellen, roostert Conradin op zijn gemak een broodje, iets wat de Vrouw hem altijd verbood, omdat het van die vervelende kruimels geeft.

vrijdag 19 juli 2024

Als losse tanden in een emmer

RGB Free, by crisderaud
Wat is een goede literaire tekst? Staat het vol met spitsvondige vergelijkingen, of is het juist zo karig en to the point mogelijk? Michael Chabon kiest in ‘De Jiddische politiebond (DJP)’ duidelijk voor de eerste school. Een voorbeeld:
 
Binnen is het zo leeg als een nachtbus naar de remise en het stinkt twee keer zo erg. Er is pas iemand binnen geweest met een emmer chloor om de constante baspartij van zweet en urinoirs in De Vorsjt van wat hoge tonen te voorzien. Een scherpe neus kan daarboven, of eronder, ook nog de jasvoeringlucht van versleten dollarbiljetten ontdekken […] De ronde tafeltjes die zich om het podium verdringen hebben omgekeerde stoelen op, als geweien […] Mevrouw Kaloesjner loopt de achterkamer in en het kralengordijn klettert achter haar neer met het geluid van losse tanden in een emmer.
 
Een nachtbus op weg naar de remise, zweet en urinoirs die een baspartij vormen en bestaat chloor uit hoge tonen? Wat is in vredesnaam een ‘jasvoeringlucht’? Hoe klinken ‘losse tanden in een emmer’? 
 Een van de problemen met deze laatste metafoor is dat ik nu helemaal weg ben bij mevrouw Kaloesjner en haar kralengordijn. Ik zie nu een emmer vol tanden voor me. Waar komen die tanden vandaan? Welke zieke geest heeft een emmer vol met tanden gevuld? Wie weet in vredesnaam hoe een emmer met losse tanden klinkt? 

  Ik moet tijdens het lezen van DJP vaak aan Raymond Carver denken, ook een Amerikaanse auteur, maar dan van de tegenovergestelde literaire school. Carver schrijft uitgebeende, realistische korte verhalen over sores in de lagere middenklasse. Bijvoorbeeld het verhaal ‘What’s in Alaska?
  Dat verhaal gaat helemaal nergens over. Jack heeft nieuwe schoenen gekocht, ‘for comfortable wear.’ Diezelfde avond is hij samen met zijn vrouw Mary uitgenodigd bij Helen en Carl. Carl heeft van Helen een waterpijp voor zijn verjaardag gekregen en die willen ze uit proberen. Dit levert onder meer de volgende dialoog op, als de kat van Carl en Helen met een muis binnen komt lopen:
 
The cat carried the mouse into the living room, stopped to look at them, then carried the mouse down the hall […]
  “She’s eating the mouse,” Carl said.
  “I don’t think I want her eating a mouse in my bathroom,” Helen said. “Make her get out of there. Some of the children’s things are in there […]
  “What the hell, Carl said. “Cindy’s got to learn to hunt if we’re going to Alaska.”
 
Natuurlijk gaat helemaal niemand naar Alaska, iedereen gaat de volgende dag gewoon weer aan het werk.
 'Er is veel leed in de Tweede Helmersstraat', schijnt Mulisch eens gezegd te hebben, 'alleen ik wil dat niet weten.'
  Huiskamertjesrealisme wordt dit soort proza ook wel genoemd. Toch raakt Jack, met zijn nieuwe schoenen waar hij niet helemaal zeker van is en zijn baan waar hij al jaren genoeg van heeft, me meer dan mevrouw Kaloesjner met haar kralengordijn dat klettert als tanden in een emmer. 
  Wat niet wil zeggen dat DJP helemaal waardeloos is, onder het bloemrijke proza zit een boeiende roman verborgen over een moordzaak in de fictieve staat die de Joden in een parallel universum in Alaska hebben gesticht. De Volkskrant blurpt:

  "[...] een wereld die afwisselend cynisch, humoristisch an angstwekkend is, maar soms ook ruimte biedt aan tederheid."

Dat je precies hetzelfde kunt zeggen over de wereld van Donald Duck zullen we Chabon maar niet kwalijk nemen. 

dinsdag 25 juni 2024

Heterofoob

Blanke heteromannen zijn losers zonder smaak. Aldus Wouter van Oorschot in zijn boekje  'Dylan en wij zonder Amerika'. Blanke heteromannen maken 'smurriemuziek', onderdrukken vrouwen en het zijn beroerde minnaars:

En op zijn minst 99 van de honderd zijn nog te vervuld van zichzelf ook om hun lief aangenaam te kunnen bevredigen omdat ze te snel klaarkomen en, nadat ze hun kwakje kwijt zijn, in onmacht en daarna doorgaans in slaap vallen.

Er gaat van alles mis in deze zin, maar het meest opvallend is toch wel het klakkeloos en belegen generaliseren over een complete bevolkingsgroep. Schrijft je zo'n kreupelzinnetje over een willekeurige andere bevolkingsgroep dan gaat er op de uitgeverij een dikke streep doorheen. 
  Maar dit gaat over blanke heteromannen, dus Van Oorschot kan op deze manier een pagina of twintig door emmeren, totdat hij eindelijk bij iets van een punt aankomt: Bob Dylan zou aan die verschrikkelijke blanke heteroseksuele liefdesmoraal zijn gaan morrelen, bijvoorbeeld met een liedje als It Ain't me babe:

I'm not the one you want, babe
I'm not the one you need
No no no it ain't me babe
I aint the one you're looking for babe

Volgens Van Oorschot is de tekst van dit liedje een 'aanklacht tegen de bezitsdrift in liefde.' Eindelijk wordt die vuile, bezitterige heteromannen door Dylan eens een spiegel voorgehouden, in tegenstelling tot andere liedjes waarin volgens Van Oorschot:

... het in de praktijk neerkwam en nog altijd neerkomt op religieuze moraalridders wereldwijd, dat wil zeggen heteroseksuele mannen die er nog steeds geen pest voor voelen om de traditionele huwelijksmoraal eindelijk eens fors aan te pakken ten gunste van de vrouw...

Volgens is mij is dat hele It Ain't me babe niets meer dan een wat creatievere uitvoering van het standaard relatie-uitmaak-zinnetje 'het ligt niet aan jou, het ligt aan mij', maar goed. Van Oorschot wil weer even op zijn blanke heteromannen bashende, progressief dichtgetikt woke-trommeltje slaan en daar trekt hij Dylan vervolgens aan de haren bij. 
  Al met al is 'Dylan en wij zonder Amerika' een vreemd mengsel van borderline onbegrijpelijke en extreem wollige, vergezochte tekstanalyse en een modieus bashen van alles wat blank, man en heteroseksueel is. 
  En dan vergeet ik nog Amerika. Oh oh, wat heeft onze Wouter een hekel aan Amerika. Niet alleen de Amerikaanse muziek in de jaren veertig was 'witte smurrie', ook de filmindustrie was niet veel soeps:

Belangrijkste veroorzaker hiervan was de door Walt Disneys tekenfilms nog versuikerde liefdes- en huwelijksmoraal die door de blanke meerderheid in dit door en door christen-conservatieve land als vanzelfsprekend werd beschouwd...

Ongelooflijk blijft het toch dat die vuile blanke, christelijke conservatieven er in hun hoofdzakelijk door blanke, christelijke conservatieven bewoonde land een blanke, christelijke conservatieve moraal op nahielden. Wat een verschrikkelijk volk. Zit in hun eigen land gewoon een beetje blank, christelijk en conservatief te wezen, uitschot dat het is. 
  Tussen al die blanke, hetero- en Amerika-haat door verkondigt Van Oorschot ook nog dat die Nobelprijs voor Literatuur van Dylan dik verdiend is, wat me onzin lijkt. Dylans teksten zijn weliswaar beter dan vijfennegentig procent van de rest van de popteksten, maar  je gaat ook geen Grammy aan een schrijver geven omdat hij toevallig leuker op de piano kan pingelen dan de rest van de schrijvers.
  Is er dan niets positiefs over dit boek te melden? Misschien dat Van Oorschot er ook nog in slaagt zichzelf als een verschrikkelijke hypocriet te ontmaskeren. Nadat hij een pagina of dertig op die kutmuziek luisterende, kutfilms kijkende, vrouwen seksualiserende heteromannen heeft ingehakt, slaagt hij erin om zelf de meeste seksualiserende passage over Dylan op papier te kwakken die ik ooit in een biografie gelezen heb. Over een ceremonie waarbij Dylan een prijs krijgt en James Baldwin de tafelheer is schrijft Van Oorschot:

Met als tafelheer de flamboyante homoseksuele schrijver James Baldwin (1924-1987), die voorafgaand aan Dylan de tafelrede zou uitspreken en wie weet ook van de aanblik van die knappe jongen naast hem genoten heeft, dronk Dylan naar verluidt meer dan verstandig was...

Eerst een half boek op seksistische hetero's inhakken om vervolgens Dylan neer te zetten als een 'knappe jongen' waar je je lekker aan kan verlustigen, dan ben je wel een bijzonder hypocriete heterofoob.

dinsdag 18 juni 2024

Een Dylaneske songtekst 2.0 (of: iedereen kan musiceren)



Vers 1
 
Niemand kon ons gisteren kisten
toen we Repelsteeltjes geheugen wisten.
Een schoenenzaak gerund door zeven biggen
waar Assepoes haar schoen liet liggen.
De junk zocht zijn naald vergeefs in het hooi
zong zielloos onder een indianentooi.
Al Bundy kwam net op tijd binnen
om 'Married with Children' voor te zingen.
Prinses Maxima miste de tweede mis
dook onder in haar vaders gevangenis
waar het tribunaal bijeen was gekomen
om Johan Derksen grapjes te tonen
van een Argentijnse zwabberpiloot
die hem dropte in een roetzwarte moddersloot.
 
Refrein
 
Vergeef onze zonden op één
dan breken we het brood in twee.
Rapper Akwasi maakt de heilige drie
tot een eenheid als ik jou niet meer zie.
 
Vers 2
 
In Wuhan vliegen zwarte vlerken
tussen de mistig verzakte zerken.
De aarde zucht onder teveel aan stof
jaagt achter vlinders als Nabokov.
Geef me je hand als ik het vraag
ben je te laat dan ben je te traag.
Zoals de Verlosser de ruimte zag
waar de back in moest sprinten
zo zoekt de kat op zijn gevoel
naar de muis tussen de plinten.
Verjaag de muizenissen in je hoofd
met de alcohol die je is beloofd
smeer het op je handen, smeer het in je haar
voor je het weet is de lock-down weer klaar.
 
Refrein
 
Vergeef ons onze zonden op vier
dan mogen we snel weer aan het bier.
We lossen de zaak op als De Vijf
en ontsnappen uit ons quarantaine-verblijf
 
 
Vers 3
 
Aristoteles ging als een beest tekeer
midden in zijn argumentatieleer.
Hij liet Plato zo hard schrikken
dat hij zijn Ideeën naar beneden mikte.
Zijn hond zat steels te grommen
hij noemde hem Pluto wat kon het hem bommen.
Alles was om de Geest begonnen
het lichaam verworden tot zonde.
Vastgelegd in het alfabet
de Verlosser gaf de laatste zet.
Nu zitten we met de gebakken peren
Al Bundy kan ons nog wat leren
als hij pokert met Socrates
geeft hij Maxima en Johan les
in stoïcijnse overtuiging
Zlatan maakt voor niemand een buiging.
 
Refrein
 
Vergeef ons onze zonden op zes
bijna al je pionnen zijn binnen.
'Mens erger je niet' is de les
dan gaan we het potje wel winnen.


Bonustrack:



donderdag 6 juni 2024

Sneer

Op 28 augustus 1964 wandelde Bob Dylan de hotelkamer van de Beatles in New York binnen om ze hun eerste joint aan te bieden en zo de popgeschiedenis voorgoed te veranderen:

 

Onder meer onder de invloed van marihuana, en natuurlijk de albums van Dylan die hij allang gehoord had, begon Lennon meer 'à la Dylan' te schrijven. Zoals hij later samenvatte: 

Ik dacht: dat soort rotzooi kan ik ook maken. Je plakt een paar beelden aan elkaar, verbindt ze en je noemt het dan poëzie.

Een nummer waarin Lennon 'wat beelden aan elkaar plakte' zodat het 'poëzie' wordt, is Norwegian Wood:



Het fenomeen 'Lennon die Dylan doet' leek Dylan maar matig te bevallen, een jaar later komt Dylan met een nummer dat wel omschreven wordt als 'Dylan die Lennon imiteert die Dylan imiteert':



Behalve de duidelijke overeenkomst in melodie, lijkt ook 4th time around over een matig geslaagde liefdesaffaire te gaan, waarbij de tekst doorspekt is met innuendo. De laatste zinnen worden wel geïnterpreteerd als een directe sneer van Dylan naar Lennon:

I never asked for your crutch
Now don't ask for mine

Die 'crutch' zou dan Dylans poëtische dichtschrijverij kunnen zijn, waar Lennon lekker makkelijk op mee zou liften. Als het daadwerkelijk een sneer van Dylan naar Lennon is, is het wel een beetje een hypocriete sneer. 
  Zoals alle grote kunstenaars was ook Dylan zelf niet vies van leentjebuur spelen hier en daar. Een van de eerste nummers waarmee Dylan zelf de overgang maakte van folkzanger met realistische, rauwe teksten naar meer poëtisch geïnspireerde tekstdichter, is het apocalyptisch aandoende  A Hard Rain's A Gonna Fall:


Een indrukwekkend nummer, geschreven door een piepjonge Dylan, die echter ook dankbaar gebruik maakt van een 'kruk' in de vorm van een 17e eeuwse Schotse ballade:


Iedereen leent van iedereen en zoals Dylan zelf opmerkt in 4th time around

But she said: "Don't forget
Everybody must give something back
For something they get."

Wat weer doet denken aan zo ongeveer het allerlaatste statement van de Beatles, op hun zwanenzang Abbey Road:

And in the end
The love you take
Is equal to 
The love you make


vrijdag 24 mei 2024

Yuppen (6): Voortschrijdend inzicht

Pexels
Mark zit op de bank naar zijn smartphone te staren. Boven klinkt het gezang van Ellen-Fleur die de kleine Lotte-Sophie in slaap probeert te sussen. 
  'En', vraagt Ellen-Fleur als ze na tweeënhalf liedje op haar sokken de trap af is geslopen.
  Mark zucht. 
  ‘Ik weet het niet meer. Het is allemaal zo ingewikkeld geworden.’
  ‘Hoezo ingewikkeld?’
 Hij hoort dat ze eigenlijk haar stem zou willen verheffen, maar zich inhoudt vanwege Lotte-Sophie.
  ‘Als je voor de Palestijnen bent, ben je een antisemiet. Als je voor Israël bent, ben je Islamofoob. En wat die studenten doen, dat is toch niet normaal meer? Zo’n hele universiteit vernielen, wie heeft daar nou wat aan?’
  Ellen-Fleur loopt driftig naar de keuken om twee koppen kruidenthee in te schenken. Ze zet een mok voor Mark neer, met ‘Liefste vader van de hele wereld’ erop geschreven.
  ‘Je wordt toch niet rechts,’ vraagt ze met een stem die gevaarlijk dicht tegen de Lotte-Sophie-drempel aanzit.
  ‘Dat hoor je steeds vaker, bij mannen van jouw leeftijd. Dat ze ineens rechtse praatjes gaan verkopen.’
  ‘Straks gaat Lotte naar de universiteit. Zou je willen dat ze daartussen terecht komt?’
  Hij knikt naar de tv die zonder geluid aanstaat. Jongemannen met sjaals voor hun gezicht staan computerschermen kapot te gooien. Op de muur van het universiteitslokaal is met slordige letters iets over 7 oktober gekalkt. Ellen-Fleur staart naar het scherm, ze vertrekt haar gezicht, alsof ze iets vies door moet slikken.
  ‘Maar we moeten toch iets doen? Wat staat er bij Maurice en Janneke?’
  ‘Ik zie alleen maar babyfoto’s bij Maurice. En bij Janneke een recept voor worteltaart.’
  ‘Worteltaart?’
  ‘Worteltaart met prei. Het ziet er wel lekker uit.’
   ‘Doe maar iets van John Lennon,’ besluit Ellen-Fleur terwijl ze met een zucht haar kop thee op het tafeltje zet. De harde tik zorgt voor een onmiddellijke kreet vanuit het kamertje van Lotte-Sophie. 
  'En stuur dat recept van worteltaart naar me door, sist Ellen-Fleur terwijl ze de trap opschiet. 
  Mark gaat op zoek naar een citaat van John Lennon dat toepasselijk, maar niet al te voorspelbaar is. Ondertussen ziet hij hoe een activist hardhandig een politiebusje in wordt gewerkt.
  ‘Heel goed,’ mompelt hij. ‘Opbergen dat verwende tuig.’
  Verschrikt draait hij zijn hoofd naar het trapgat, maar tot zijn opluchting hoort hij Ellen-Fleur boven alweer een liedje aanheffen.

vrijdag 3 mei 2024

Onderzoek

Pexels
Er scharrelden twee mensen door mijn voortuin: een man van middelbare leeftijd en een meisje van een jaar of zestien. Ze schopten wat grind weg, tuurden tussen de hortensia’s en maakten een wat hulpeloze indruk.
  ‘Zoeken jullie iets?’
  ‘Een QR-code,’ zei de man verbolgen. ‘Voor de speurtocht. Die zou hier moeten zijn.’
  Een paar dagen later verschafte iemand op de tennisclub opheldering: in aanloop naar een groot dorpsfeest dat over enkele weken gehouden zou worden, was er een speurtocht door het hele dorp uitgezet. Aan de hand van GPS-coördinaten werden mensen van QR-code naar QR-code geleid, die ze vervolgens moesten scannen. Een doortastende tennisser had de QR-code bij mijn huis wel gevonden. Die bleek niet in mijn voortuin verstopt te zijn, maar achter mijn huis, de hoek om, weer een hoek om en dan ergens in een achterafstraatje. Helaas kregen mensen dat achterafstraatje dus niet op hun mobiel door, maar wel de voorkant van mijn huis.
 
  Je bent al een uurtje of twee aan het speuren en nu sta je ergens in een voortuin als een idioot zonder veel succes tussen het grind te schoffelen terwijl je je lichtelijk bezwaard voelt dat je je op iemands privéterrein bevindt. Hoe reageer je als de bewoner van het pand verschijnt om je uit te leggen hoe de vork in de steel zit? De overwegende reactie van mannen is: milde verbazing tot lichte irritatie.
  ‘Hij geeft toch echt hier als locatie aan.’
  ‘Dan klopt het niet.’
  ‘Dat is dan niet goed gedaan.’
  ‘Dat hebben ze niet goed geregeld.’
 
  De reactie van vrouwen is overwegend: medeleven met de ongelukkige situatie waarin ik me bevind.
  ‘Jij krijgt al die mensen in je tuin!’
  ‘Daar ben je mooi klaar mee dan.’
  ‘Kan jij hier de hele dag de weg wijzen.’
 
  De reactie van de kinderen is: onmiddellijk in de juiste richting rennen. Kinderen lijken wat dat betreft vrij veel op mijn katten. Als ik daar een speeltje van afpak en het weggooi vragen ze niet wat me bezielt, ze miauwen niet dat dat toch geen pas geeft. Ze schakelen onmiddellijk door en zijn in staat in hun enthousiasme meteen keihard onder een auto te lopen.
 
 Speciale vermelding verdienen jongedames in de middelbare schoolleeftijd. In het gezelschap van slechts hun vader, nemen die vanzelfsprekend de moederrol op zich. Terwijl hun vader een paar meter verderop nog wat schaapachtig om zich heen staat te turen, verontschuldigen ze zich al charmant voor het schoppen tegen mijn grind en de algehele overlast.
  Het zou interessant zijn ook de gespiegelde duo’s te observeren: moeders met een zoon van middelbare schoolleeftijd. Helaas ben ik die nog niet tegengekomen. Sowieso schitteren jongens in de leeftijd van twaalf tot vierentwintig jaar bij deze speurtocht door afwezigheid, een interessant fenomeen waarvan de analyse zich helaas buiten de scope van dit onderzoek bevindt.

dinsdag 23 april 2024

Op tv

RGB Free, by mzacha

‘Om niet’ riep Tijs van den Brink een keer of twaalf, hij sloeg nog net niet met zijn bijbel op de tafel.
 ‘Dat zei je op tv: om niet! Gewoon op tv! Op tv!’
   Sywert van Lienden haalde weer zijn schouders op en verklaarde dat hij in die periode zoveel gezegd had, waarvan het merendeel niet op tv, en dat hij dat allemaal niet meer uit elkaar kon houden. Ook had hij er even geen boodschap aan dat je als blanke man tegenwoordig sowieso al op je knieën zo’n televisiestudio binnen moet schuifelen, de blik op de grond gericht terwijl je over ‘witte zonden’ en ‘patriarchale privileges’ prevelt. 
  En dat alleen al omdat je misschien een bet-bet-bet-overgrootvader had met een aandeeltje in de Vereenigde Oost-Indische Compagnie, laat staan dat je daadwerkelijk miljoenen hebt binnen geharkt over de rug van stikkende longpatiënten.
  ‘Op tv!’ probeerde Van den Brink nog een keer, ‘je hebt het op tv gezegd!’
  Een duiveltje was in de heilige tv-studio neergestreken, het liet behaaglijk zijn bokkenpootjes boven het altaar bungelen en lachte de dominee recht in zijn gezicht uit.

zaterdag 20 april 2024

Heldendaden


In de roman Zaterdag van Ian McEwan speelt een neurochirurg de hoofdrol. McEwan heeft zich goed ingelezen en zijn research gedaan: ik heb nooit eerder zo overtuigend de sfeer op een operatiekamer beschreven gezien. Ook weet McEwan treffend de vreugde van het chirurgisch vakwerk te beschrijven:

De afgelopen twee uur is hij verdiept geweest in een droom die elk besef van tijd, en elk bewustzijn van de andere onderdelen van zijn leven doet vervliegen. Zelfs zijn bewustzijn van zijn eigen leven is verdwenen. Hij is geplaatst in een zuiver heden, vrij van de last van het verleden of enige zorg om de toekomst. Naderhand, maar nooit op het moment zelf, voelt het aan als innig geluk. 

Deze beschrijving is waarschijnlijk niet uniek voor de ervaring van een chirurg, maar ook van toepassing op de beleving van een gedreven loodgieter of timmerman. Het draait om de combinatie van problemen en oplossingen:

  Deze goedaardige dissociatie lijkt iets te vereisen als een probleem, een langdurig beroep op concentratie en kunde, druk, moeilijkheden die opgelost moeten worden, gevaar zelfs. Hij voelt zich kalm en weids, zijn bestaansrecht is totaal. 

  Op operatiekamers ben ik nooit verder gekomen dan het aanreiken van instrumenten of het openhouden van bloedvaten, maar de ervaring is herkenbaar. Het is tegelijkertijd de afwezigheid van storend alledaags gerommel en de aanwezigheid van opperste concentratie. Geconcentreerd aan een tekst werken komt in de buurt, maar wat nog meer in de buurt komt is gamen. 
  Ik heb altijd gedacht dat geneeskunde niet veel meer is dan een zeer geavanceerde videogame. Je moet je een vreemde wereld eigen maken, waarin honderden bizarre elementen (endoplasmatische reticuli, mitochondria, pancreatische neuro-endocriene tumoren) in een ingewikkeld evenwicht verkeren, waar je als speler met medicijnen of zelfs met je handen bij in kunt grijpen, zodat je uiteindelijk de overwinning kunt behalen. 
  Niet voor niets deden de plaatjes uit leerboeken celbiologie me vaak denken aan een poster die in de hoek van mijn kleuterklas hing. Die poster beeldde de planeet Eternia af, waar He-Man met zijn makkers streed tegen Skeletor en zijn boevenbende. Wat me vooral aan die poster intrigeerde was de woestijnachtige wereld waarin de figuren waren afgebeeld. Die wereld leek zo tastbaar, alsof ik er zo in zou kunnen stappen. 
  Weg uit de kring kinderen die hoofd-schouders-knieën-teen zongen, een liedje dat me als zesjarige al vrij debiel in de oren klonk, Eternia in, om samen naast He-Man tegen die akelige Skeletor te strijden. 
  Inmiddels zijn we ongeveer veertig jaar verder en het enige wat werkelijk veranderd is, is dat ik inmiddels op de hand van Skeletor ben. Tot mijn grote voldoening leeft de wereld van He-Man nog steeds voort. De hoofdrol is hierbij, zoals wel vaker, naar de slechterik gegaan. Waarom mag He-Man eigenlijk in dat mooie kasteel leven en is Skeletor afgescheept met een donker bouwval ergens in de moerassen? 
  Skeletor verzint plan na plan om Castle Greyskull van He-Man te veroveren en zet al zijn kennis en kunde hiervoor in, maar wordt steeds op het laatste moment gesaboteerd door incompetente collega's of door pure pech. 
  Hier kan je als volwassene veel meer mee dan met die vervelende He-Man, die alleen maar zijn zwaard in de lucht hoeft te steken om superkrachten te krijgen. 
  Hele online communities zijn inmiddels aan Skeletor gewijd en dan vooral aan zijn doorzettingskracht en zijn geniale beledigingen als hij weer eens wordt tegengewerkt door incapabele idioten. Zit het even tegen op het werk, dan kijk ik een minuutje naar Skeletor die zich vermaakt met zijn zoveelste evil scheme en dan kan ik er weer een uurtje tegenaan. 
  

dinsdag 12 maart 2024

De comeback: deel 9 - de toezegging

Menno geeft zijn woord aan Eva Rijckers en begint eindelijk aan de toekomst. 



Pexels
Voor de tweede keer deze week zat ik naast Eva Rijckers in de auto. De afgelopen dagen was er in mijn leven meer gebeurd dan in de vijf jaar daarvoor. Ik staarde naar het duister van de Bossche Broek. Onder het lantaarnlicht van de Bosscheweg draaiden vier jongens zich met het voetveer over de Dommel. Twee trokken uit alle macht aan de slinger,  twee anderen stonden met een blikje bier in de hand aanwijzingen te geven. 
  ‘Wat had Zeurman allemaal te zeuren?’
  ‘Zeurman?’
  ‘Hoe heet ze ook alweer. Steurman, Kleurman. Wat kon dat kind zeuren. Altijd om meer uitleg vragen. Ik had een pesthekel aan haar.’
   Ik vertelde kort over de ziekte van mijn vader. 
  ‘Het komt erop neer dat hij in zijn eigen vocht ligt te stikken.’
  ‘Ik had het idee dat hij je veel te veel pushte met dat tennissen.’
  ‘Hij had het idee dat jij een onbetrouwbaar secreet was.’
   We draaiden om de gouden draak heen, in het rimpelende water van de fontein zag ik de Cooper, het vage gezicht van Eva, bibberend als in een droom. 
  ‘Ik vind het moeilijk om hem te bezoeken. Vaak herkent hij me niet eens. Ik had een tijdje ook wat problemen. Toen zat ik nogal in mijn eigen wereldje.’
  We stonden stil tussen twee zwarte taxi’s. Verderop, naast de bushalte, hingen zwaar opgemaakte meiden en jongens met bontkraagjes rond. Ze daagden elkaar uit voor de ingang van de Burger King, stootten elkaar aan, duwden elkaar weer weg. Een zwerver scharrelde om de opgeschoten jeugd heen.
  ‘Heb je nog over dat nichtje van Roes nagedacht?’ 
  ‘Ik denk dat ik het ga doen. Ze bevalt me wel. En ik kan het geld goed gebruiken.’
  ‘Ik wist dat ik op je kon rekenen.'
   Ze keek tevreden naar een taxichauffeur die haar gebaarde dat ze door moest rijden.
  'Je bent een helper. Daarom heb je ook die finale verloren. Je bent geen killer.'
  'Ik heb die finale verloren omdat ik mijn backhand begon te slicen.'
  'Darius is een killer. Hij wil zijn tegenstanders letterlijk vermoorden. Het is een wonder dat het nog nooit gebeurd is.'
  Nadat ze weg was gereden slenterde ik naar de Burger King. Ik duwde de tientjes van de voetbalpot in de handen van de zwerver en liet me daarna door de roltrap naar boven brengen. 

(Voorlopig) einde.

zaterdag 9 maart 2024

De comeback: deel 8 - de reparatiepatch

Een doorbraak in het leven van Henriëtte Steurman, zowel in de wetenschap als in de liefde. Hoe eenzame pubermeisjes later levens kunnen redden. 



Pexels
Het preparaat onder de microscoop doet haar denken aan een poollandschap. Een ruige, lege ruimte, onbezoedeld door mensenstappen. Terwijl ze naar de grijze hartcellen in de witte matrix tuurt schiet het beeld van meneer Vervoort door haar heen. 
  Een kleine man met een puntig kabouterbaardje. In de vierde klas vertelde hij over de organisatie van cellen, de manier waarop DNA in de celkern wordt afgelezen, hoe de informatie wordt gebruikt om eiwitten in elkaar te zetten. Ademloos zat ze naar Vervoort te luisteren, ze vond het veel spannender dan de films waar meisjes uit haar klas het in de pauze over hadden. 
  Brad Pitt en George Clooney konden haar gestolen worden. In plaats van de BreakOut! en de Hitkrant las ze de Kijk, een tijdschrift over techniek waar haar vader op geabonneerd was. 
  Soms probeerde ze met een klasgenootje een gesprek over mitochondriën en ribosomen te voeren. Het maakte de afstand alleen maar groter. Ze werd niet uitgenodigd voor feestjes, ging nooit mee de stad in. Ze was een grijze muis waar niemand naar omkeek. Nu is ze het middelpunt van de aandacht. De hele groep van het Regenerative Tissue Center zit om haar heen. De postdocs, de AIOSSEN, de laboranten en de stagiaires. Zelfs de prof is uit zijn werkkamer geschreden om het moment met eigen ogen mee te maken.
  Een paar seconden blijft het landschap onder de microscoop doodstil liggen, dan gaat er van links naar rechts een golf door het beeld.
  ‘Ja!’ Ze rolt haar stoel naar achteren en balt haar vuist omhoog. ‘Laterale contractie. Het werkt!’
   Om haar heen stijgt een gejuich op als bij een voetbalwedstrijd. De prof glimlacht bedaard, Annelies Scheeren, een jonge AIOS, steekt twee duimen in de lucht. Haar blik blijft net wat langer aan Annelies hangen dan aan de andere mensen om haar heen. 
 
  Als ze de volgende ochtend aanschuift bij het multidisciplinaire cardio-overleg heeft de overwinningsroes haar nog steeds niet helemaal verlaten. Na de borrel in de Cambridgebar is ze met Annelies de stad ingegaan. Het meisje nam haar mee naar een studentenkroeg aan de Oudegracht, voerde haar veel te zoete cocktails. Tijdens de derde cocktail legde ze haar hand op haar onderarm. Voor het eerst in tien jaar werd ze niet wakker in het stille huis aan de Xenophonlaan, maar in een krappe twijfelaar, met de arm van Annelies nog altijd stevig om haar heen geklemd. 
   ‘In de wandelgangen heb ik vernomen dat Henriëtte heuglijk nieuws heeft.’ 
    Ze schrikt op. Jan-Pieter Reverink kijkt haar vanaf het hoofd van de tafel glimmend aan. Voor een deel heeft ze haar succes aan hem te denken. Hij zat ook in de klas bij meneer Vervoort. Hij schopte het tot cardioloog en haalde haar tijdens haar promotie naar het Regenerative Tissue Center. 
  Door het slaapgebrek en de ongebruikelijk hoeveelheid alcohol is ze niet helemaal haar scherpe zelf. Nu ze alle ogen op zich gevestigd weet schiet ze alsnog in haar professionele personage.
  ‘We zijn klaar met de dierproeven,’ deelt ze zakelijk mee. Het bewonderende gemompel neemt ze met een bescheiden glimlach in ontvangst. 
  ‘De structuur van de patch is geoptimaliseerd. Het scaffold staat en we krijgen voldoende diepte, met een efficiënte vascularisatie. De contracties synchroniseren met het ontvangende weefsel. Wat we nu nodig hebben zijn patiënten met eindstadium hartfalen. Dan kunnen we zien of we echt gebroken harten kunnen gaan repareren.'
  Terwijl ze zichzelf hoort praten dwaalt haar blik naar Annelies, die vanaf de buitenste ring om de vergadertafel bewonderend naar haar kijkt. Jij bent mijn reparatiepatch, schiet er door haar heen als ze naar Annelies glimlacht en Jan-Pieter het woord weer heeft overgenomen. Het is zo ongeveer de meest poëtische gedachte die ze ooit heeft gehad. Ze schrikt er nog meer van dan van al het andere dat er de afgelopen vierentwintig uur is voorgevallen. 

Wordt vervolgd

dinsdag 5 maart 2024

De comeback: deel 7 - de finale

De reünie bij Jan-Pieter wordt opgeluisterd door een Europa League finale. Menno spreekt sinds lange tijd een oude vriend en een oud-klasgenote die mogelijk iets voor hem kan betekenen. Eva Rijckers is de ster van het bal. 



RGB Free, by midwest
Bij elke bal die Ajax inleverde ging er een kreunende zucht door de rij mannen voor het grote scherm boven Jan-Pieters veranda. Met samengebalde vuisten zaten mijn oud-klasgenoten naar de finale te staren. 
  Misschien was ik zelf ook zo’n fanatieke sportkijker gebleven, als ik niet op jonge leeftijd professionele wedstrijden was gaan spelen. Het is een beetje als met soldaten: als je zelf aan de oorlog meedoet heb je meer begrip voor de jongens aan de andere kant van de linie, dan voor de burgers die veilig achter een tv-toestel commentaar zitten te leveren. 
  Mijn blik gleed over de kalende achterhoofden. Alles was veranderd en niets was veranderd. Knokige puistenkoppen waren zelfvoldane veertigersgezichten geworden, blozende bakvissen waren getransformeerd tot struise moeders en pittige zakenvrouwtjes. 
  De rouwdouw van vroeger had ook nu weer het hoogste woord. Als hij commentaar op het spel leverde stemde zijn coterie snel in, als hij lachte lachte de hele kring met hem mee. 
  Op veilige afstand van het scherm vormde Eva net als vroeger het stralende centrum van de zwerm kwetterende vrouwen. Ze had me een paar keer een knikje van verstandhouding gegeven, maar we hadden nog geen woord met elkaar gewisseld. 
   
  Nu eens kantelde Michel zijn hoofd om ironisch naar het getetter achter ons te luisteren, dan weer nam hij het in zijn handen om met een eindeloos droevige blik naar de voetbalwedstrijd te staren. 
  ‘Dat wordt niks. Zelfs ik zie dat die Engelsen beter zijn.’
  ‘United slaat het middenveld over. Ajax bereikt de vleugels niet.’
  ‘Vroeger was Ajax volgens mij een stuk beter,’ zei Michel terwijl hij een blikje bier naar binnen goot.
  'Alles wordt minder, zoals Prediker al wist. Niets nieuws onder de zon wat dat betreft. Laten we wat geroosterd dier verzamelen. Dat is toch een van de hoogtepunten in de Westerse beschaving. Boven een paar gloeiende kooltjes een zielige kip halfgaar bakken.’ 
  Een vrouw van onze eigen leeftijd en een meisje van halverwege de twintig stonden bij de barbecue worstjes om te draaien. 
  ‘Waar halen we die patiënten dan vandaan?’ vroeg het meisje terwijl ze aanhankelijk naar de oudere vrouw opkeek. ‘Kan Jan-Pieter dat regelen?’
  De vrouw knikte terwijl ze aandachtig de worstjes op hun gaarheid inspecteerde.
  ‘Het moeten mensen zijn die niets meer te verliezen hebben. Echt eindstadium hartfalen.’
  ‘Nog steeds gebroken harten aan het repareren? We moeten maar weer eens bellen voor een update. Henriëtte doet onderzoek naar weefselreparatie na een hartinfarct,’ legde Michel me uit. ‘Ik heb er een stuk over geschreven voor een vakblad.’
  De vrouw kwam me vaag bekend voor, maar het lukte me niet om het gegroefde gezicht te matchen met een meisje van vroeger.
  ‘Mijn vader heeft eindstadium hartfalen. De artsen kunnen er niet veel meer aan doen.’ 
  ‘Dan zou hij een kandidaat kunnen vormen voor ons onderzoek.’ Het jonge meisje straalde. ‘Annelies Scheeren’ zei ze terwijl ze haar hand naar mij uitstak. ‘Ik ben de partner van Henriëtte.’
  ‘Henriëtte Steurman!’
  Zodra de naam me te binnen schoot, kwamen ook de beelden tevoorschijn. We hadden samen nog op de basisschool gezeten. Het slimste meisje van de klas, twee zwarte paardenstaartjes en een ernstig muizengezichtje. Bij gym hurkte ze berustend in een hoek neer, lijdzaam wachtend tot ze werd uitgegooid en ze aan de zijkant op een bankje mocht gaan zitten.
  ‘Hoe gaat het met je?’
  ‘Ik geef leiding het Regenerative Tissue Center,' zei Henriëtte. Het klonk wat defensief, alsof ze moest verantwoorden dat het echt goed met haar ging. 
  'Ik kan elke dag doen wat ik leuk vind, met mensen die dezelfde passie hebben. Hoe ouder ik word, hoe meer ik besef dat mijn middelbareschooltijd de eenzaamste tijd van mijn leven was.’
  Michel grijnsde terwijl hij probeerde om op een plastic bordje een stukje stokbrood te besmeren. 
  ‘Eenzaam zijn we allemaal. Eenzaam worden we geboren en eenzaam gaan we weer dood.’ 
  ‘Kunnen jullie iets voor mijn vader betekenen?’
  ‘Staat hij op de lijst voor een donorhart?’
  ‘Hij heeft ook vasculaire dementie.’
   Het jonge meisje staarde onafgebroken naar Eva en haar hofhouding, een meter of vijftien van ons vandaan. Henriëtte begon te ratelen over cardiomyocyten, scaffolds en vascularisatiemogelijkheden. Ik luisterde aandachtig. De artsen hadden mijn vader min of meer opgegeven, maar dit klonk veelbelovend. 
  ‘We zijn eerst vijf jaar bezig geweest om op gelijke hoogte met de Müller-groep te komen. Daarna konden we de volgende stap zetten: een elastische, hexagonale structuur voor de reparatiepatch, die de nieuwe hartcellen synchroon met het ontvangende hart moet laten kloppen.’
  ‘Dat was een briljant idee,’ zei Annelies zonder haar blik van Eva af te halen. ‘De vorm aanpassen om de functie te sturen.’
  ‘Wisselen!’ klonk er vanaf de veranda. ‘Schuif De Ligt naar het middenveld!’
   Ik keek naar het gezicht van Henriëtte terwijl de medische termen om ons heen dwarrelden. Ik herinnerde me nu dat ze gepest werd en op hetzelfde moment schaamde ik me dat ik daar nooit wat aan had gedaan. 
  Ze was te serieus geweest, ze barstte in huilen uit als ze bij de tafel van negen ergens haperde, terwijl ze altijd mooie stickertjes in haar schrift kreeg. Toen ze even stil viel herhaalde ik mijn vraag. 
  'Misschien,' zei ze peinzend. 'Jan-Pieter gaat over de patiëntenselectie. Ik zal het er met hem over hebben.'
  'Dank je. Dat is al heel wat.'
  Ze haalde haar schouders op.
  'Jij was de enige die me een beetje beschermde.'
  'Ik beschermde je?'
  'Met de gym. Als die rotjongens ballen op me gooiden. Dan gooide jij ze snel af.’
  ‘Onze ridder op het witte paard.’
  Michel had eindelijk een broodje besmeerd en stopte het in zijn mond.
  ‘Wat een held ben je toch. Redder van hulpeloze deernen in het gymlokaal.’
  Er klonken drie fluitjes van het eindsignaal. Een voor een stonden de mannen op van hun krakende houten tuinstoeltjes, een verslagen processie sjokte richting de barbecue. Als laatste kwam een brede kale man omhoog. Dat was de rouwdouwer, de jongen uit een boerenfamilie die op zijn veertiende al een natuurlijk gezag had. In plaats van de barbecue op te zoeken stapte hij recht op mij af en duwde een stapel tientjes tegen mijn borst. 
  ‘Gefeliciteerd Jonkman, hier heb je de pot. Je hebt nog steeds verstand van sport. Alleen jammer van die finale toen.’
  ‘Ze komt eraan, ze komt eraan.’
   De vriendin van Henriëtte pakte haar arm alsof er een gevaarlijk dier op ons af kwam sluipen. 
  ‘Wat zitten jullie hier gezellig,' zei Eva. Ze zette haar liefste glimlach op, een lachende poes met vlijmscherpe nageltjes. 
  ‘Ik was vroeger echt zo verliefd op jou.’
   Het meisje sloeg verschrikt een hand voor haar mond. 
  ‘Sorry,’ zei ze tussen haar vingers door. ‘Dit is echt te awkward.’
   ‘Annelies is een AIOS,’ verbrak Henriëtte na een paar seconden de pijnlijke stilte, alsof dat alles verklaarde.
  ‘Ik wilde zo maar eens gaan,’ zei Eva, terwijl ze mij aankeek. ‘Zal ik je bij station Den Bosch afzetten?’

Wordt vervolgd

vrijdag 1 maart 2024

De comeback: deel 6 - het klooster

Twintig jaar geleden zit Michel van Dijk zijn huiswerk te maken als Menno Jonkman langskomt. Menno heeft een nieuwtje dat alles zal veranderen. 
 


Michel krabbelt een songtekst in de kantlijn van zijn wiskundeschrift. Out here in the perimeter, there are no stars. Out here we are stoned, immaculate. 
   Als de laatste tonen van het orgel wegsterven komt de housebeat van zijn broer van de andere kant van de zolder door de muur heen. Een verdieping lager ratelen de vingers van zijn moeder over een toetsenbord. Tussen de kakofonie door klinken de krakende treden van de zoldertrap, een roffel op zijn kamerdeur. Menno stapt naar binnen zoals hij altijd naar binnen stapt, alsof hij een ervaren rechercheur is. Zijn ogen glijden door de zolderkamer, hij knikt Michel toe en wandelt naar de cd-speler, duwt de muziek uit, gaat in dezelfde beweging op de rand van Michels bed zitten. Hij slaat een been over het andere, rekt wat op, knakt iets in zijn nek. 
 ‘Je kleine broertje en zijn vriendjes namen me net weer onder vuur.’
 ‘Zitten ze op straat?’
 ‘Ze beschieten voorbijgangers met blaaspijpen. Die gastjes zijn out of control.’ 
 ‘Ik pak mijn broertje zo wel even aan.'
 ‘Ik heb met Eva Rijckers in de kiosk gepraat.’
  Michels mond valt open, iets wat hem niet vaak overkomt. Twee opengesperde ogen in een hoofd dat verder vooral uit haar bestaat. 
  ‘Wat de fuck? Hier moeten we over praten, maar niet in dit gekkenhuis.’
  Hij komt uit zijn leren stoel, stopt een pakje shag in de borstzak van zijn houthakkersblouse. Op de overloop van de zolder de geur van deodorant, brylcream en clearasil. Een verdieping lager steekt zijn moeder haar linkerhand op, met haar rechterhand blijft ze stug doortypen. In de woonkamer zit zijn zusje met een vriendinnetje Kinderen voor Kinderen op volume twintig mee te blèren. Een kind onder de evenaar, is meestal maar een bedelaar. 
   ‘Ik ben weg,’ schreeuwt hij naar boven terwijl hij de voordeur opendoet. Vrijwel meteen klappen er een paar rode besjes op zijn gezicht kapot.
  ‘Godverdomme. Nu is het klaar!’
  Schreeuwend stuiven jongetjes alle kanten op, alleen zijn jongste broertje vertrekt geen spier. Die zit op de stoeprand stroken te scheuren uit oude kranten die hij daarna opvouwt tot pijltjes. Hij stopte een nieuw pijltje in zijn blaaspijp en richt op Michel.
  ‘Waag het eens.’
  Even is het helemaal stil in de Tiresiaslaan, als bij een duel in een cowboyfilm. 
  ‘Zonde van het pijltje. Komt het precies in zo’n gore puist van jou.’
  Zijn broertje is watervlug, Michel schopt lucht.
  ‘Alto!’ roept het jongetje van een veilige afstand. ‘Ga eens naar de kapper,’ roept een ander.
  ‘Mijn moeder schrijft haar nieuwste boekje over kinderen die elkaar bestoken met blaaspijpen,’ schampert Michel terwijl ze over het doventerrein slenteren. ‘Ze jat gewoon wat er recht voor haar neus gebeurt.’
  Eigenlijk mogen ze hier niet komen, maar anders moeten ze helemaal om het doveninstituut heenlopen. Of linksom langs het Minerva en dat is wel het laatste waar ze na schooltijd op zitten te wachten. Achter bungalowramen zitten kinderen met hun handen tegen elkaar te praten. Wat een treurigheid als je nooit van je leven muziek kunt luisteren. Ze steken de parkeerplaats over, glippen door een hek en lopen de brede oprijlaan van het oude klooster op. Aan het begin van de eeuw gaven nonnen hier taalles aan rijkeluisdochters. Daarna werd het een opvangtehuis voor dove kinderen, tot in de jaren zeventig het moderne instituut ernaast werd gebouwd. Sindsdien staat het leeg, een vervallen monument voor een vervallen geloof. 
  Naast het hoofdgebouw staat een kleiner, zeshoekig gebouwtje met een spits torentje erbovenop. Geroutineerd trekken ze een plank opzij, schuiven door een smalle doorgang naar binnen. In de zeshoekige ruimte een gerafelde bank, een tafeltje met stoelen, op de grond wat platgestampte bierblikjes.
  ‘Zat je in je eentje in de kiosk?’
  Michel is op een van de houten stoelen gaan zitten, draait met zorg een shagje.
  ‘Tussenuur. We moesten wachten op het laatste uur Frans. Ik dacht dat ze naar het fietsenhok onderweg was. Ineens draaide ze mijn kant op. Ze kwam recht op me af.’
  ‘En?’
  ‘En ze begint tegen me te babbelen. Over mijn tennis. Of ik veel reis. Naar buitenlandse toernooien enzo.’
  Michel staart zijn vriend aan. Ze hebben het eigenlijk nooit over het tennissen van Menno. Dat geren over zo’n tennisbaan zegt hem helemaal niets. En nu begint Eva Rijckers erover. Hij verzinkt in gepeins.
  ‘Ik had het idee dat ze al wist dat ik over een paar weken naar Parijs ga. Daar is ze zelf vorige maand geweest. Voor een fotoshoot. En ze vroeg wat ik dit weekend ging doen. Of ik weleens de stad inging.’
  Michel steekt zijn shagje aan, inhaleert diep. 
  ‘Moet je niet trainen?’
  ‘Eigenlijk wel. Ik weet het niet. Ik ben er een beetje klaar mee ofzo. Ik bedoel: Eva Rijckers. Moet ik nu gewoon naar de Maaspoort gaan voor bondstraining? Eva Rijckers man. Dat verandert alles.’

Wordt vervolgd

dinsdag 27 februari 2024

De comeback: deel 5 - de eerste les

Maaike Roes blijkt aardig te kunnen tennissen. Onno Roes wil meteen zaken doen. Een berichtje van een oude vriend zet Menno aan het denken. 



Pexels
Als iemand die van een grote last bevrijd was rende ze achter mijn ballen aan. Na een minuut of tien was ze helemaal los, ze knalde een backhand langs de lijn die ik met een uiterste reddingspoging nog de lucht in kreeg. Ze stond trappelend te wachten tot de bal weer daalde, met snelle voetjes ramde ze de smash genadeloos in de hoek. 
  Als ik eerlijk was, had ik me in jaren niet zo levendig gevoeld. Toen we een pauze namen viel ze meteen weer terug in meisjesachtige schutterigheid. Ze friemelde wat aan de plooiband van haar rokje, veegde een lok achter een oor. 
  ‘Ik speelde ruk. Je liet me wat rally’s winnen, dat merkte ik wel hoor. Die hoge ballen op mijn backhand…’ 
  ‘Je speelde prima.’
   Ik liet mijn ogen over haar lichaam glijden. Haar benen waren te dun, haar buik moest strakker. 
  ‘Jij wilt dus de WTA bestormen.’
  Een blos schoot uit haar nek naar haar kruin. Haar ogen draaiden bijna uit hun kassen, haar handen wrongen zich in elkaar alsof ze een washandje stond uit te knijpen.
  ‘Oom Onno is een beetje apart,’ fluisterde ze. ‘Zeker sinds die verschrikkelijke toestand in de Arena. Ik vind het zo erg voor hem. Eigenlijk verbaasde het me niet eens. Hij is soms net zo’n keffend hondje dat niet beseft dat de herder hem in een hap kan doorslikken.’ 
 ‘Maar je wilt wel echt de tour op? Of doe je dit alleen maar om je oom een plezier te doen?’
  ‘Ik wil Wimbledon winnen.' Ze staarde naar de grond alsof ze aan me had opgebiecht dat ze ongewenst zwanger was. 
  ‘Dat is een mooie ambitie.’
  ‘Denkt u dat het mogelijk is?’
  ‘Waarom wil je Wimbledon winnen? Wat er is zo leuk aan tennis? Dat achterlijke balletje dat steeds weer terugkomt. Ik heb in een grand slam-finale gestaan. Kijk waar ik nu ben,’ ik wees om me heen naar de lege gravelbanen die in de zon lagen te bakken.
  ‘Ik wou dat ik net als jij gestudeerd had en aan een normale carrière was begonnen. Dan had ik nu een serieuze baan, in plaats van les te geven aan motorisch uitgedaagde zeehonden.’
  Ze schoot in de lach, even ontspande de trekken van haar magere gezicht. 
  ‘Ik hou van dat achterlijke balletje. Het houdt je nooit voor de gek.’
  Voor het eerst keek ze me recht aan, terwijl haar ogen zachter werden en haar gezicht een dromerige uitdrukking kreeg.
  ‘Ik hou van de lijnen. Die zijn overal hetzelfde, op elke baan. Als ik mijn voeten op de juiste plek neerzet en de bal op de juiste manier opgooi, kan ik met mijn ogen dicht serveren. Ik hou ervan om een bal precies goed te raken. Nou ja,’ haar ogen verhardden zich en meteen begon haar blik weer over de grond te zwerven, ‘dat dus. Ik hou ervan om te winnen.’ 
  ‘En als je over een jaar nog op Futures loopt te ploeteren?’
  ‘Dat gaat niet gebeuren. Ik ga Wimbledon halen.’
   Uit de richting van het clubhuis klonk het driftige getik van een kruk op de tegels tussen de banen.  
  ‘Alles goed?’ 
  ‘Ze kan leuk tennissen.’
  ‘Zestigduizend,’ hij duwde een vinger tegen mijn borst en staarde naar mijn adamsappel. ‘Zestigduizend voor het eerste jaar. En een deel van het prijzengeld. Toevallig weet ik dat je probleem met onze vriend in Ondiep dan meteen is opgelost. Geen jochies met petjes meer aan de deur die je tv mee willen nemen.’
  ‘En dat andere?’
  ‘Dat andere…’
  Roes sloeg een paar keer met zijn kruk tegen het bankje naast de baan. 
  ‘Dat andere hebben we het ook nog wel eens over. Als we onder elkaar zijn.’
  Hij knipoogde naar zijn nichtje. Die keek haar oom bezorgd aan, schopte op haar beurt met de onderkant van haar tennisschoen tegen het bankje.
  ‘Jullie moeten dit wel met papa bespreken.’
  ‘Komt goed, komt goed. Je bent nu een volwassen vrouw. Maar ik ga nog wel even om de tafel met mijn weledelgeleerde broer. Jij wordt de eerste Nederlandse vrouw die Wimbledon gaat winnen. Daar zet ik al mijn kennis en mijn contacten voor in. De eerste stap is een topcoach. Een topcoach die weet hoe het op het laatste moment fout kan gaan. Zodat het bij jou op het laatste moment goed zal gaan.’ 
  Maaike staarde naar de grond, wrong haar handen weer in elkaar.
  ‘U had die finale moeten winnen,’ fluisterde ze zonder me aan te kijken. ‘U was de betere tennisser.’
  ‘Dat is dan de eerste les,’ zei ik terwijl ik weer naar mijn fietssleuteltje begon te zoeken. ‘De betere tennisser wint niet altijd de wedstrijd.’
  
  Ik gooide mijn tennistas in de hoek en pakte een biertje uit de koelkast. Op de keukentafel blikkerde het lichtje van mijn mobiel. Een appje van mijn moeder, of ik de appelboom binnenkort kwam snoeien. En een berichtje van Michel van Dijk. Ik staarde naar de naam die ik zeker tien jaar niet meer gehoord had. 
  'Kom je ook naar de reünie bij Jan-Pieter? Zou leuk zijn elkaar weer eens te zien.'
  In mijn hoofd leefde Michel nog als een slungelige puber met pijpenkrullen. Het fotootje naast zijn naam liet zien dat er van die krullen weinig meer over was. Ik dacht aan het grote huis aan de Tiresiaslaan waar het altijd een gezellige teringbende was. Het leek erop dat het verleden zich steeds meer op begon te dringen. Misschien was het moment aangebroken om er voorgoed mee af te rekenen, zodat ik eindelijk aan de toekomst kon beginnen. 
  
Wordt vervolgd